6.3.2Op grond van artikel 19.1.1 van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, is een aanlegvergunning vereist voor het afgraven en ophogen van gronden met de bestemming Beschermd dorpsgezicht. In artikel 19.3.1 is bepaald dat de werkzaamheden alleen toelaatbaar zijn als de te beschermen waarden niet onevenredig worden aangetast.
In artikel 16 van het bestemmingsplan staat dat het bij de “Waarde Beschermd stads- en dorpsgezicht’ gaat om de met het beschermd stads- en dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden, zoals nader omschreven in de toelichting bij de aanwijzing tot beschermd stads- en dorpsgezicht, alsmede de landschappelijke waarden.
6.3.3Verweerder stelt zich, mede op grond van adviezen van de commissie voor ruimtelijke kwaliteit Mooisticht, een intern landschapsadvies en een advies van Landschap Erfgoed Utrecht, op het standpunt dat de in artikel 16 van het bestemmingsplan genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast door de grondwerkzaamheden. De rechtbank constateert dat dit door eiseres ook niet wordt betwist. De beroepsgronden van eiseres zien alle op (de juistheid van) het 0-peil en de hoogte van de wagenberging. Wat eiseres aanvoert kan echter, gelet op de toepasselijke regels in de Wabo en het bestemmingsplan, voor verweerder geen grond zijn voor het weigeren van de aanlegvergunning.
De beroepsgronden van eiseres slagen daarom niet.
Beoordeling van bestreden besluit II (vergunning gevelaanpassing/zonnepanelen)
7. De rechtbank stelt voorop dat eiseres en verweerder beiden ter zitting het standpunt hebben ingenomen dat de verleende omgevingsvergunning ook ziet op een te realiseren verdiepingsvloer. De rechtbank stelt vast dat de tekst van de aanvraag en de omschrijving in het primaire besluit II en het bestreden besluit II enkel over gevelaanpassing en plaatsing van zonnepanelen spreken, maar dat uit de bij de aanvraag behorende – en dus van de vergunning deel uitmakende – tekeningen blijkt dat tevens sprake is van een verdiepingsvloer, die niet is vergund in 2010. De rechtbank volgt eiseres en verweerder daarom in hun standpunt dat het primaire besluit II en het bestreden besluit II ook zien op het realiseren van deze verdiepingsvloer.
8. Eiseres voert aan dat verweerder de vergunning gevelaanpassing/zonnepanelen niet had mogen verlenen. Die vergunning heeft tot doel gehad de illegaal te hoog gebouwde wagenberging te legaliseren. Eiseres wijst er in dit verband op dat er een discrepantie is tussen de tekeningen bij de aanlegvergunning en de tekening ten behoeve van de ontheffing in 2010 ten aanzien van het 0-peil. Op grond van vaste jurisprudentie is volgens eiseres ophoging van het maaiveld ter legalisatie van een te hoog bouwwerk verboden.
9. De rechtbank stelt vast dat deze grond er op neer komt dat de hoogte van het peil en de bouwhoogte van de wagenberging op de tekeningen bij de aanvraag niet kloppen. De verleende omgevingsvergunning heeft echter geen betrekking op het peil en de bouwhoogte. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
10. Eiseres voert verder aan dat verweerder ten onrechte de omgevingsvergunning heeft verleend met gebruikmaking van de in 2010 verleende ontheffing. Eiseres verwijst hiervoor naar het advies van de adviescommissie bezwaarschriften.
11. Verweerder meent dat geen nieuwe procedure voor de afwijking van het bestemmingsplan nodig is. Er is hier sprake van wijzigingen van ondergeschikte aard in het oorspronkelijke bouwplan, dat nog in uitvoering is. Er kan dus niet gesproken worden van een nieuw bouwplan. Daarom is de in 2010 verleende ontheffing nog toepasbaar op de wijzingen.