10.4.In de vergunningen is verder als voorschrift opgenomen dat de garnalenvisserij moet worden uitgevoerd met inachtneming van eventueel na de vergunningverlening nog te nemen toegangsbeperkingsbesluiten. Daarover is in de vergunning vermeld:
“
In dit verband merk ik wel op dat het vanuit de te bereiken instandhoudingsdoelstelling voor de zwarte zee-eend het desalniettemin, vanuit het voorzorgsbeginsel en het nog niet bereikte doel qua draagkracht, noodzakelijk kan zijn om middels een daarop gerichte toegangsbeperking binnen de betrokken Natura 2000-gebieden, extra rust en bereikbaarheid van voedsel voor deze soort te realiseren.”
11. De rechtbank overweegt allereerst dat de passende beoordeling die aan de verleende vergunningen ten grondslag ligt, verwijst naar het in 2008 ingestelde toegangsbeperkingsbesluit en de noodzaak daartoe als gevolg van de vergunningverlening voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte. In de passende beoordeling staat ook dat gedurende de looptijd van het voor het gebied nog vast te stellen beheerplan een nieuwe begrenzing van de rustgebieden zal worden vastgesteld.Hoewel de vergunningen voor de garnalenvisserij pas zijn verleend (kort) nadat het toegangsbeperkingsbesluit uit 2008 is gewijzigd met het primaire besluit, constateert de rechtbank op basis hiervan dat bij de vergunningverlening en in de daaraan ten grondslag gelegde stukken nog is uitgegaan van de oude situatie met het toegangsbeperkingsbesluit uit 2008.
12. Hoewel de natuurvergunningen zien op de garnalenvisserij, zijn vanwege mogelijke negatieve effecten door de overlap van verschillende vormen van visserij bij de beoordeling ook de spisula- en ensisvisserij betrokken. Op de zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat dit de enige potentieel verstorende activiteiten zijn in de deelgebieden waar deze zaak op ziet, de Bollen van de Ooster en de Bollen van het Nieuwe Zand. De twee vergunningen beslaan samen de gehele garnalenvisserij in – onder meer – de Voordelta. Partijen hebben toegelicht dat elders in het Natura 2000-gebied Voordelta ook sprake is van recreatie die verstorend is, maar dat dit niet speelt in deze deelgebieden die wat verder uit de kust liggen. De beoordeling van de vraag of het nodig is om de toegang tot deze gebieden beperken spitst zich daarom toe op de gevolgen van de garnalen-, spisula- en ensisvisserij.
13. Uit de verleende natuurvergunningen blijkt dat de passende beoordeling de zekerheid geeft dat de garnalenvisserij in de omvang zoals die is aangevraagd, de instandhoudingsdoelstellingen in het Natura 2000-gebied Voordelta niet zal aantasten. Deze zekerheid was er op het moment van de vergunningverlening – eind 2016, begin 2017 – en de vergunningen zijn in rechte onaantastbaar. Verder blijkt uit de beoordeling dat toen ook op voorhand kon worden uitgesloten dat spisula- en ensisvisserij de instandhoudingsdoelstelling wezenlijk zouden aantasten. De rechtbank komt op basis hiervan tot het oordeel dat de noodzaak voor het beperken van de toegang in de deelgebieden Bollen van de Ooster en Bollen van het Nieuwe Zand ontbrak toen verweerder het bestreden besluit nam. De hiervoor uiteengezette toetsingsmaatstaf houdt weliswaar in dat bij een onzekere – maar niet uitgesloten – negatieve invloed de toegang tot Natura 2000-gebieden kan worden beperkt, maar naar het oordeel van de rechtbank betekent dit ook dat als zeker is dat dergelijke invloed is uitgesloten, er geen noodzaak meer kan zijn voor toegangsbeperkingen enkel vanwege die specifieke activiteiten. De noodzaak voor het beperken van de toegang moet dan volgen uit andere activiteiten. In dit geval is daarvan echter niet gebleken.
14. Dat in de natuurvergunningen is vermeld dat het nodig kan zijn om in de toekomst een toegangsbeperkingsbesluit te nemen en dat als voorwaarde is gesteld dat de garnalenvisserij zich daar dan aan moet houden maakt het voorgaande niet anders. In het licht van het toetsingskader voor natuurvergunningen zoals dat is opgenomen in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb (en daarvoor in artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998), moest verweerder op het moment van de vergunningverlening beoordelen of – kort gezegd – significante effecten op het Natura 2000-gebied konden worden uitgesloten. Die toets heeft ertoe geleid dat de vergunningen verleend konden worden in de situatie waarbij nog geen sprake was van verdergaande toegangsbeperkingsbesluiten. De genoemde overwegingen en voorwaarden in de natuurvergunningen hebben naar het oordeel van de rechtbank daarom niet het karakter van een beperking in de verlening van die vergunningen. Dat men zich aan een toegangsbeperkingsbesluit moet houden volgt bovendien rechtstreeks uit een dergelijk besluit, als dat in rechte stand houdt. Het in de natuurvergunningen vermelden van eventuele toekomstige extra beperkingen in de toegang kan in deze procedure dan ook niet een noodzaak voor het nemen van een toegangsbeperkingsbesluit onderbouwen.
15. Het oordeel van de rechtbank is, beknopt samengevat, dat de verleende natuurvergunningen en het ontbreken van andere verstorende activiteiten er in dit geval toe leiden dat het niet nodig is om de toegang tot de deelgebieden Bollen van de Ooster en Bollen van het Nieuwe Zand van het Natura 2000-gebied Voordelta verder te beperken. Verweerder heeft dat niet onderkend. De beroepsgrond slaagt.
16. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, omdat het in strijd is met artikel 2.5, eerste lid, van de Wnb. Verweerder heeft op de zitting verzocht de gelegenheid te krijgen om een eventueel gebrek in de besluitvorming te herstellen. De rechtbank heeft echter besloten hier geen gelegenheid voor te geven. Met de natuurvergunningen staat immers in rechte vast dat de garnalenvisserij op het moment van vergunningverlening geen effect had op de instandhoudingsdoelstelling van de zwarte zee-eend. Gegeven de datum van het in deze procedure bestreden toegangsbeperkingsbesluit kan verweerder in het licht van deze vergunningen niet nader onderbouwen dat een dergelijk effect toen toch niet uitgesloten kon worden. Pas op grond van wetenschappelijke informatie over de zwarte zee-eend die betrekking heeft op de periode van ná de verleende natuurvergunningen kan het beperken van de toegang in de toekomst nodig zijn, maar dat gaat het bereik van deze procedure te buiten. Gelet hierop heeft verweerder ook geen ruimte meer ten aanzien van het nemen van een nieuwe beslissing op de bezwaren van eisers. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen. Dat betekent dat het toegangsbeperkingsbesluit uit 2008 herleeft voor de deelgebieden Bollen van de Ooster en Bollen van het Nieuwe Zand.
17. Door deze afdoening komt de rechtbank niet meer toe aan de behandeling van de overige beroepsgronden die eisers hebben aangevoerd over de noodzaak van rustgebieden in relatie tot de huidige staat van het Natura 2000-gebied en zijn draagkracht voor de zwarte zee-eend.
18. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.503,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 501,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Omdat de beroepen gelijktijdig zijn behandeld, de gemachtigde van eisers in alle drie de zaken rechtsbijstand heeft verleend en haar werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn is sprake van samenhangende zaken, die voor de proceskostenvergoeding als één zaak worden aangemerkt.