4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zich op 26 januari 2018 omstreeks 18.00 uur in de snackbar [naam snackbar] te [vestigingsplaats] bevond. Terwijl hij stond te wachten op zijn bestelling hoorde hij iemand dreigend zeggen: ‘
He joh heb je nou geen grote smoel, ouwe lul’. Toen hij omkeek zag hij verdachte, de zoon van zijn vriendin, staan. Hij hoorde verdachte op luide toon tegen hem zeggen: ‘
Wat moet je nou. Wat denk je wel. Nou heb je niet zo een grote smoel’. Aangever reageerde hier niet op, maar voelde dat het niet goed zou gaan en dat verdachte wel weer zou ontploffen. Toen aangever zijn bestelling had gekregen en naar buiten liep heeft hij tegen verdachte gezegd: ‘
Man, je bent het praten niet waard’en ‘
Jij hebt zeker je neus weer vol’. Hij zag dat verdachte nog bozer ging kijken. Toen aangever bij zijn auto stond kwam verdachte weer dicht voor hem staan. Aangever duwde verdachte bij hem weg. Weer kwam verdachte op hem af en ging tegen hem aanstaan. Opeens voelde aangever dat verdachte met opzet en kracht zijn hoofd hard vooruit deed. Dit was een kopstoot waardoor verdachte hem hard op zijn linkerwang en neus raakte. Dit deed pijn. Aangever ging hierdoor
outen viel hard op de grond. Na dit incident heeft aangever veel last van zijn linkerwang en rechterheup en heeft veel hoofdpijn.Op 8 februari 2018 heeft aangever verklaard dat hij nog erg veel last heeft van zijn linkerwang waarop een behoorlijke dikke bult is gekomen waar hij pijnklachten door heeft. Ook heeft hij nog steeds hoofdpijn.
Uit het naslagwerk van 27 januari 2018 opgesteld door [F] , arts-assistent chirurgie namens dr. [G] van het […] -ziekenhuis blijkt dat is geconstateerd dat aangever een zeer forse zwelling op zijn linker wang heeft en iets lateraal heeft hij nog een tweede kleinere zwelling.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 26 januari 2018 omstreeks 18.00 uur als klant aanwezig was in de snackbar [naam snackbar] te [vestigingsplaats] . In de snackbar provoceerde een man met een muts een oudere man. Toen de oudere man naar buiten liep met zijn bestelling kwam de man met de muts achter hem aan. Getuige zag door de etalageruit dat de man met de muts en oudere man met elkaar in discussie waren. Hij zag dat de man met de muts de oudere man een kopstoot gaf. Hij zag dat de oudere man daardoor uit balans raakte en zich verweerde door een slaande beweging te maken naar de man met de muts. Hij zag dat de man met de muts de oudere man met zijn gebalde vuist van zijn rechterhand hard tegen het gezicht sloeg en dat de oudere man door die klap meteen naar de grond ging en daar bleef liggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 januari 2018 een muts op had en dat hij aangever heeft uitgedaagd en dat hij bewust de confrontatie zocht. Hij is achter aangever aangegaan toen deze de snackbar verliet. Hij is heel dicht op aangever gaan staan. Toen aangever hem begon te duwen heeft hij hem aangeraakt met zijn hoofd. Daarna heeft hij aangever geslagen.
Bewijsoverweging
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever een kopstoot en een vuistslag in het gezicht heeft gegeven.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat het dossier onvoldoende steun biedt om een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel te kunnen bewijzen. De raadsvrouw heeft eveneens naar voren gebracht dat uit het dossier niet blijkt dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet van verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
De rechtbank overweegt dat aangever heeft verklaard dat verdachte met opzet en kracht zijn hoofd hard vooruit deed en aangever een kopstoot tegen diens wang en neus gaf waarna hij out ging en hard op de grond viel. Getuige [getuige 1] heeft hierover verklaard dat hij zag dat na de kopstoot de oudere man uit balans raakte, dat de oudere man daarna hard met een vuist tegen het gezicht werd geslagen en daardoor meteen naar de grond ging. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte aangever niet alleen een (harde) kopstoot maar ook een harde vuistslag tegen het hoofd gegeven heeft en dat aangever als gevolg van de kopstoot en/of de vuistslag tegen de grond gegaan is. De kans dat aangever ten gevolge van het geweld dat verdachte tegen het hoofd van aangever aangewend heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen zou hebben was aanmerkelijk. De rechtbank is van oordeel dat uit het handelen van verdachte, die niet alleen een kopstoot, maar ook een vuistslag in het gezicht gegeven heeft, voortvloeit dat verdachte die aanmerkelijke kans ook aanvaard heeft. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 2 ten laste gelegde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 oktober 2018;
- de aangifte door [B] , franchisenemer van de [naam winkel] te [vestigingsplaats] , van 4 juli 2018.
Feit 3 en feit 4
Bewijsmiddelen
Op 23 juli 2018 is verdachte aangehouden als verdachte van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Bij de fouillering op het politiebureau zijn in de tassen van verdachte onder meer een blauwe kentekenplaat voorzien van het kenteken [kenteken] en een sleutel van een Peugeot personenauto met daarbij een sleutelhanger van de [afkorting] [naam regio] aangetroffen.
Op de sleutelhanger van de [afkorting] [naam regio] stond het nummer [nummer] . Dit nummer behoort toe aan de bewoner aan de [adres] te [woonplaats] . Op dit adres woont [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar elektrische fiets op 21 juli 2018.Op 23 juli 2018 heeft zij telefonisch laten weten dat de sleutelbos met daaraan haar Peugeot autosleutel, drie sleutels en een milieudruppel van het [afkorting] haar eigendom zijn en dat deze sleutelbos in de fietstas van haar weggenomen elektrische fiets zat.
[A] heeft namens [slachtoffer 3] aangifte gedaan van diefstal van het kenteken van de snorfiets van [slachtoffer 3] . Op 21 juli 2018 omstreeks 16.00 uur ontdekte aangever dat het kenteken [kenteken] was verdwenen van de snorfiets.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij één of twee dagen voor zijn aanhouding een tas heeft gevonden waar de sleutelbos en de kentekenplaat in zaten. Hij was niet gemotiveerd deze tas naar het politiebureau te brengen. Hij wist nog niet wat hij met de goederen ging doen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmotivering
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een sleutelbos met een autosleutel (feit 3) en een kentekenplaat (feit 4). Verdachte heeft daarover verklaard dat hij – om hem moverende doch niet disculperende redenen - niet van plan was om de goederen af te geven bij een inleverpunt voor gevonden voorwerpen en is daarom als heer en meester over deze goederen gaan beschikken.
Feit 5
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op 4 juli 2018 in haar woning te [woonplaats] een discussie had met verdachte over een kabel van een laptop. Verdachte heeft hierbij met verheven stem geroepen: ‘
Ik steek je huis in de fik!’ en ‘
Ik schop je in elkaar’. [getuige 3] en [getuige 2] hebben geprobeerd verdachte rustig te krijgen. Verdachte heeft zich hierbij tot [getuige 3] en [getuige 2] gericht en zei: ‘
Raak me niet aan. Jullie moeten mij niet aanraken anders schop ik jullie allemaal in elkaar’.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij verdachte tegen aangeefster hoorde zeggen: ‘
als je mij nog een keer appt, dan steek ik het hele huis in de fik’.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij verdachte heeft horen schreeuwen: ‘
als iemand mij nu nog aanraakt sla ik die helemaal in elkaar’ en ‘
als je nog eens een bericht naar mij stuurt steek ik je huis in de brand’.
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling en brandstichting.