ECLI:NL:RBMNE:2018:6061

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
16/659535-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweldpleging in vereniging tegen een persoon op de Slotlaan te Zeist

Op 16 mei 2017 heeft de verdachte, samen met drie anderen, openlijk geweld gepleegd tegen een persoon op de Slotlaan te Zeist. De rechtbank heeft op 11 december 2018 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. De zaak kwam aan het licht na een incident waarbij de verdachte en zijn mededaders de slachtoffer achterna zaten, hem duwden en hem vervolgens op de grond hebben geslagen en geschopt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffer en getuigen als bewijs gebruikt, evenals camerabeelden van het incident. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffer als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele tegenstrijdigheden. De rechtbank heeft ook het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, omdat de omstandigheden niet wezenlijk duidden op een noodweersituatie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffer en de getuigen, en de justitiële voorgeschiedenis van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met inachtneming van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659535-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [1995] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats]
thans uit andere hoofde gedetineerd in PI Nieuwegein, HvB locatie Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2018 en de inhoudelijke behandeling op 27 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 16 mei 2017 op de Slotlaan te Zeist openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door hem achterna te rennen en/of in te sluiten, te duwen en/of tegen het gezicht/hoofd/lichaam te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
De verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zijn niet bruikbaar voor het bewijs. De verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd zijn verschillend en niet geloofwaardig. [slachtoffer] heeft ook niet verklaard wie welke geweldshandelingen heeft verricht. Het enige dat overblijft zijn de camerabeelden. Op basis van de (beschrijving van de) camerabeelden kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, omdat verdachte en zijn broertje [A] erg veel op elkaar lijken. Ook de politie kan dit onderscheid niet maken. Zodoende kan niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de geweldshandelingen heeft gepleegd. Verdachte heeft bekend alleen een duw te hebben gegeven, dat is onvoldoende om van een essentiële en substantiële bijdrage aan de openlijk geweldpleging te kunnen spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft op 16, 17 en 29 mei 2017 verklaringen afgelegd bij de politie. Hij heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 16 mei 2017 [2] onder meer over de Slotlaan, tot in café [café] is achtervolgd door [verdachte] , [A] , [medeverdachte] en [B] . [3] Hij is café [café] vervolgens uitgerend [4] en door de hiervoor genoemde mannen geschopt en geslagen. [5] [verdachte] , [A] , [medeverdachte] en [B] stonden in een groep om hem heen. [slachtoffer] kon niet zeggen wie hem waar geraakt heeft en wie geschopt en geslagen heeft. [6] Hij kon zich wel herinneren dat ze hem kwamen aanvallen en dat ze allemaal wat deden. [7] [slachtoffer] heeft verder nog verklaard dat hij [verdachte] , [medeverdachte] , [A] en [B] kent van de straat. Hij is ook wel eens bij de broers thuis geweest. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij een witte Volkswagen Golf heeft en dat hij de auto bestuurde [9] , dat hij zijn auto voor [café] heeft gestopt en dat hij toen is uitgestapt. Hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer] vervolgens is achterna gerend en dat hij hem op de grond heeft gebracht door hem een duw te geven. [10]
Op woensdag 17 mei 2017 heeft verbalisant [verbalisant 1] de (camera)beelden van het incident op 16 mei 2017 uitgekeken en het volgende bevonden:
“De tweede persoon die om het terras heen rent herken ik als zijnde:
-- [verdachte] ( [verdachte] ) (…) –
Nader te noemen [verdachte] .
(…)
Ik herken [verdachte] omdat ik als wijkagent zeer veel contact met hem heb gehad. (…) [verdachte] is gelabeld als Top-X binnen de persoonsgebonden aanpak en derhalve bij mij zeer bekend.
