ECLI:NL:RBDHA:2018:1402

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
C/09/540470 / HA RK 17-478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade na aanrijding en beëindiging interne registratie wegens fraude

In deze zaak, die op 12 februari 2018 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een deelgeschil naar aanleiding van een aanrijding die op 14 september 2016 plaatsvond. Verzoeker, die in zijn Renault Twingo reed, werd van achteren aangereden door een Mercedes Vito, bestuurd door een verzekerde van Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. Na de aanrijding heeft verzoeker letselschade geclaimd, maar Allianz betwistte de aansprakelijkheid en beschuldigde verzoeker van fraude. De rechtbank oordeelde dat Allianz niet betwistte dat haar verzekerde aansprakelijk was voor de aanrijding, maar dat er onduidelijkheid bestond over de letselschade die verzoeker had opgelopen. De rechtbank concludeerde dat er meer feitelijke informatie nodig was om de schadevraag te kunnen beantwoorden. Desondanks werd het verzoek van verzoeker om de registratie van fraude door Allianz ongedaan te maken toegewezen, omdat de rechtbank vond dat de registratie niet gerechtvaardigd was onder de gegeven omstandigheden. De rechtbank veroordeelde Allianz ook tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, die op € 4.010,50 werden begroot.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/540470 / HA RK 17-478
Beschikking van 12 februari 2018
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. A.H.H. Fuchs te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
advocaat mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.
Verzoeker zal hierna [verzoeker] genoemd worden en verweerder Allianz.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 29 september 2017 met producties;
  • het verweerschrift met producties;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en de daarin genoemde stukken;
  • de brief van mr. Fuchs van 31 januari met opmerkingen over het proces-verbaal.

2.De feiten

2.1.
Op 14 september 2016 heeft omstreeks 22.45 uur een kop-staart botsing plaatsgevonden op de kruising Loosduinsekade/Paul Krugerlaan te Den Haag. De door [verzoeker] bestuurde Renault Twingo werd van achteren aangereden door een Mercedes Vito, bestuurd door de heer [A]. De Mercedes was destijds WAM-verzekerd bij Allianz.
2.2.
Na het ongeval is de politie ter plaatse gekomen en heeft proces-verbaal opgemaakt van het ongeval. Het proces-verbaal vermeldt voor zover van belang het navolgende:
“P [nummer] (rb: [verzoeker]): gewond ziekenhs
En onder het kopje ‘
toedracht’:
(…)
Wij zagen dat het ging om een kop staart aanrijding. Voertuig 1 (rb.: de Renault) stond stil en te wachten voor het rode verkeerslicht. Voertuig 2 (rb.: de Mercedes) kwam met een lage snelheid aangereden en heeft voertuig 1 van achteren aangetikt. Bestuurder 2 gaf aan dat de klap niet hard was, maar alleen had aangetikt. Bestuurder van voertuig 1 beweert dat het een harde klap was.
Wij, verbalisanten zagen geen schade aan beide voertuigen. Voertuig 2 had geen schade, voertuig 1 wel. Maar wij zagen dat het voertuig 1 aan alle kanten oude schade had. Wij zagen dat de schade niet door de aanrijding kon komen. Wij hoorde dat de bijrijder van voertuig 1 aangaf dat de schade door de aanrijding was ontstaan. Maar wij zagen dat dit onmogelijk was.
Bestuurder van voertuig 1 gaf aan last van zijn nek en onderrug te hebben. Wij hoorde van het broertje van de bestuurder dat hij al bekend was met deze klachten. Maar dat het nu door de aanrijding erger was geworden. Passagier die in voertuig 1 zat heeft geen letsel.”
2.3.
[verzoeker] is na het ongeval per ambulance naar de SEH van het Haga-Ziekenhuis gebracht. Het SEH-verslag vermeldt onder meer: ‘Drukpijnlijk CWK’. Er heeft CT- onderzoek van de wervelkolom plaatsgevonden maar er zijn geen fracturen vastgesteld. [verzoeker] is na het onderzoek met pijnstilling en een nekkraag naar huis gezonden.
2.4.
Op 16 september 2016 is [verzoeker] bij de huisarts geweest die hem heeft doorverwezen naar de fysiotherapeut. Bij brief van 29 december 2016 heeft de huisarts de advocaat van [verzoeker] bericht dat er persisterende pijnklachten zijn, ondanks fysiotherapie. Op 21 april 2017 heeft de huisarts de advocaat van [verzoeker] bericht, dat [verzoeker] in de periode van 14 september 2010 tot 14 september 2016 niet bekend was met rug/nekklachten.
2.5.
De Renault is op 4 oktober 2016 door een schade-expert van ExperNed gezien. Daarvan is een schaderapport opgesteld door expert [X]. Onder ‘
schadegegevens’ vermeldt hij bij schadedatum:
“14 september 2016:
aangrijppunt : E Middenachter
Stootrichting : 6 uur
Schade : A.zijde, midden achter
2.6.
Bij brief van 29 september 2016 is Allianz namens [verzoeker] aansprakelijk gesteld voor het ontstaan van het ongeval en de schadelijke gevolgen daarvan. Bij mail van 28 november 2016 heeft Allianz aangegeven geen schade te zullen vergoeden. Zij betwist zowel de autoschade als de letselschade en verdenkt [verzoeker] ter zake van fraude. Daarom heeft zij zijn gegevens intern geregistreerd.

