Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2018 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Wet- en regelgevingen
Overwegingenverwezen naar artikel 4:6 van de Awb en wordt dit toetsingskader nader uitgelegd: “Gelet hierop dient de commissie zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en, zo ja, of het college daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien.” Vervolgens overweegt de commissie: “Gemachtigde voert aan dat in het besluit van 12 september 2016 de Toeslagenverordening onjuist is geïnterpreteerd en toegepast en dat daarmee sprake is van een nieuw feit.” De commissie komt echter tot een andere conclusie: “Op grond van hiervoor vermelde overwegingen is de commissie van oordeel dat het door gemachtigde aangevoerde niet kan worden aangemerkt als een nieuw feit dat het college zou moeten nopen het besluit van 12 september 2016, waarin de bijstand over het tijdvak van 22 augustus 2011 tot en met 30 juni 2015 is herzien en teruggevorderd, te herzien.” De door eiser aangehaalde overweging van de commissie over de toepassing van de Toeslagenverordening is opgenomen in het kader van de beoordeling of door het afwijzen van het herzieningsverzoek sprake is van evidente onredelijkheid. Dit blijkt uit de conclusie die de commissie aan die overweging verbindt: “De commissie is dan ook van oordeel dat het college conform haar beleid in redelijkheid tot het besluit van 1 maart 2017 inzake de afwijzing van het verzoek om herziening heeft kunnen komen.” De beroepsgrond slaagt niet.
Beslissing
mr. S. Bissumbhar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2018.