Ik zag dat [verdachte] , [medeverdachte] en [B] zich schuldig maken aan geweldpleging jegens [slachtoffer] . (…) [11] ”.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden van restaurant/café [café] uitgekeken en het volgende bevonden:
“21.10.37 kwam een tweede jongeman in beeld. Vanaf nu verdachte 2 genoemd. Op eens begint de tweede jonge man, te wijzen met zijn rechterarm richting het restaurant en ging hij hardlopen. De eerste jongeman volgt hem en ging ook hardlopen. [12]
(…)
21.11.05
uur. [slachtoffer] rende naar buiten. (…) [slachtoffer] werd gevolgd door een slank persoon met grote opdruk op zijn T-shirt. Dit zou verdachte 2 zijn. Verdachte 2 ging rennend achter [slachtoffer] aan naar buiten (…). [13]
(…)
21.11.21
uur zag ik dat verdachte 2 [slachtoffer] tegen de grond duwde (…). Ik zag dat verdachte 2 zijn rechterhand ophief en dat hij een vuist maakte en die liet neerkomen met een slaande beweging op de plek waar [slachtoffer] op de grond lag. Inmiddels stonden alle drie de mannen bij [slachtoffer] . Verdachte 1, 2 en [B] . (…)
21.11.25
uur zag ik dat er achter het veranda gedeelte door [B] een zeer harde schoppende beweging naar beneden werd gemaakt.
21.11.27
uur zag ik dat verdachte 2 een schoppende beweging maakte naar links richting de plek waar [slachtoffer] was. Hij deed dit met een gestrekt rechterbeen.
(…)
21.11.35
uur verdachte 2 draaide om en ging terug. [B] gaf nogmaals een schop richting [slachtoffer] . (…)” [14]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 12 juni 2017: [15]
“21.11.21 [slachtoffer] wordt door [verdachte] tegen de grond geduwd. (…) [verdachte] hief zijn rechterhand op maakte daarmee een vuist en maakte een slaande beweging in de richting van [slachtoffer] die op de grond lag. (…)
21.11.27
[verdachte] maakt 2 schoppende bewegingen in de richting van waar [slachtoffer] lag.
Op 17 mei 2017 heeft getuige [getuige 1] tegenover de politie verklaard dat een jongen met champignonkapsel (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) forse klappen kreeg van een jongen met wit t-shirt die de hoofdbestuurder van de auto is. [16] Deze jongen heeft [slachtoffer] , toen hij probeerde op te staan, vol op zijn hoofd geslagen. Hij kwam van bovenaf met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer] en ging om zijn nek heen. [17] De rest van de groep is allemaal op [slachtoffer] gaan inslaan. [18]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs moet worden gebruikt.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende. De verklaringen van [slachtoffer] verschillen voornamelijk daar waar het gaat over het wapen. Dat er tegenstrijdigheden zitten in zijn verklaringen ten aanzien van het wapen valt goed te verklaren doordat dit belastende informatie jegens hem oplevert. De verklaring van [slachtoffer] is echter juist wel consistent wat betreft de identiteit van de vier mannen die hem hebben achtervolgd, geslagen en geschopt. Daarbij komt dat de vier personen die bij het uitkijken van de camerabeelden bij de politie in beeld komen, exact overeenkomen met de personen die door [slachtoffer] zijn genoemd.
Dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt en niet zijn broertje vindt in de eerste plaats bevestiging doordat de politie dit eigenhandig relateert. Dat de politie in een eerder verbaal opschrijft dat [A] en [verdachte] moeilijk uit elkaar te halen zijn, maakt niet dat getwijfeld moet worden aan het uiteindelijke relaas van de politie op pagina 63 en 64 dat [verdachte] degene is geweest die heeft geslagen en getrapt. Dat [verdachte] degene is die geslagen en geschopt heeft wordt voorts bevestigd doordat verdachte zelf heeft verklaard dat hij [slachtoffer] een duw heeft gegeven waardoor laatstgenoemde ten val is gekomen. Uit de beschrijvingen van de camerabeelden blijkt dat degene die [slachtoffer] een duw heeft gegeven, zijnde de enige die een duw heeft gegeven, ook slaat en even later schopt. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij die avond de witte Volkswagen Golf bestuurde en getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de bestuurder van de auto [slachtoffer] fors heeft geslagen.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat hij niet betrokken is geweest bij de geweldpleging tegen [slachtoffer] , dan ook ongeloofwaardig. Evenmin volgt de rechtbank het standpunt van de verdediging dat geen sprake is van openlijk geweldpleging doordat verdachte alleen een duw heeft gegeven en daarmee geen significante of wezenlijk bijdrage aan het openlijk geweld heeft geleverd. Zoals hiervoor besproken acht de rechtbank niet alleen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] een duw heeft gegeven maar vervolgens ook heeft geschopt en gestompt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de wijze waarop hij heeft gehandeld, wel degelijk een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging.
