ECLI:NL:RBMNE:2018:544

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
16/659856-17; 16/660190-17 (gev. ttz) en 09/144289-16 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vermogensdelicten gericht op seniorenwoningen met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 14 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een reeks vermogensdelicten, gericht op seniorenwoningen. De verdachte is beschuldigd van diefstal en inbraak, waarbij hij en zijn medeverdachten zich kennelijk bewust hebben gericht op kwetsbare ouderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 augustus 2017 in Bunnik een bos bloemen heeft gestolen en op dezelfde dag heeft ingebroken in een woning, waarbij een portemonnee en geld zijn weggenomen. Tijdens de rechtszitting op 31 januari 2018 heeft de officier van justitie, mr. R. Leuven, de verdachte beschuldigd van meerdere feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. T.S. van der Horst, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de diefstal van de portemonnee en het geld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partij, die een vordering heeft ingediend voor materiële schade van € 4.500,--, waarvan € 500,-- is toegewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf bevolen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/659856-17; 16/660190-17 (gev. ttz) en 09/144289-16 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting dat heeft plaatsgevonden op 31 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. T.S. van der Horst, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/659856-17:
feit 1: op 1 augustus 2017 te Bunnik samen met (een) ander(en) een bos bloemen heeft gestolen van tankstation De Forten;
feit 2: op 1 augustus 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning een portemonnee en/of geld (circa 500 euro) heeft gestolen;
parketnummer 16/660190-17:
feit 1: op 12 mei 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning (zilveren) ring(en) en/of een (zilveren) ketting heeft gestolen;
feit 2: op 25 juni 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning een (gouden) horloge en/of twee (gouden) kettingen heeft gestolen;
feit 3: op 25 juni 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning een geldbedrag (circa 80 euro) heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.HOOFDVRAGEN

De rechtbank moet vervolgens beoordelen of bewezen is dat de ten laste gelegde feiten door de verdachte zijn begaan (paragrafen 5 en 6) en, zo ja, welk strafbaar feit het bewezenverklaarde volgens de wet oplevert (paragraaf 7). Indien wordt aangenomen dat de feiten bewezen en strafbaar zijn, dan moet de rechtbank oordelen over de strafbaarheid van de verdachte (paragraaf 8) en over de oplegging van straf of maatregel (paragraaf 9).

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat er volgens de officier van justitie telkens sprake is geweest van het tezamen en in vereniging plegen van de feiten en dat, met uitzondering van het onder parketnummer 16/659856-17 feit 1 ten laste gelegde, telkens sprake is geweest van een zogenaamde gekwalificeerde diefstal.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. De door de verdediging gevoerde standpunten en verweren worden hierna besproken. Standpunten en verweren die niet van belang zijn voor de beoordeling van de rechtbank, worden niet besproken.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
Vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder parketnummer 16/660856-17 feit 1 en onder parketnummer 16/660190-17 feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde en overweegt hieromtrent als volgt:
t.a.v. parketnummer 16/660856-17 feit 1:
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 1 augustus 2017 in vereniging een bos bloemen heeft gestolen bij tankstation De Forten te Bunnik. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij deze diefstal. Uit de camerabeelden en de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat laatstgenoemde de bos bloemen heeft weggenomen. Van enig vooropgezet plan van de diefstal van de bloemen is niet gebleken. Dat uit de modus operandi van andere feiten blijkt dat gebruik is gemaakt van een bos bloemen is op zichzelf onvoldoende bewijs voor een dergelijk vooropgezet plan. Verder is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat ten aanzien van deze diefstal sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . De rechtbank zal verdachte om die reden van het onder 1 ten laste gelegde vrijspreken.
t.a.v. parketnummer 16/660190-17 feit 1:
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 12 mei 2017 in vereniging een woninginbraak heeft gepleegd in een woning aan de [adres] te [woonplaats] . De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij deze woninginbraak. In het dossier zijn stills van beelden opgenomen en op deze stills zijn een man en een vrouw waarneembaar. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben deze man en vrouw herkend als verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . De rechtbank is echter van oordeel dat deze stills onvoldoende duidelijk en van onvoldoende kwaliteit zijn om een herkenning op te kunnen baseren. Daar komt nog bij dat de verbalisanten ook niet hebben weergegeven op basis van welke specifieke (gelaats- of gezichts-) kenmerken zij in dit geval tot een herkenning zijn gekomen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 9 ten laste gelegde.
