5.3.2Bewijsmiddelen
t.a.v. parketnummer 16/659856-17 feit 2:
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 15 t/m 18, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 (…) omstreeks 12.16 uur, hoorde ik (…) dat er een bos bloemen was weggenomen bij het tankstation De Forten. (…) Ik hoorde dat de verdachten weggereden waren in een grijze Opel Astra voorzien van kenteken: [kenteken] . Dezelfde dag, omstreeks 13.41 uur, kreeg ik, samen met collega [verbalisant 5] en meerdere andere eenheden, portofonisch de opdracht van het operationeel centrum, om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Aldaar zouden drie vrouwen en één man, mogelijk met een zigeuner uiterlijk door de straat lopen. Deze personen stonden bij de meldster voor haar tuin. Eén van deze personen zou een bos bloemen in haar handen hebben en de meldster zou denken aan een babbeltruc. (…) omstreeks 13.50 uur, kwam ik samen met collega [verbalisant 5] ter plaatse op de [adres] in [woonplaats] . (…) Collega [verbalisant 5] zag in een parkeervak op de [adres] , ter hoogte van huisnummer [nummer] de eerder genoemde grijze Opel Astra (…) staan.(…) Na ongeveer 10 tot 15 minuten zag ik dat er drie vrouwen en één man met donker haar en getint uiterlijk uit de richting van de [adres] liepen. Ik zag dat zij in de richting van de eerder genoemde grijze Opel Astra liepen. Ik zag dat één van de vrouwen een bos bloemen met geel papier er omheen in haar hand had. Vervolgens zag ik dat de vier personen stopten bij de eerder genoemde grijze Opel Astra. (…) Omstreeks 14.05 uur heb ik deze personen staande gehouden en hun identiteitsbewijs ter inzage gevorderd.(…) Ik zag dat verdachte één, die later bleek te zijn [medeverdachte 3] , op de bestuurdersstoel zat. Ik zag dat verdachte twee, die later bleek te zijn genaamd [medeverdachte 2] , links op de achterbank, achter de bestuurdersstoel zat. Ik zag dat verdachte drie, die later bleek te zijn genaamd [medeverdachte 1] , op de bijrijdersstoel zat. Ik zag dat verdachte vier, die later bleek te zijn genaamd [verdachte] , rechts op de achterbank, achter de bijrijdersstoel zat. (…) Ik zag dat verdachte één haar heuptasje open deed. Ik zag dat er een groot geldbedrag in haar heuptasje zat.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 19 t/m 24, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 1 augustus 2017 omstreeks 13.50 uur kwam ik samen met collega [verbalisant 4] ter plaatse op de [adres] in [woonplaats] .(…) Nog geen 15 minuten later hoorde ik via de porto dat collega [verbalisant 4] , vier zigeunertype personen naar het voertuig zag lopen. Dit betroffen drie dames en één man. Collega [verbalisant 4] hield de personen staande en ik ben één minuut later bij de staandehouding aangesloten. (…) Ik zag dat de vrouw links achterin een bos bloemen vast hield. Later bleek de vrouw links achterin [medeverdachte 2] te zijn. De bos bloemen kan ik als volgt omschrijven: bos bloemen met drie rozen erin, rode besjes, oranje bloemen, groene stengels en gewikkeld in geel blokjespapier wat licht doorzichtig is.
Op de passagiersstoel zag ik een vrouw die later bleek te zijn [medeverdachte 1] . (…) Ook zag ik dat ze een ander bruin voorwerp probeerde weg te moffelen. Het voorwerp leek op een portemonnee.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina 27, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 werd genoemde verdachte (rechtbank: [medeverdachte 1] ) aangehouden (…) Tijdens het overbrengen van de verdachte hoorden wij dat er in het voertuig waar zij met haar drie medeverdachten in aangetroffen was, door collega [verbalisant 4] , een portemonnee werd aangetroffen. In de portemonnee zat geen geld meer. Wel zat er onder andere een zorgpas in met de naam “ [aangever] ” en een foto van een oudere, blanke dame. Deze portemonnee bleek afkomstig te zijn uit een woning uit de directe omgeving van waar de verdachten zijn aangetroffen en aangehouden, namelijk de [adres] (de rechtbank begrijpt [nummer] , gelet op de aangifte van [aangever] ) te [woonplaats] . Voorafgaand aan de insluiting van de verdachte hebben wij haar verzocht haar broekzakken leeg te maken. Wij zagen dat zij uit één van haar broekzakken briefgeld haalde, te weten twee briefjes van 50 euro en één briefje van 10 euro.