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 16 mei 2017 te Zeist, openlijk, te weten, aan de openbare weg, de Slotlaan, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten [café] te Zeist,
in vereniging gewe1d heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
welk geweld bestond uit:
- het achterna rennen van die [slachtoffer] en
- het duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] waardoor die [slachtoffer] ten val is

gekomen en

- het terwijl die [slachtoffer] op de grond lag meermalen schoppen en trappen tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- het terwijl die [slachtoffer] op de grond lag eenmaal stompen tegen het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer] ;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Een noodweersituatie is niet aan de orde. Verdachte is degene die [slachtoffer] heeft opgezocht. Bovendien wordt het geweld ook nog uitgeoefend nadat het wapen van [slachtoffer] was afgepakt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een strafbaar feit. Verdachte heeft [slachtoffer] proberen aan te houden om te voorkomen dat [slachtoffer] het vuurwapen zou gebruiken. Verdachte was op grond van de artikelen 53 en 128 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ook bevoegd om [slachtoffer] op heterdaad aan te houden in verband met verboden wapenbezit. Verdachte mocht op grond van deze artikelen [slachtoffer] achtervolgen en vastgrijpen. Dit waren dus rechtmatige gedragingen van verdachte. Vervolgens heeft [slachtoffer] een wapen op verdachte gericht en de trekker overgehaald. Verdachte mocht zich op dat moment verdedigen en is hier niet in doorgeschoten. Het kan verdachte niet worden tegengeworpen dat hij de confrontatie heeft opgezocht, hij was immers bezig met het verrichten van een aanhouding.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen succesvol beroep op noodweer toekomt. De rechtbank licht dat als volgt toe.
Blijkens de wettelijke omschrijving van noodweer gaat het bij deze strafuitsluitingsgrond om de "verdediging" van bepaalde rechtsgoederen tegen een (wederrechtelijke) aanranding. Dit betekent dat een beroep op noodweer niet kan worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich hierop beroept, noch op grond van diens bedoeling noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging kan worden aangemerkt als verdedigend, maar - naar de kern bezien - als aanvallend, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht. In zo’n geval kan ook een beroep op noodweer(exces) niet slagen. (HR 8 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4788)
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op de vlucht was voor onder meer verdachte. Hij stelt dat hij verdachte tegenkwam bij het tankstation op de Utrechtseweg en vanaf toen (circa 20:45 uur) door onder meer verdachte is achtervolgd. Hij stelt dat hij op een gegeven moment een sportschool is ingevlucht om zich voor zijn achtervolgers te verschuilen. Vervolgens is hij vlakbij zijn huis zijn achtervolgers weer tegengekomen, waarna hij café [café] is ingevlucht. Nadat de mannen hem bij [café] hadden ontdekt, is hij naar buiten gerend. Uit angst voor zijn achtervolgers heeft hij toen het wapen gepakt.