t.a.v. parketnummer 16/660190-17 feit 2 en 3
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 12 mei 2017 in vereniging woninginbraken heeft gepleegd in woningen aan de [adres] en [nummer] te [woonplaats] . De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij deze woninginbraken. In het dossier zijn stills van camerabeelden opgenomen en op deze beelden heeft verbalisant [verbalisant 3] (onder meer) [verdachte] herkend. Deze door [verbalisant 3] bedoelde persoon draagt een pet waardoor zijn gelaat niet of nauwelijks zichtbaar is. De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze stills een herkenning op basis van specifieke gelaats- of gezichtskenmerken niet mogelijk is. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder parketnummer 16/660190-17 feit 2 en 3 ten laste gelegde.
5.3.2
Bewijsmiddelen [1]
t.a.v. parketnummer 16/659856-17 feit 2:
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 15 t/m 18, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 (…) omstreeks 12.16 uur, hoorde ik (…) dat er een bos bloemen was weggenomen bij het tankstation De Forten. (…) Ik hoorde dat de verdachten weggereden waren in een grijze Opel Astra voorzien van kenteken: [kenteken] . Dezelfde dag, omstreeks 13.41 uur, kreeg ik, samen met collega [verbalisant 5] en meerdere andere eenheden, portofonisch de opdracht van het operationeel centrum, om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Aldaar zouden drie vrouwen en één man, mogelijk met een zigeuner uiterlijk door de straat lopen. Deze personen stonden bij de meldster voor haar tuin. Eén van deze personen zou een bos bloemen in haar handen hebben en de meldster zou denken aan een babbeltruc. (…) omstreeks 13.50 uur, kwam ik samen met collega [verbalisant 5] ter plaatse op de [adres] in [woonplaats] . (…) Collega [verbalisant 5] zag in een parkeervak op de [adres] , ter hoogte van huisnummer [nummer] de eerder genoemde grijze Opel Astra (…) staan. [2] (…) Na ongeveer 10 tot 15 minuten zag ik dat er drie vrouwen en één man met donker haar en getint uiterlijk uit de richting van de [adres] liepen. Ik zag dat zij in de richting van de eerder genoemde grijze Opel Astra liepen. Ik zag dat één van de vrouwen een bos bloemen met geel papier er omheen in haar hand had. Vervolgens zag ik dat de vier personen stopten bij de eerder genoemde grijze Opel Astra. (…) Omstreeks 14.05 uur heb ik deze personen staande gehouden en hun identiteitsbewijs ter inzage gevorderd. [3] (…) Ik zag dat verdachte één, die later bleek te zijn [medeverdachte 3] , op de bestuurdersstoel zat. Ik zag dat verdachte twee, die later bleek te zijn genaamd [medeverdachte 2] , links op de achterbank, achter de bestuurdersstoel zat. Ik zag dat verdachte drie, die later bleek te zijn genaamd [medeverdachte 1] , op de bijrijdersstoel zat. Ik zag dat verdachte vier, die later bleek te zijn genaamd [verdachte] , rechts op de achterbank, achter de bijrijdersstoel zat. (…) Ik zag dat verdachte één haar heuptasje open deed. Ik zag dat er een groot geldbedrag in haar heuptasje zat. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 19 t/m 24, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 1 augustus 2017 omstreeks 13.50 uur kwam ik samen met collega [verbalisant 4] ter plaatse op de [adres] in [woonplaats] . [5] (…) Nog geen 15 minuten later hoorde ik via de porto dat collega [verbalisant 4] , vier zigeunertype personen naar het voertuig zag lopen. Dit betroffen drie dames en één man. Collega [verbalisant 4] hield de personen staande en ik ben één minuut later bij de staandehouding aangesloten. (…) Ik zag dat de vrouw links achterin een bos bloemen vast hield. Later bleek de vrouw links achterin [medeverdachte 2] te zijn. De bos bloemen kan ik als volgt omschrijven: bos bloemen met drie rozen erin, rode besjes, oranje bloemen, groene stengels en gewikkeld in geel blokjespapier wat licht doorzichtig is.
