8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag. Naar aanleiding van een conflict met zijn buurman heeft hij hem minimaal vier keer met kracht met een baksteen op zijn hoofd geslagen. Door zodanig te handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, zelfs zodanig dat het slachtoffer daaraan had kunnen overlijden. Verdachte is pas gestopt op het moment dat zijn buurvrouw ingreep. Het is dus niet aan het handelen van verdachte te danken dat het slachtoffer geen zwaarder letsel heeft opgelopen.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 26 juni 2018, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor een dergelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de hiervoor onder 7 genoemde rapportages.
Uit het Pro Justitia rapport van psychiatrisch onderzoek van 21 oktober 2017 volgt dat er nog geen zekerheid is over het feitelijke functioneringsniveau van verdachte. Het is niet ondenkbaar dat verdachte langdurig goed heeft gefunctioneerd in zijn begeleide woonvorm en op zijn werkplaats omdat hij in bepaalde routines kan vervallen, maar dat hij een grens heeft bereikt in cognitief verval, waarbij ernstig impulsief gedrag vaker voor kan komen. Daarom wordt verdachte idealiter eerst klinisch onderzocht in het [instelling 1] of een FPA om te observeren hoe zijn huidige functioneringsniveau is en de grootte van de kans op herhaling van impulsief dan wel agressief gedrag. Indien haalbaar, kan verdachte begeleid worden naar een begeleide woonvorm met een hoger toezicht niveau. Indien dit niet haalbaar zal blijken, dan dient verdachte langdurig te verblijven in een klinische setting. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis kan dan worden overwogen. Een dergelijke maatregel is echter kort gelet op de chronische problematiek van verdachte. Om derden te beschermen kan daarom de maatregel van TBS worden overwogen.
Uit het Pro Justitia rapport van psychologisch onderzoek van 19 oktober 2017 komt een gelijkluidend beeld naar voren. Er staat beschreven dat het lastig is om op klinische basis een inschatting te maken van het recidiverisico. Daarom wordt geadviseerd om verdachte op te laten nemen ter klinische observatie, om na te kunnen gaan wat zijn dagelijkse niveau functioneren is en of en in hoeverre er bij hem sprake is van een verdergaand cognitief verval en een daarmee samenhangende verhoogde kans op agressie. Mocht uit observatie blijken dat daarvan geen sprake is, dan zou toegewerkt kunnen worden naar een begeleide woonvorm met een hoger niveau van toezicht. Daarnaast zou het goed zijn indien verdachte ambulante behandeling wordt geboden waarin aandacht wordt besteed aan het adequaat leren omgaan met c.q. beheersen van negatieve gevoelens en agressieve impulsen. Mocht uit de klinische observatie blijken dat er wel sprake is van een progressieve cognitieve deterioratie, dan zou vanuit veiligheidsoogpunt een maatregel van TBS met dwangverpleging kunnen worden overwogen. Tegelijkertijd is de rapporteur ervan doordrongen dat verdachte nooit eerder een ernstig geweldsdelict heeft gepleegd, zodat de maatregel van TBS pas dient te worden geadviseerd als alles is geprobeerd en er geen alternatieven meer voorhanden zijn.
Gelet op voornoemde adviezen heeft de rechtbank besloten verdachte te laten observeren in het [instelling 1] . Naar aanleiding van deze observatie is de eerder genoemde rapportage van het NIFP van 10 juli 2018 opgemaakt. Daarin wordt in het psychologisch onderzoek onder meer geconcludeerd dat zonder enige twijfel kan worden gesproken van een ernstig en algeheel cognitief verval en gedragsverandering als gevolg van met name de neurologische schade die verdachte heeft opgelopen bij het ongeluk in 2000. Overigens dient gezegd te worden dat het (chronisch) neurologisch toestandsbeeld stabiel is over de jaren. Dit laatste wordt ook vastgesteld in het psychiatrisch onderzoek. Daarin staat vermeld dat, hoewel er sprake is van intellectueel verval, er geen sprake lijkt te zijn van progressieve achteruitgang.
Verder wordt in het rapport geconcludeerd dat het recidiverisico op grond van historische items, klinische items en toekomstige items matig tot hoog is. Als beschermende factoren komt naar voren zijn eigen woonplek, zijn werk bij de [bedrijfsnaam] en een klein, maar wel zeer steunend netwerk. Het beeld dat op basis van de risico-instrumenten ontstaat, verdient enige nuancering. Verdachte is een cognitief zeer beperkte man zonder voorgeschiedenis van ernstig geweld. Gezien de neurocognitieve beperkingen en het in het algemeen, binnen de kaders waarin verdachte voor het ten laste gelegde functioneerde, rustig functioneren van verdachte, is het recidiverisico vooral afhankelijk van situationele factoren. Als verdachte geen obstakels tegenkomt, dan is het recidiverisico laag, maar als hem onverwachte gebeurtenissen overkomen, dan kan verdachte het niet meer overzien en ontbeert hij adequate coping-mechanismen en zou hij wederom agressief kunnen reageren. Als de genoemde beschermende factoren weg zouden vallen, dan zal het recidiverisico hoger worden, daar verdachte zonder externe structuur zijn leven niet zelfstandig op de rit kan krijgen.