3.Het verzoek en verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank -samengevat- bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat Allianz aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade, zowel materieel als immaterieel, als gevolg van het ongeval op 14 september 2016 en Allianz te verplichten tot ongedaanmaking, met terugwerkende kracht van de registratie in het intern verwijzingsregister, met veroordeling van Allianz in de kosten van het deelgeschil.
3.2.
[verzoeker] voert daartoe aan dat hij door een verzekerde van Allianz is aangereden, waarbij hij (letsel)schade heeft opgelopen, die door Allianz vergoed dient te worden.
3.3.
Allianz voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat ter zitting is gebleken dat Allianz niet betwist dat haar verzekerde aansprakelijk is voor het ontstaan van de aanrijding en dat [verzoeker] Allianz als WAM-verzekeraar dus rechtstreeks kan aanspreken. Het geschil ziet feitelijk dan ook niet op de aansprakelijkheid, maar betreft met name de vraag of door de aanrijding daadwerkelijk letselschade is toegebracht aan [verzoeker]. [verzoeker] stelt dat sprake is van causale letselschade, bestaande uit rug- en nekklachten en meent dat Allianz gehouden is de schade-afwikkeling voortvarend ter hand te nemen. Allianz betwist dat voor haar een rol is weggelegd, nu volgens haar causaal letsel ontbreekt en feitelijk sprake is van fraude aan de zijde van [verzoeker]. Bovendien leent dit geschil zich in verband met de vele geschilpunten niet voor beoordeling in een deelgeschilprocedure, aldus Allianz.
4.2.
De rechtbank volgt Allianz niet in haar stelling dat het geschil zich in het geheel niet leent voor een beoordeling in deelgeschil. Nu ter zitting is gebleken dat niet langer in geschil is dat Allianz aansprakelijk is voor eventuele schade als gevolg van het ongeval, is de verzochte verklaring voor recht daarmee toewijsbaar. Dat laat echter onverlet dat daarmee de schadediscussie niet is beslecht. Immers, gebleken is dat partijen fundamenteel van mening verschillen over de botssnelheid (van 35 km per uur tot 2 km per uur) en, in lijn daarmee, over de vraag of door de aanrijding de gestelde letselschade is c.q. kan zijn ontstaan. In het kader van dit deelgeschil is het niet mogelijk vast te stellen van welke feiten in rechte moet worden uitgegaan. Daarvoor is meer feitelijke informatie nodig en mogelijk zelfs getuigenverhoren en/of een deskundigenbericht. Immers, niet alleen lopen de verklaringen over de toedracht van het ongeval, het schadebeeld van de Renault en de botssnelheid ver uiteen, maar ook bestaat er discussie over de verklaringen van de diverse getuigen, waaronder de broer van [verzoeker], (die destijds diens bijrijder was). De broer heeft blijkens het proces-verbaal van de politie tegenover de politie verklaard dat [verzoeker] voor het ongeval al klachten had, maar hij betwist in een latere verklaring, die door [verzoeker] in het geding is gebracht, dat hij iets dergelijks zou hebben gezegd. Dat alles brengt met zich dat veel voor de schadevraag relevante feiten niet vast staan en er dus niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat de gestelde thans nog bestaande rug- en nekklachten van [verzoeker] (geheel) causaal zijn. Daaraan doet niet af dat [verzoeker] na het ongeval is gezien op de SEH en door de huisarts en dat hij verwezen is naar de fysiotherapeut. De rechtbank ziet geen aanleiding in deze deelgeschilprocedure uitvoerig nader bewijs te laten leveren, nu deze procedure zich daarvoor in beginsel niet leent.
4.3.