Op de passagiersstoel zag ik een vrouw die later bleek te zijn [medeverdachte 1] . (…) Ook zag ik dat ze een ander bruin voorwerp probeerde weg te moffelen. Het voorwerp leek op een portemonnee. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina 27, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 werd genoemde verdachte (rechtbank: [medeverdachte 1] ) aangehouden (…) Tijdens het overbrengen van de verdachte hoorden wij dat er in het voertuig waar zij met haar drie medeverdachten in aangetroffen was, door collega [verbalisant 4] , een portemonnee werd aangetroffen. In de portemonnee zat geen geld meer. Wel zat er onder andere een zorgpas in met de naam “ [aangever] ” en een foto van een oudere, blanke dame. Deze portemonnee bleek afkomstig te zijn uit een woning uit de directe omgeving van waar de verdachten zijn aangetroffen en aangehouden, namelijk de [adres] (de rechtbank begrijpt [nummer] , gelet op de aangifte van [aangever] ) te [woonplaats] . Voorafgaand aan de insluiting van de verdachte hebben wij haar verzocht haar broekzakken leeg te maken. Wij zagen dat zij uit één van haar broekzakken briefgeld haalde, te weten twee briefjes van 50 euro en één briefje van 10 euro.
(…) verdachte: [medeverdachte 1] , geboren op [1976] te [geboorteplaats] in Joegoslavië. [7]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina 28 en 29, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 (…) heb ik samen met collega [verbalisant 8] verdachte [medeverdachte 3] (rechtbank: [medeverdachte 3] ) aangehouden. (…) Ik zag dat [medeverdachte 3] een heuptasje om had. Ik zag op het moment dat zij dit heuptasje openmaakte een grote stapel biljetten zitten. (…) Ik heb vervolgens de biljetten uit het heuptasje gepakt. (…) Ik hoorde [verbalisant 8] zeggen dat [medeverdachte 3] ook een stapeltje biljetten op de stapel van het gesorteerde geld had gelegd. Het buitenste biljet van dit stapeltje was een biljet van 50 euro. Dit stapeltje biljetten haalde [medeverdachte 3] uit haar BH. In totaal had [medeverdachte 3] ter waarde van 815 euro aan biljetten bij zich.
1. biljet van 200 euro, 7 biljetten van 50 euro [8] , 7 biljetten van 20 euro, 6 biljetten van 10 euro en 13 biljetten van 5 euro. [9]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2017, dossierpagina 148, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] :
Naar aanleiding van inbeslaggenomen goederen uit de auto waarin de verdachten werden aangetroffen ten tijde van hun aanhouding (…)
3. Blauwe plastic stuk van vermoedelijk een PET-fles. Gevormd gelijk een inbrekerswerktuig, een “flipper”. Aangetroffen in opbergvak rechterachterdeur. [10]
Een kennisgeving van inbeslagname, registratienummer PL0900-2017236168, d.d. 1 augustus 2017, inhoudende – zakelijk weergegeven -:
Omstandigheden: goederen zijn aangetroffen in voertuig waarbij inzittende zijn aangehouden (…)
Object: Tas (dames)
Merk/type: Dolce & Gabbana
Kleur: zwart
Inhoud: (...) schaar, schroevendraaier, stuk plastic om te flipperen. [11]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 augustus 2017, dossierpagina’s 106 t/m 108 (inclusief goederenbijlage), inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [aangever] :
(…) De persoon gaf op: [aangever] , geboren op [1932] en wonende aan de [adres] te [woonplaats] . (…) Op dinsdag 1 augustus (…) Mijn werkster is even voor 12 uur weggegaan. Zelf ben ik een minuut of vijf later weggegaan (…) Ik heb de woning via de voordeur verlaten en heb die op normale wijze afgesloten. (…) Toen ik omstreeks 17.30 uur weer thuis kwam (…) Ik wilde rond dat tijdsstip iets uit mijn portemonnee halen en wilde genoemde portemonnee uit het kastje pakken waar hij altijd in ligt. [12] (…) Ik kon de portemonnee echter niet vinden en keek gelijk op de plaats waar de tweede portemonnee altijd lag. Ik zag dat die portemonnee er nog wel lag maar geheel was leeggehaald. (…) In beide portemonnees zat samen een geldbedrag van 500 euro. (…) Het geldbedrag bestond voornamelijk uit briefjes van 50 euro. (…) Ook zaten in een van die portemonnees enkele pasjes (…) en een foto van mijn vrouw (…). [13]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 111 en 112, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik woon in een aanleunwoning aan de [adres] te [woonplaats] . (…) Vandaag, dinsdag 1 augustus 2017, tussen 13.30 uur en 14.15 uur (…) werd er aan de voordeur, welke aan de gang gelegen is, gebeld. (…) Ik liep naar de voordeur (…). Ik keek door de kier van de geopende deur en zag een voor mij onbekende vrouw staan met een bos bloemen in haar hand. Ik vroeg haar wat er aan de hand was en ik hoorde haar direct zich verontschuldigen en zeggen, dat ze voor de verkeerde deur stond. Hierop zag ik dat ze wegliep (…). [14]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 113 en 114, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 2] :
[getuige 2] , wonende aan de [adres] te [woonplaats] . (…) Op dinsdag 1 augustus 2017, omstreeks 14.00 uur (…). Op de kopse kant ter hoogte van huisnummers [nummer] en [nummer] zag ik een viertal personen lopen, die mij onbekend waren. (…) Eén van de vrouwen hield een bos bloemen vast. Om de bos bloemen zat een geel papier gewikkeld. (…) Ze liepen op het verlengde van het fietspad aan de [adres] te [woonplaats] . [15]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 115 t/m 117, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 3] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 ongeveer rond de klok van 13.30 uur was ik thuis in mijn woning aan de [adres] in [woonplaats] . (…) Op dat moment zag ik dat er een vrouw met een Oost-Europees uiterlijk met een bos bloemen voor mijn woning langs liep. (…) Ik zag dat er een verpakking om de bloemen heen zat. Deze was geel of geel-groen. [16] (…) Toen zag ik dat er, in haar kielzog, nog twee andere vrouwen met haar mee liepen. (…) Ook een man (…). Allen een licht getinte huidskleur en een Oost-Europees uiterlijk. (…) Ik wist ook dat ze in de richting liepen van Intermezzo, een stukje verderop. Daar bevinden zich allemaal seniorenwoningen (…). Even later kwam de hele meute weer voorbij lopen. Toen vanuit de richting van Intermezzo (…). Toen was het ongeveer 13.40 uur. (…) Ik zag dat ze nog steeds dezelfde bos bloemen bij zich droegen. [17]
5.3.3
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De raadsman heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de ten laste gelegde woninginbraak. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat met betrekking tot de toedracht niets is vastgesteld. De raadsman heeft er op gewezen dat er geen braaksporen zijn aangetroffen en dat aangever heeft verklaard dat hij bij het weggaan had vergeten de tuindeur af te sluiten. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat er contra-indicaties bestaan voor betrokkenheid bij het ten laste gelegde.
De rechtbank overweeg hieromtrent als volgt.
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat verdachte deel uitmaakte van een groep van vier personen die gezamenlijk met een bos bloemen voor de woningen aan [adres] langsliep en dat deze groep gezamenlijk terugkeerde naar hun auto. In deze auto is een portemonnee met daarin een zorgpas van [aangever] als ook een foto van een oudere, blanke dame aangetroffen, welke even daarvoor was weggenomen uit een seniorenwoning aan de [adres] . In een tas die in de auto lag en in een zijvakje van de portierdeur aan de rechterachterzijde van de auto zijn stukken plastic, zogenaamde ‘flippers’, aangetroffen die volgens de politie gebruikt worden voor het openflipperen van een deur. Verdachte zat in de auto ter hoogte van de rechter achterportier. Verder heeft een getuige verklaard dat een vrouw met bloemen aan de voorzijde van haar woning bij de voordeur aanbelde, en dat toen zij de voordeur open deed de vrouw zich direct verontschuldigde omdat zij voor de verkeerde deur stond. Gelet op het aantreffen van deze ‘flippers’, het feit dat de bedoelde groep personen aan de voorkant van de woningen liepen en kennelijk met een bos bloemen (gericht) aan de voorzijde aanbelden om te controleren of er al dan niet iemand in de seniorenwoning thuis was, en er bij de woning aan de [adres] geen braakschade is aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat de voordeur van deze woning is opengemaakt door middel van flipperen.
