ECLI:NL:RBMNE:2018:521

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3439
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en beoordeling kosten levensonderhoud

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijzondere bijstand had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, dat deze aanvraag had afgewezen. Eiseres ontving sinds 10 februari 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) en later de Participatiewet (Pw). Door de detentie van haar echtgenoot, de heer [A], werd haar bijstand per 15 september 2016 verlaagd naar 50% van de norm voor gehuwden. Eiseres diende op 21 december 2016 een aanvraag in voor bijzondere bijstand ter compensatie van de bijstandsverlaging.

De rechtbank oordeelde dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand had aangevraagd, geen kosten waren als bedoeld in artikel 35, eerste lid van de Pw, maar algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De rechtbank stelde vast dat verweerder terecht had geoordeeld dat de kosten niet onder de bijzondere bijstand vielen, omdat deze kosten al gedekt waren door de algemene bijstand. Eiseres had ook aangevoerd dat verweerder een onjuiste bijstandsnorm had toegepast, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet relevant waren voor de beoordeling van de afwijzing van de bijzondere bijstand.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/3439

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.W.F.M. Wohlgemuth Kitslaar),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Vlaanderen).

Procesverloop

Bij besluit van 14 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres’ aanvraag om bijzondere bijstand ter compensatie van bijstandsverlaging als gevolg van de detentieperiode van haar echtgenoot, de heer [A] , afgewezen.
Bij besluit van 17 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2018. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt sinds 10 februari 2010 bijstand naar de norm voor gehuwden met één kostendeler op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb), dan wel de Participatiewet (Pw). Omdat de echtgenoot van eiseres, de heer [A] , per 15 september 2016 in detentie verbleef, is de bijstand per die datum verlaagd naar 50% van de norm voor gehuwden met één kostendeler. Bij besluit van 15 december 2016 is de bijstand weer gewijzigd naar de norm voor gehuwden met één kostendeler omdat de heer [A] uit detentie was. Op 21 december 2016 heeft eiseres bijzondere bijstand aangevraagd.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit primair ten grondslag gelegd dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd (aanvulling kosten voor vaste lasten/ levensonderhoud) geen kosten zijn als bedoeld in artikel 35, eerste lid van de Pw, maar kosten waarvoor de algemene bijstand bedoeld is. Subsidiair heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat ten tijde van de aanvraag al in de kosten was voorzien omdat de bijstand op dat moment reeds was verhoogd naar de norm voor gehuwden.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd niet vallen onder kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Pw omdat deze kosten algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn als bedoeld in artikel 5 onder b, van de Pw. Verweerder heeft, anders dan eiseres betoogt, niet gesteld dat de kosten zich feitelijk niet voordoen. Dit artikel mist toepassing. De beroepsgrond faalt.
4. Verder heeft eiseres aangevoerd dat verweerder een onjuiste bijstandsnorm en kostendelersnorm heeft toegepast. In onderhavige procedure die ziet op de afwijzing van de bijzondere bijstand kunnen deze argumenten niet worden beoordeeld. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd hoeft gelet op het voorgaande geen bespreking.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bissumbhar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.