De bewijsmiddelen bieden steun aan de verklaring van [slachtoffer] dat hij op de vlucht was voor onder meer verdachte. Allereerst blijkt uit de bewijsmiddelen dat [slachtoffer] zich inderdaad rond de door hem aangegeven tijd heeft ingeschreven bij de door hem genoemde sportschool. Daarnaast bevestigen de camerabeelden van café [café] en de verklaringen van verschillende getuigen dat [slachtoffer] door vier mannen werd achtervolgd. Getuige [getuige 2] hoort [slachtoffer] gillend binnen komen terwijl hij hard roept: “Bel 112”. Getuige [getuige 3] verklaart dat [slachtoffer] naar de achterzijde van het restaurant rent en dat tegelijkertijd een of meerdere personen uit een witte Volkswagen kwamen stormen. Getuige [getuige 1] had het idee dat [slachtoffer] in zijn eentje was tegen de rest. De rest van de groep is er echt allemaal op in gaan slaan. Ik had niet het idee dat ze echt bang waren, zo verklaart hij. Getuige [getuige 4] verklaart dat [slachtoffer] werd achtervolgd door 4 a 5 jongens. Uit de beschrijving van de camerabeelden – welke camerabeelden de rechtbank ook zelf heeft gezien – volgt dat de mannen [slachtoffer] achterna rennen, dat [slachtoffer] wordt geduwd, over een tafel valt, wordt geslagen, wegrent, de mannen hem achterna rennen en dat de mannen hem vervolgens schoppen en trappen terwijl hij op de grond ligt. Deze gang van zaken getuigt niet van de bedoeling van verdachte om zich te verdedigen. Naar uiterlijke verschijningsvormen lijkt deze gang van zaken evenmin gericht op verdediging, maar ziet veeleer op het inzetten van een aanval.
Het beroep van de verdediging op noodweer wordt dan ook verworpen.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte te ver is gegaan in zijn verdediging, er sprake is geweest van noodweerexces. Wanneer iemand je meermaals probeert neer te schieten dan is het logisch dat je furieus bent. Het is dan ook goed voor te stellen dat je als gevolg van zo’n heftige omstandigheid doorschiet in je verdediging.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweerexces toekomt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor besproken, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie waarbij voor verdachte de noodzaak bestond om zich te verdedigen. Het beroep van de verdachte op noodweerexces kan vanwege het ontbreken van een noodweersituatie evenmin slagen.
Er is ook verder geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in het geval van een bewezenverklaring, verzocht verdachte een korte voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een taakstraf op te leggen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is mede gelet op het tijdsverloop niet op zijn plaats.
Daarnaast wordt verzocht om het – reeds geschorste – bevel bewaring bij uitspraak op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 16 mei 2017 samen met drie anderen openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer] . Verdachte heeft samen met zijn mededaders [slachtoffer] achtervolgd, op het terras van café [café] tegen de grond gewerkt, [slachtoffer] tegen het hoofd gestompt en met gestrekt been tegen het lichaam geschopt. Ook door (een van) de anderen is [slachtoffer] , terwijl hij daar op de grond lag, meerdere malen geschopt.
Verdachte heeft daarmee allereerst inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit en de gezondheid van [slachtoffer] . [slachtoffer] lag op de grond en kon zich niet verdedigen tegen het stompen, trappen en schoppen tegen zijn hoofd en lichaam. [slachtoffer] heeft als gevolg hiervan letsel opgelopen aan zijn hoofd en zijn benen.
Extra kwalijk is dat het geweld voor iedereen zichtbaar, open en bloot heeft plaatsgehad. De geweldpleging vond plaats op een terras vol bezoekers van café [café] . Dit soort feiten is in het algemeen zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Uit de camerabeelden blijkt dat verschillende bezoekers verschrikt opspringen en in paniek wegrennen. De getuigenverklaringen geven blijk van de impact die het voorval heeft gehad op de terrasbezoekers. Verschillende getuigen hebben verklaard dat zij er slecht van hebben geslapen.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij op deze druk bezochte plaats de confrontatie met [slachtoffer] heeft opgezocht en zich gewelddadig heeft gedragen. Niettemin onderkent de rechtbank dat de impact van het gebeuren ook het gevolg is van het trekken van een wapen door [slachtoffer] .