(…) verdachte: [medeverdachte 1] , geboren op [1976] te [geboorteplaats] in Joegoslavië.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina 28 en 29, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 (…) heb ik samen met collega [verbalisant 8] verdachte [medeverdachte 3] (rechtbank: [medeverdachte 3] ) aangehouden. (…) Ik zag dat [medeverdachte 3] een heuptasje om had. Ik zag op het moment dat zij dit heuptasje openmaakte een grote stapel biljetten zitten. (…) Ik heb vervolgens de biljetten uit het heuptasje gepakt. (…) Ik hoorde [verbalisant 8] zeggen dat [medeverdachte 3] ook een stapeltje biljetten op de stapel van het gesorteerde geld had gelegd. Het buitenste biljet van dit stapeltje was een biljet van 50 euro. Dit stapeltje biljetten haalde [medeverdachte 3] uit haar BH. In totaal had [medeverdachte 3] ter waarde van 815 euro aan biljetten bij zich.
1. biljet van 200 euro, 7 biljetten van 50 euro, 7 biljetten van 20 euro, 6 biljetten van 10 euro en 13 biljetten van 5 euro.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2017, dossierpagina 148, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] :
Naar aanleiding van inbeslaggenomen goederen uit de auto waarin de verdachten werden aangetroffen ten tijde van hun aanhouding (…)
3. Blauwe plastic stuk van vermoedelijk een PET-fles. Gevormd gelijk een inbrekerswerktuig, een “flipper”. Aangetroffen in opbergvak rechterachterdeur.
Een kennisgeving van inbeslagname, registratienummer PL0900-2017236168, d.d. 1 augustus 2017, inhoudende – zakelijk weergegeven -:
Omstandigheden: goederen zijn aangetroffen in voertuig waarbij inzittende zijn aangehouden (…)
Object: Tas (dames)
Merk/type: Dolce & Gabbana
Kleur: zwart
Inhoud: (...) schaar, schroevendraaier, stuk plastic om te flipperen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 augustus 2017, dossierpagina’s 106 t/m 108 (inclusief goederenbijlage), inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [aangever] :
(…) De persoon gaf op: [aangever] , geboren op [1932] en wonende aan de [adres] te [woonplaats] . (…) Op dinsdag 1 augustus (…) Mijn werkster is even voor 12 uur weggegaan. Zelf ben ik een minuut of vijf later weggegaan (…) Ik heb de woning via de voordeur verlaten en heb die op normale wijze afgesloten. (…) Toen ik omstreeks 17.30 uur weer thuis kwam (…) Ik wilde rond dat tijdsstip iets uit mijn portemonnee halen en wilde genoemde portemonnee uit het kastje pakken waar hij altijd in ligt.(…) Ik kon de portemonnee echter niet vinden en keek gelijk op de plaats waar de tweede portemonnee altijd lag. Ik zag dat die portemonnee er nog wel lag maar geheel was leeggehaald. (…) In beide portemonnees zat samen een geldbedrag van 500 euro. (…) Het geldbedrag bestond voornamelijk uit briefjes van 50 euro. (…) Ook zaten in een van die portemonnees enkele pasjes (…) en een foto van mijn vrouw (…).
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 111 en 112, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik woon in een aanleunwoning aan de [adres] te [woonplaats] . (…) Vandaag, dinsdag 1 augustus 2017, tussen 13.30 uur en 14.15 uur (…) werd er aan de voordeur, welke aan de gang gelegen is, gebeld. (…) Ik liep naar de voordeur (…). Ik keek door de kier van de geopende deur en zag een voor mij onbekende vrouw staan met een bos bloemen in haar hand. Ik vroeg haar wat er aan de hand was en ik hoorde haar direct zich verontschuldigen en zeggen, dat ze voor de verkeerde deur stond. Hierop zag ik dat ze wegliep (…).
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 113 en 114, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 2] :
[getuige 2] , wonende aan de [adres] te [woonplaats] . (…) Op dinsdag 1 augustus 2017, omstreeks 14.00 uur (…). Op de kopse kant ter hoogte van huisnummers [nummer] en [nummer] zag ik een viertal personen lopen, die mij onbekend waren. (…) Eén van de vrouwen hield een bos bloemen vast. Om de bos bloemen zat een geel papier gewikkeld. (…) Ze liepen op het verlengde van het fietspad aan de [adres] te [woonplaats] .
