ECLI:NL:RBMNE:2018:5781

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
26 november 2018
Zaaknummer
468388 / HA RK 18-296
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen mr. Van Lieshout in strafzaak

Op 9 november 2018 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. Van Lieshout, de behandelend rechter in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere beslissing van de rechter op 9 oktober 2018, waarin het bezwaar van de verzoeker tegen de dagvaarding ongegrond werd verklaard. De verzoeker was het niet eens met deze beslissing en heeft in zijn wrakingsverzoek ook verwijten gemaakt aan het Openbaar Ministerie. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer buiten behandeling gelaten, omdat dit verzoek evident misbruik van recht opleverde. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het wrakingsverzoek van de verzoeker niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek na de beslissing van de rechter was ingediend en de gronden voor het verzoek niet voldoende waren om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 468388 / HA RK 18-296
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 9 november 2018
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van het wrakingsverzoek op 26 oktober 2018 door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer);
  • de voortgezette mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 9 november 2018, waarbij verzoeker zich heeft laten bijstaan door de heer drs. [A] MSc;
  • de afwijzing door de wrakingskamer van het verzoek van verzoeker om de behandeling openbaar te laten plaatsvinden;
  • de afwijzing van het verzoek van verzoeker om toestemming te verlenen dat de heer [A] audiovisuele opnames van de mondelinge behandeling mag maken;
  • de beslissing van de wrakingskamer om het ter zitting van 9 november 2018 door verzoeker gedane wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer niet in behandeling te nemen;
  • de mondelinge uitspraak van de wrakingskamer op het door verzoeker op 9 oktober 2018 ingediende wrakingsverzoek van mr. Van Lieshout.
1.2.
Deze beschikking is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak van 9 november 2018 en is op 23 november 2018 vastgesteld.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Van Lieshout als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met de parketnummers 96-028859-18, 96‑103946-18, 96-212590-17 en 96-134096-17 (niet gevoegd ter zitting 16/066458-17).
2.2.
Uit het proces-verbaal van de zitting van de rechter van 9 oktober 2018 en uit de door verzoeker ter zitting van de wrakingskamer van 9 november 2018 gegeven toelichting, leidt de wrakingskamer af dat verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd dat hij het niet eens is met de beslissing van de rechter om zijn bezwaar tegen de dagvaarding ongegrond te verklaren. Voorts heeft verzoeker in het wrakingsverzoek alsook ter zitting van 9 november 2018 een aantal verwijten gemaakt aan het adres van het Openbaar Ministerie.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In het vervolg van deze beslissing zal nader op zijn schriftelijke reactie worden ingegaan.
2.4.
De officier van justitie mr. A.M. Hermelink heeft in haar schriftelijke reactie van 23 oktober 2018 en tijdens de mondelinge behandeling op 9 november 2018 geadviseerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.

3.De beoordeling

Het verzoeker tot wraking van de leden van de wrakingskamer
3.1.
Verzoeker heeft een verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer ingediend, nadat de wrakingskamer de verzoeken van verzoeker om de behandeling van het wrakingsverzoek in het openbaar te laten plaatsvinden en om de gelegenheid te geven aan de heer [A] om audiovisuele opnames te maken had afgewezen. De wrakingskamer laat dit verzoek buiten behandeling, omdat het indienen van het verzoek evident misbruik van recht oplevert. Verzoeker heeft het verzoek immers ingediend nadat zijn hiervoor genoemde verzoeken afgewezen waren en niet uitgelegd waarom het afwijzen van die verzoeken leidt tot twijfel aan de onpartijdigheid van de leden van de wrakingskamer (zie HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770).
Het verzoek tot wraking van mr. van Lieshout
3.2.
Op grond van artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van verdachte of het openbaar ministerie worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.3.
De rechter heeft bij mondelinge beslissing van 9 oktober 2018 het bezwaar tegen de dagvaarding ongegrond verklaard. Met die beslissing is de raadkamerprocedure voor de behandeling van het bezwaar tegen de dagvaarding geëindigd. Het wrakingsverzoek is na het wijzen van deze raadkamerbeslissing op 9 oktober 2018 ingediend.
3.4.
Verzoeker heeft als grond voor het verzoek tot wraking aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing die de rechter op 9 oktober 2018 aan het einde van de raadkamer procedure genomen heeft. Weliswaar heeft hij ook bezwaren geuit aan het adres van het Openbaar Ministerie, maar omdat die bezwaren de rechter niet raken laat de wrakingskamer die bezwaren hier buiten beschouwing. Verzoeker gebruikt zijn verzoek tot wraking dan ook als (verkapt) rechtsmiddel. Tegen een dergelijk gebruik verzet het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich echter.
3.5.
Nu verzoeker het verzoek tot wraking na het nemen van de beslissing van 9 oktober 2018 ingediend heeft en – voor zover van belang - als grond voor het wrakingsverzoek slechts de verzoeker onwelgevallige beslissing van 9 oktober 2018 genoemd heeft zal de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
neemt het ter zitting van 9 november 2018 door verzoeker gedane wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer niet in behandeling;
4.2.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter;
4.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Straf-, Familie- en Jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
4.4.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met de parketnummers 96-028859-18, 96‑103946-18, 96-212590-17 en 96-134096-17 (niet gevoegd ter zitting 16/066458-17) dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. A. van Dijk en mr. G.J.J.M. Essink als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. T. Stokvis, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.