ECLI:NL:RBMNE:2018:5853
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verhoging van pensioenaanspraak en aansprakelijkheid pensioenfondsen na waardeoverdracht
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en twee pensioenfondsen, Stichting Pensioenfonds ABP en Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PZW). De eiser, die zijn pensioenaanspraken had opgebouwd bij PZW en later overgedragen had aan ABP, vorderde dat ABP zijn pensioenaanspraak niet kon bijstellen en deze moest verhogen naar € 38.838,- bruto per jaar. Subsidiair vorderde hij schadevergoeding van PZW wegens nalatig handelen, omdat hij meende dat zijn ex-partner recht had op een deel van zijn pensioen, wat niet correct was verwerkt.
De procedure begon met een dagvaarding en volgde met conclusies van antwoord van beide pensioenfondsen, waarna de kantonrechter het vonnis wees. De feiten wezen uit dat de eiser van 1998 tot 2004 bij PZW had opgebouwd en dat na zijn scheiding in 2000, er een verzoek tot verevening was gedaan. De eiser stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van de gevolgen van de waardeoverdracht en dat hij hierdoor financieel benadeeld was.
De kantonrechter oordeelde dat de informatie die door PZW was verstrekt, voldoende duidelijk was en dat de eiser had moeten begrijpen dat zijn ex-partner aanspraak had op een deel van zijn pensioen. De rechter concludeerde dat de vordering van de eiser niet kon worden toegewezen, omdat de waardeoverdracht inclusief het recht van de ex-partner had plaatsgevonden. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van zowel PZW als ABP.