Met betrekking tot de vraag of er sprake is geweest van het ‘tezamen en in vereniging met anderen plegen’ heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
De aansprakelijkheid voor ‘medeplegen’ is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is, waardoor sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. Daarbij kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke moment en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De vraag of aan bovenstaande eisen is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Daarbij kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdacht een rol kan spelen (HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315 en ECLI:NL:HR:2016:1323)
De rechtbank gaat er in dit geval vanuit dat ieder van de vier aangehouden verdachten betrokken was bij de tenlastegelegde woninginbraak, nu de verdachte voorafgaand aan deze woninginbraak en direct na afloop daarvan samen met zijn mededaders is opgetrokken, zij gezamenlijk met een bos bloemen naar en van de seniorenwoningen aan de [adres] zijn gelopen, de weggenomen portemonnee in de auto waarin de verdachten zaten is aangetroffen, alsmede dat in de auto een tweetal ‘flippers’ is aangetroffen. In het onderhavige geval kan derhalve volgens de rechtbank met betrekking tot de toedracht van de diefstal wel worden vastgesteld dat deze ‘in vereniging’ is begaan, maar kan niet direct worden vastgesteld wie welke bijdrage heeft geleverd. Indien in een dergelijk geval de verdachte zelf kort na de diefstal in omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feiten duiden wordt aangetroffen, kan sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte, van belang is voor de beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen (vgl. HR 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1019). Zowel verdachte als de medeverdachten hebben geen aannemelijke verklaring gegeven of willen geven omtrent hun aanwezigheid ter plaatse in [woonplaats] , de aangetroffen ‘flippers’ noch over de aangetroffen weggenomen portemonnee van aangever in hun nabije aanwezigheid in de auto waar zij in zaten. De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat medeplegen bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank acht geen contra-indicaties aanwezig om tot een andersluidend oordeel te komen. Het verweer van de verdediging dat de diefstal door andere personen zou zijn gepleegd vindt zijn weerlegging in de gebruikte bewijsmiddelen.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, het onder parketnummer 16/659856-17 feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder bewezen is verklaard.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16/659856-17:
2.
op 01 augustus 2017 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met
anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een (bruine) portemonnee (met inhoud) en geld (in totaal circa 500 euro), toebehorende aan [aangever] (geboren op [1932] ), waarbij verdachte en haar mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder parketnummer 16/659856-17 feit 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde onder
parketnummer 16/659856-17 feit 2levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de feiten die hij bewezen acht, te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft in zijn requisitoir te kennen gegeven dat hij, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden per woninginbraak passend acht.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsman heeft verder verzocht aan verdachte een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van een gekwalificeerde woninginbraken, maar van insluipingen en acht daarvoor hooguit per insluiping een gevangenisstraf van 2 maanden passend.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan een vermogensdelict, waarbij hij en zijn medeverdachten zich kennelijk bewust hebben gericht op seniorenwoningen, waarbij vervolgens een persoon op hoge leeftijd het slachtoffer is geworden. Verdachte heeft hiermee aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans goederen. Met zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen in de medemens, van wie oudere mensen in toenemende mate afhankelijk zijn, in ernstige mate geschaad. Verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin en geenszins stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 21 december 2017. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten en dat hij ten tijde van het bewezenverklaarde in een proeftijd liep. Deze eerdere veroordelingen en een boven zijn hoofd hangende straf hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van een misdrijf.
De raadsman van verdachte heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbare feit de leeftijd van 18 jaar maar nog niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh Sr. Uitgangspunt is dat ten aanzien van de groep van 18- tot 23 jarigen in beginsel het strafrecht voor volwassenen van toepassing is. Toepassing van het jeugdstrafrecht ten aanzien van deze groep blijft een uitzondering: een uitzondering geldt voor die gevallen waarbij de rechter in de persoonlijkheid van de adolescent of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe grond vindt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de persoon van de verdachte in het bijzonder het volgende. Uit een mailbericht van de reclassering van 30 januari 2017 blijkt – kort gezegd – dat het verdachte in het verleden niet is gelukt zich aan strafrechtelijke bijzondere voorwaarden, waaronder een ITB-plus traject en een behandelverplichting bij Altrecht, te houden. Ook civiele maatregelen hebben niet geleid tot een gedragsverandering. Tot op heden is het niet mogelijk gebleken verdachte te motiveren voor behandelingen en afspraken met de reclassering is verdachte niet nagekomen. Hoewel de reclassering indicaties aanwezig acht voor een op te leggen toezicht, lijkt dat gezien de geringe motivatie van verdachte en het zich niet begeleidbaar opstellen in het verleden, niet haalbaar. Uit voornoemd strafblad is gebleken dat verdachte al meermalen is gerecidiveerd en dat ook een lopende proeftijd hem niet weerhoudt van het plegen van misdrijven. Gelet op deze contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is om af te wijken van voornoemd uitgangspunt van toepassing van het strafrecht van volwassenen. Dat er ook indicaties zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht doet aan dit oordeel niet af.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een inbraak in een woning (art. 311 Sr.), waarbij recidive aan de orde is, een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. In dit geval ziet de rechtbank in de kwetsbaarheid van het slachtoffer en in de omstandigheid dat het feit tezamen met anderen is gepleegd strafverzwarende omstandigheden.
Uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde volgt dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstrafstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, zal van deze duur worden afgetrokken.
In de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een andersluidend oordeel te komen.

10.BENADEELDE PARTIJ

De benadeelde partij [aangever]
De benadeelde partij [aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.500,--. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade, te weten: een hoeveelheid contant geld van in totaal € 500,-- en een geschatte waarde aan juwelen van
€ 4.000,--.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de vordering van [aangever] op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 500,--, het contante geld, voor toewijzing in aanmerking komt. Met betrekking tot de juwelen ontbreekt volgens de officier van justitie het causaal verband.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte ten aanzien van de toe te wijzen bedragen, alsmede voor de verschuldigde wettelijke rente, de zogenoemde schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk op de leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op zijn pleidooi tot vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het causaal verband tussen de schadepost van de juwelen en het bewezen verklaarde ontbreekt.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [aangever]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost van het contante geld komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank overweegt dat uit de aangifte en de bevindingen omtrent de aangetroffen portemonnee volgt dat dit geldbedrag door verdachte en zijn mededaders is weggenomen, zodat de rechtbank deze schadepost voldoende onderbouwd acht. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 500,-- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling.
Met betrekking tot de schadepost van – kort gezegd – de juwelen is de rechtbank, met de verdediging en de officier van justitie, van oordeel dat het causaal verband tussen het gevorderde en het bewezen verklaarde ontbreekt. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte of zijn mededader(s) is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling door verdachte of zijn mededader(s) is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf volledig ten uitvoer te leggen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op zijn verzoek tot integrale vrijspraak, primair verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd te verlengen.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter te Den Haag van 2 februari 2017 (parketnummer 09-144289-16) is verdachte een geheel voorwaardelijk taakstraf voor de duur van 40 uren opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd van 2 jaren opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14g, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/659856-17 feit 1 en onder parketnummer 16/660190-17 feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/659856-17 feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in paragraaf 6 is vermeld;
- verklaart het onder parketnummer 16/659856-17 feit 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 09/144289-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank te ‘s-Gravenhage bij vonnis van 2 februari 2017 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren en beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [aangever]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het bewezenverklaarde onder parketnummer 16/659856-17 feit 2 tot het bedrag van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), geheel bestaande uit materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat
€ 500,-- (zegge: vijfhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen hechtenis. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. C.M.A.T van der Geest en A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer: 16/659856-17:
1.
Zaak 1
hij op of omstreeks 01 augustus 2017 te Bunnik (aan de Rijksweg A12), althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een bos bloemen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
tankstation De Forten, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
Zaak 2
hij op of omstreeks 01 augustus 2017 te [woonplaats] , gemeente Zeist,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft
weggenomen een (bruine) portemonnee (met inhoud) en/of geld (in totaal circa
500 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever]
(geboren op [1932] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door middel
van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/660190-17:
1.
Zaak 10
hij op of omstreeks 12 mei 2017 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de
[adres] ) heeft weggenomen één of meer (zilveren) ring(en) en/of
een (zilveren) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 1] (geboren op [1928] ), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
Zaak 15
hij op of omstreeks 25 juni 2017 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] )
heeft weggenomen een (gouden) horloge en/of twee (gouden) kettingen, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] (geboren op
[1935] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
Zaak 16
hij op of omstreeks 25 juni 2017 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] )
heeft weggenomen een geldbedrag (van circa 80 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] (geboren op [1939] ), in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met proces-verbaalnummer PL0900-2017238015 Z (pagina 1 t/m 444) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] , pag. 15.
3.Idem, pag. 16.
4.Idem, pag. 17.
5.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , pag. 19.
6.Idem, pag. 20.
7.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , pag. 27.
8.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] , pag. 28.
9.Idem, pag. 29.
10.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , pag. 148.
11.Kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL0900-2017236168-17, opgenomen na pagina 293.
12.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pag. 106.
13.Idem, pag. 107.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pag. 111.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pag. 113.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pag. 115.
17.Idem, pag. 116.