Verder heeft de rechtbank bij het nemen van een beslissing over de straf rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 8 mei 2018. Daarin is te lezen dat verdachte niet wil meewerken aan psychologisch onderzoek. Gezien de justitiële voorgeschiedenis van verdachte (verdachte staat in de Top X lijst van het veiligheidshuis Amersfoort) wordt het recidiverisico van verdachte hoog geschat Omdat verdachte niet wil meewerken aan psychologisch onderzoek, kan ook geen plan worden opgesteld met interventies om de kans op recidive te beperken, ondanks dat hulpverlening en begeleiding wenselijk zijn. De reclassering adviseert om die reden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu eerder opgelegde taakstraffen recidive niet hebben doen voorkomen.
Bij de bepaling van de zwaarte van de straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, neergelegd in de door de Landelijke Commissie voor Straftoemeting opgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunten). De LOVS-oriëntatiepunten gaan ten aanzien van het openlijk geweldpleging als in onderhavige zaak uit van een taakstraf voor de duur van 120 uren.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 16 oktober 2018 van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en hiervoor ook taakstraffen heeft uitgevoerd. Dit neemt de rechtbank ten nadele van verdachte mee. Gelet op de veelvuldige recidive van de verdachte en de toepasselijkheid van artikel 22b Wetboek van Strafrecht en de hiervoor besproken verzwarende omstandigheden, acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk.
De rechtbank zal rekening houden met het feit dat uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte op 19 juni 2017 door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland tot een gevangenisstraf van 1 week is veroordeeld en op 25 mei 2018 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Bij die veroordelingen had het onderhavige bewezenverklaarde feit, gepleegd op 16 mei 2017, kunnen worden betrokken. Dat betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank is van oordeel dat als het onderhavige bewezenverklaarde feit bij de eerdere veroordelingen was betrokken, dit zou hebben geresulteerd in een aanvullende straf als hieronder opgenomen. De rechtbank komt om die reden tot een lagere straf dan zij zou hebben opgelegd als verdachte niet was veroordeeld na de pleegdatum van dit feit.
Alles afwegende, acht de rechtbank gelet op de aard en ernst van het feit, een gevangenisstraf van 1 maand onvoorwaardelijk, passend en geboden. Gelet op deze straf zal de rechtbank de schorsing van het bevel bewaring opheffen.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert teruggave van de iPhone 7 aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de iPhone 7 aan verdachte moet worden teruggegeven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten zijn Iphone type 7, met beslagcode 1964857.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 (één) maand;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 Iphone type 7, voorzien van beslagcode 1964857;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot bewaring van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. R.L.M. van Opstal en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.D.M. Osinga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
openlijk, te weten, op of aan de openbare weg, De Slotlaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten [café] te Zeist,
in vereniging gewe1d heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer]
welk geweld bestond uit:
- het achterna rennen/lopen en/of insluiten van die [slachtoffer] en/of
- het duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] (waardoor die [slachtoffer] ten val is
gekomen) en/of
- het (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, stompen en/of slaan in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] ;
art. 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 17 mei 2017, 30 mei 2017 en 17 juli 2017, met onderzoeksnaam 033Euro/MD3R017047, doorgenummerd 001 tot en met 352, genummerd PL0900-2017146088B, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Oost-Utrecht. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 17 mei 2018, pagina 92.
3.een proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding van 16 mei 2018, pagina 81.
4.een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 29 mei 2018, pagina 185.
5.een proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding van 16 mei 2018, pagina 81.
6.een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 29 mei 2018, pagina 185.
7.een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 29 mei 2018, pagina 184.
8.een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 29 mei 2018, pagina 184.
9.een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 26 mei 2017, pag. 178.
10.een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 17 mei 2018, pagina 108.
11.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 64.
12.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 152.
13.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 155.
14.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 153.
15.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, pagina 214.
16.een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 124.
17.een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 125.
18.een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 125.