Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties,
- het verweerschrift met producties,
- de mondelinge behandeling waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,
- de pleitaantekeningen van [verzoeker] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen [verzoeker] en [verweerder] naar aanleiding van een incident tijdens een voetbalwedstrijd op 4 mei 2014. Tijdens deze wedstrijd raakte [verweerder] [verzoeker] met een zogenaamde 'vliegende tackle', wat resulteerde in een ernstige beenbreuk voor [verzoeker]. [verzoeker] verzocht de rechtbank te verklaren dat [verweerder] onrechtmatig had gehandeld en aansprakelijk was voor de schade die hij had geleden als gevolg van deze tackle.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet kon worden toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat het gedrag van [verweerder] zodanig gevaarlijk was dat dit buiten het aanvaardbare risico van de sport- en spelsituatie viel. De rechtbank benadrukte dat in sportcontexten, zoals voetbal, bepaalde risico's inherent zijn aan het spel en dat niet elke blessure automatisch leidt tot aansprakelijkheid. De rechtbank concludeerde dat er te veel onduidelijkheid was over de toedracht van het incident en dat nadere bewijslevering nodig was, wat niet mogelijk was in het kader van een deelgeschilprocedure.
De rechtbank heeft de kosten van de procedure begroot, maar geen veroordeling tot betaling uitgesproken, omdat de aansprakelijkheid niet was vastgesteld. De kosten werden vastgesteld op € 4.737,75, inclusief griffierecht. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. A.S. Penders.