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 115 t/m 117, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 3] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 ongeveer rond de klok van 13.30 uur was ik thuis in mijn woning aan de [adres] in [woonplaats] . (…) Op dat moment zag ik dat er een vrouw met een Oost-Europees uiterlijk met een bos bloemen voor mijn woning langs liep. (…) Ik zag dat er een verpakking om de bloemen heen zat. Deze was geel of geel-groen.(…) Toen zag ik dat er, in haar kielzog, nog twee andere vrouwen met haar mee liepen. (…) Ook een man (…). Allen een licht getinte huidskleur en een Oost-Europees uiterlijk. (…) Ik wist ook dat ze in de richting liepen van Intermezzo, een stukje verderop. Daar bevinden zich allemaal seniorenwoningen (…). Even later kwam de hele meute weer voorbij lopen. Toen vanuit de richting van Intermezzo (…). Toen was het ongeveer 13.40 uur. (…) Ik zag dat ze nog steeds dezelfde bos bloemen bij zich droegen.
5.3.3Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De raadsman heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de ten laste gelegde woninginbraak. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat met betrekking tot de toedracht niets is vastgesteld. De raadsman heeft er op gewezen dat er geen braaksporen zijn aangetroffen en dat aangever heeft verklaard dat hij bij het weggaan had vergeten de tuindeur af te sluiten. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat er contra-indicaties bestaan voor betrokkenheid bij het ten laste gelegde.
De rechtbank overweeg hieromtrent als volgt.
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat verdachte deel uitmaakte van een groep van vier personen die gezamenlijk met een bos bloemen voor de woningen aan [adres] langsliep en dat deze groep gezamenlijk terugkeerde naar hun auto. In deze auto is een portemonnee met daarin een zorgpas van [aangever] als ook een foto van een oudere, blanke dame aangetroffen, welke even daarvoor was weggenomen uit een seniorenwoning aan de [adres] . In een tas die in de auto lag en in een zijvakje van de portierdeur aan de rechterachterzijde van de auto zijn stukken plastic, zogenaamde ‘flippers’, aangetroffen die volgens de politie gebruikt worden voor het openflipperen van een deur. Verdachte zat in de auto ter hoogte van de rechter achterportier. Verder heeft een getuige verklaard dat een vrouw met bloemen aan de voorzijde van haar woning bij de voordeur aanbelde, en dat toen zij de voordeur open deed de vrouw zich direct verontschuldigde omdat zij voor de verkeerde deur stond. Gelet op het aantreffen van deze ‘flippers’, het feit dat de bedoelde groep personen aan de voorkant van de woningen liepen en kennelijk met een bos bloemen (gericht) aan de voorzijde aanbelden om te controleren of er al dan niet iemand in de seniorenwoning thuis was, en er bij de woning aan de [adres] geen braakschade is aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat de voordeur van deze woning is opengemaakt door middel van flipperen.
Met betrekking tot de vraag of er sprake is geweest van het ‘tezamen en in vereniging met anderen plegen’ heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
De aansprakelijkheid voor ‘medeplegen’ is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is, waardoor sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. Daarbij kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke moment en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De vraag of aan bovenstaande eisen is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Daarbij kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdacht een rol kan spelen (HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315 en ECLI:NL:HR:2016:1323) De rechtbank gaat er in dit geval vanuit dat ieder van de vier aangehouden verdachten betrokken was bij de tenlastegelegde woninginbraak, nu de verdachte voorafgaand aan deze woninginbraak en direct na afloop daarvan samen met zijn mededaders is opgetrokken, zij gezamenlijk met een bos bloemen naar en van de seniorenwoningen aan de [adres] zijn gelopen, de weggenomen portemonnee in de auto waarin de verdachten zaten is aangetroffen, alsmede dat in de auto een tweetal ‘flippers’ is aangetroffen. In het onderhavige geval kan derhalve volgens de rechtbank met betrekking tot de toedracht van de diefstal wel worden vastgesteld dat deze ‘in vereniging’ is begaan, maar kan niet direct worden vastgesteld wie welke bijdrage heeft geleverd. Indien in een dergelijk geval de verdachte zelf kort na de diefstal in omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feiten duiden wordt aangetroffen, kan sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte, van belang is voor de beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen (vgl. HR 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1019). Zowel verdachte als de medeverdachten hebben geen aannemelijke verklaring gegeven of willen geven omtrent hun aanwezigheid ter plaatse in [woonplaats] , de aangetroffen ‘flippers’ noch over de aangetroffen weggenomen portemonnee van aangever in hun nabije aanwezigheid in de auto waar zij in zaten. De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat medeplegen bewezen kan worden verklaard. De rechtbank acht geen contra-indicaties aanwezig om tot een andersluidend oordeel te komen. Het verweer van de verdediging dat de diefstal door andere personen zou zijn gepleegd vindt zijn weerlegging in de gebruikte bewijsmiddelen.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, het onder parketnummer 16/659856-17 feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder bewezen is verklaard.