In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van partneralimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.C. de Jong, verzocht de rechtbank om de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Vellekoop, te veroordelen tot betaling van € 5.000,-- per maand aan partneralimentatie met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2018. De vrouw verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de man zich zo grievend tegenover haar had gedragen dat het onredelijk was om van haar te verlangen dat zij bijdraagt in zijn levensonderhoud. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting met gesloten deuren op 11 oktober 2018.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest en dat de echtscheiding in 2012 is uitgesproken. De vrouw heeft aangevoerd dat de man haar heeft mishandeld en dat zijn gedrag gericht was op haar beschadiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de vrouw op 2 juli 2011 meermaals heeft mishandeld, wat door een vonnis van de politierechter als dwingend bewijs wordt beschouwd. Daarnaast heeft de man conservatoir beslag gelegd op de inboedel van de vrouw en haar valselijk beschuldigd van financiële malversaties.
De rechtbank concludeert dat de gedragingen van de man, waaronder mishandeling en het leggen van beslag, verder gaan dan wat binnen de context van de echtscheidingsstrijd toelaatbaar is. Gezien deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de vrouw te verlangen dat zij bijdraagt in de kosten van levensonderhoud van de man. Het verzoek van de man tot vaststelling van partneralimentatie wordt afgewezen. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.