Behandeling wordt niet nodig geacht, nu er sprake is van een niet behandelbare neurocognitieve stoornis met een licht verstandelijke beperking. Wel is toezicht op het gebruik van de voorgeschreven medicatie en op het alcoholgebruik van verdachte noodzakelijk. Bij licht tot matig, dat wil zeggen gebruik van 1 á 2 eenheden alcohol, wordt ingeschat dat het recidiverisico niet verhoogd zal zijn, doch excessief gebruik zal het recidiverisico doen toenemen. Binnen een gestructureerde omgeving (in de zin van duidelijke begeleiding, dagbesteding, een vaste woonplek) met voorwaarden voor maximaal matig gebruik van alcohol en gebruik van voorgeschreven medicatie wordt het recidiverisico hanteerbaar geacht.
Gezien de afhankelijkheid van externe structuur adviseren zij verdachte in een beschermde woonvorm te laten wonen met voldoende begeleiding. Daarnaast is het bieden van dagbesteding van groot belang. Dit zou binnen de bijzondere voorwaarden bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf te realiseren zijn. Zo niet, dan kan het hulpverleningstraject in het kader van de vervroegde invrijheidsstelling aan het eind van zijn detentie worden gerealiseerd.
Uit observaties op de afdeling en het zich kunnen houden aan werkafspraken (de [bedrijfsnaam] ) en afspraken met zijn kleine, maar steunende netwerk (voornamelijk mevrouw [A] ) blijkt dat verdachte goed is aan te sturen en dat hij, ondanks zijn beperkingen op neurocognitief gebied, in staat is zich aan eventueel op te leggen voorwaarden te houden. Van belang is dat voldoende toezicht wordt gehouden op de naleving van de afspraken, waarbij volledige abstinentie van alcohol niet noodzakelijk lijkt.
Uit het rapport van de Reclassering Nederland van 24 oktober 2018 en de aanvulling daarop door [B] , reclasseringsmedewerker, ter terechtzitting van 30 oktober 2018, blijkt dat de reclassering eerst plaatsing bij een kliniek noodzakelijk acht. Vanuit daar kan verdachte worden doorgeleid naar beschermd wonen. Het probleem is echter dat die klinieken verwachten dat verdachte stopt met drinken. Dit is voor verdachte echter geen optie. Daarnaast kan de reclassering onvoldoende uit de voeten met de huidige diagnose door het [instelling 1] . Mogelijk is er sprake van Korsakov bij verdachte en zo ja, dan dient hij daarvoor behandeling te krijgen. Nu dit niet duidelijk is vormt dit een extra obstakel voor klinieken om verdachte te accepteren.
De rechtbank overweegt dat uit het advies van het NIFP blijkt dat het recidiverisico voldoende kan worden ingeperkt indien verdachte in een beschermde woonvorm wordt geplaatst met voldoende begeleiding. Daarbij is van belang dat verdachte structuur wordt geboden en er voorwaarden worden gesteld over zijn maximale alcoholgebruik. Dit kan volgens het NIFP worden gerealiseerd in de vorm van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf. Het NIFP heeft er ook voldoende vertrouwen in dat verdachte zich aan deze voorwaarden kan houden.
Gelet op dit advies acht de rechtbank de maatregel van TBS, zoals gevorderd door de officier van justitie, niet passend voor verdachte. In plaats daarvan zal de rechtbank aan verdachte een, gelet op de ernst van het feit, stevige gevangenisstraf opleggen, waarvan een deel voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door het NIFP.
De rechtbank volgt daarbij niet het advies op van de reclassering om eerst nader onderzoek naar de diagnostiek te laten doen. Uit het advies van het NIFP blijkt duidelijk dat zij Korsakov niet aannemelijk achten (o.a. pagina 27 en 40). Tevens zal de rechtbank verdachte niet de bijzondere voorwaarde opleggen van plaatsing in een klinische setting, nu het NIFP dit niet noodzakelijk heeft geacht. De begeleiding van verdachte zal de rechtbank voorts, overeenkomstig de wens van de verdediging, opdragen aan de [instelling 2] te [vestigingsplaats] . Hierbij weegt de rechtbank mee dat in het rapport van het NIFP het belang van de beschermende factoren, zoals zijn werk bij de [bedrijfsnaam] en zijn kleine ondersteunende netwerk, wordt onderstreept.
Voor wat betreft de duur van de gevangenisstraf neemt de rechtbank de richtlijnen van het OM en hetgeen in gelijksoortige zaken wordt opgelegd als uitgangspunt. Daaruit blijkt dat gemiddeld genomen een gevangenisstaf wordt opgelegd voor de duur van tussen de 24 en 42 maanden, al dan niet voor een deel voorwaardelijk.
Gelet op alle voornoemde omstandigheden, waaronder het feit dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 26 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Zoals hiervoor overwogen zullen daaraan de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door het NIFP, namelijk meewerken aan beschermd wonen en een meldplicht bij de [instelling 2] te [vestigingsplaats] . De tijd die verdachte nog rest tot zijn invrijheidstelling biedt de Reclassering de mogelijkheid een plek voor verdachte te realiseren bij een instelling voor beschermd wonen.