De rechtbank acht het onder de gegeven omstandigheden niet onbegrijpelijk dat Allianz tot op heden niet bereid is gebleken tot een “pragmatische afwikkeling”, zoals door [verzoeker] kennelijk voorgestaan. Dat laat echter onverlet dat op Allianz als verzekeraar van de aansprakelijke partij de verplichting rust nadere informatie van de zijde van [verzoeker], die mogelijk meer licht op de zaak kan werpen, te beoordelen, daarover een standpunt in te nemen en zo nodig op haar kosten zelf nader onderzoek te (laten) verrichten. Ter zitting is reeds besproken dat [verzoeker] in dat kader in ieder geval een kopie van de volledige huisartsenkaart van zes jaar voor het ongeval zal opvragen en zal toesturen aan Allianz, ter nadere onderbouwing van zijn stelling dat van pre-existente klachten geen sprake is, en relevante informatie van de uitkeringsinstantie over zijn arbeidsongeschiktheid. Het is dan aan partijen vervolgens hun (proces)positie te bepalen.
4.4.
Beoordeeld dient nog wel te worden of het verzoek tot ongedaan maken van de registratie toewijsbaar is. De rechtbank volgt [verzoeker] in zijn stelling dat die registratie onder de gegeven omstandigheden ongedaan dient te worden gemaakt. Weliswaar zijn er thans nog veel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden in het dossier, maar dat is vooralsnog onvoldoende om een verstrekkende maatregel als een interne fraudemelding te handhaven. De rechtbank weegt daarbij mee dat het dossier naast het SEH-verslag twee verslagen van fysiotherapeuten bevat, waarin zij verslag doen van nek- en rugklachten die na het ongeval zijn opgetreden en een verklaring van de huisarts, waarin hij te kennen geeft niet bekend te zijn met eerdere rug- of nekklachten van [verzoeker]. Het verzoek betreffende de registratie zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de verzekeraar verplicht wordt, zoals te doen gebruikelijk, binnen twee weken na heden een latere vermelding toe te voegen betreffende de onderhavige uitspraak, die feitelijk leidt tot beëindiging van de eerdere vermelding.
4.5.
Dan resteert de vraag of de verzochte procedurekosten toewijsbaar zijn. De advocaat van [verzoeker] vordert een bedrag van € 5.324, vermeerderd met het griffierecht ad € 78. Allianz betwist dat een kostenveroordeling aan de orde is. Voorts betwist zij de hoogte van de kosten en acht die bovenmatig en niet redelijk, nu de zaak niet complex is en er geen specificatie is overgelegd.
4.6.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de kosten in het geheel niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu de rechtbank op onderdelen een beslissing heeft gegeven. De rechtbank ziet wel aanleiding het aantal te vergoeden uren te beperken tot 13. De mondelinge behandeling heeft nog geen anderhalf uur geduurd heeft en de reistijd is zeer gering. Bovendien acht de rechtbank 7 uur (naast de 6 uur die al voor het verzoekschrift is gerekend) voor voorbereiding, overleg en bestudering van het verweerschrift, mede in het licht van het feit dat de advocaat zeer ervaren is, bovenmatig. Het tarief zal worden verlaagd naar € 250 per uur exclusief BTW, nu dat in redelijkheid als een maximaal tarief wordt gezien voor een zaak als deze, met een privépersoon als cliënt. Daarbij wordt meegewogen dat voor de kennelijk nog gehanteerde opslag voor kantoorkosten naar het oordeel van de rechtbank in de huidige tijd geen ruimte meer is. Dat leidt tot een bedrag van € 3.250 ex BTW en € 3.932,50 inclusief BTW, vermeerderd met een bedrag van € 78 aan griffierecht. Nu de aansprakelijkheid van Allianz vast staat, is Allianz gehouden een bedrag van
€ 4.010,50 aan proceskosten aan [verzoeker] te voldoen.

5.De beslissing

De rechtbank
- verklaart voor recht dat Allianz aansprakelijk is voor door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval van 14 september 2016;
- veroordeelt Allianz binnen twee weken na heden een latere vermelding in haar intern registratiesysteem op te nemen betreffende de onderhavige uitspraak, waardoor de eerdere vermelding feitelijk wordt beëindigd;
- veroordeelt Allianz in de kosten van het deelgeschil aan de zijde van [verzoeker], tot op heden begroot op € 4.010,50;
- verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 1806