ECLI:NL:RBMNE:2018:521
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en beoordeling kosten levensonderhoud
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijzondere bijstand had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, dat deze aanvraag had afgewezen. Eiseres ontving sinds 10 februari 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) en later de Participatiewet (Pw). Door de detentie van haar echtgenoot, de heer [A], werd haar bijstand per 15 september 2016 verlaagd naar 50% van de norm voor gehuwden. Eiseres diende op 21 december 2016 een aanvraag in voor bijzondere bijstand ter compensatie van de bijstandsverlaging.
De rechtbank oordeelde dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand had aangevraagd, geen kosten waren als bedoeld in artikel 35, eerste lid van de Pw, maar algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De rechtbank stelde vast dat verweerder terecht had geoordeeld dat de kosten niet onder de bijzondere bijstand vielen, omdat deze kosten al gedekt waren door de algemene bijstand. Eiseres had ook aangevoerd dat verweerder een onjuiste bijstandsnorm had toegepast, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet relevant waren voor de beoordeling van de afwijzing van de bijzondere bijstand.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.