ECLI:NL:RBMNE:2018:5113

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
C/16/462584 / JL RK 18-383 (ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing) C/16/463117 / JL RK 18-408 (machtiging uithuisplaatsing)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een Poolse baby

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2018 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een Poolse baby, geboren in 2017. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van het kind voor de duur van twaalf maanden, met een subsidiair verzoek voor een voorlopige ondertoezichtstelling van drie maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De ouders hebben verweer gevoerd tegen de verzoeken van de Raad en de GI, waarbij zij primair hebben verzocht om niet-ontvankelijkheid van de verzoeken en subsidiair om afwijzing van de verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft over het primaire verzoek, aangezien het kind de Poolse nationaliteit heeft en haar gewone verblijfplaats in Polen is. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad en de GI afgewezen, met de overweging dat het in het belang van het kind is om terug te keren naar Polen, waar zij kan opgroeien in haar eigen omgeving. De kinderrechter heeft daarbij het belang van familie- en gezinsleven in het kader van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in acht genomen. De ouders hebben blijk gegeven van goede samenwerking met de hulpverlening, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om de verzoeken af te wijzen.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de ouders hebben het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Lelystad
Zaakgegevens: C/16/462584 / JL RK 18-383 (ondertoezichtstelling en machtiging
uithuisplaatsing)
C/16/463117 / JL RK 18-408 (machtiging uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 13 juli 2018

Beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de GI, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] , Polen;

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] , Polen.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 25 juni 2018, ingekomen bij de griffie op 26 juni 2018;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 4 juli 2018, ingekomen bij de griffie op 5 juli 2018;
- de brief van de directeur van het Gemeenschappelijk Centrum voor Maatschappelijk Welzijn in [vestigingsplaats] van 27 juni 2018, vertaald op 11 juli 2018, overlegd ter zitting (hierna te noemen de brief);
- het verweerschrift van 6 juli 2018 van mr. V.M.A. Saris, advocaat van ouders, ingekomen
bij de griffie op 11 juli 2018;
- het aanvullend verweerschrift van 11 juli 2018 van mr. V.M.A. Saris, ingekomen bij de
griffie op 11 juli 2018.
Op 12 juli 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de ouders, bijgestaan door mr. V.M.A. Saris,
- de heer H. Vuijk, de tolk van de ouders,
- mevrouw [A] , een vertegenwoordigster van de Raad,
- mevrouw [B] en mevrouw [C] , vertegenwoordigsters van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam van minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 16 april 2018 is [voornaam van minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, te weten tot 16 juli 2018.
Bij beschikking van 24 april 2018 is een machtiging uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een crisispleeggezin dan wel in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

Het verzoek

De Raad heeft primair de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden. De Raad heeft subsidiair verzocht om [voornaam van minderjarige] (opnieuw) voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Tevens wordt de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van de (voorlopige) ondertoezichtstelling.
De GI heeft de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van de (voorlopige) ondertoezichtstelling.

De standpunten

Namens de Raad is het volgende naar voren gebracht. De Raad complimenteert de ouders voor hun inzet. Zij rijden wekelijks vanuit Polen naar Nederland zodat de omgangsmomenten met [voornaam van minderjarige] kunnen plaatsvinden. Ook werken de ouders goed samen met de hulpverlening. Ondanks de positieve ontwikkelingen bestaan er nog steeds veel zorgen om [voornaam van minderjarige] . Het is nog steeds onduidelijk hoe het letsel bij [voornaam van minderjarige] is ontstaan. Daarnaast is er nog steeds geen zicht op de opvoedingsvaardigheden van ouders en is het onduidelijk of en in hoeverre de relatie van ouders stabiel is. Ook bestaan er zorgen over de thuissituatie van de grootouders in Polen. Hiervoor is reeds hulp in het vrijwillig kader ingezet. Het is noodzakelijk dat de hulp in het gedwongen kader wordt voortgezet en dat [voornaam van minderjarige] ook onder toezicht wordt gesteld wanneer zij weer in Polen woont. Het is, gelet op haar leeftijd en taal- en hechtingsontwikkeling, in haar belang dat zij zo spoedig mogelijk weer teruggaat naar Polen. Haar veiligheid staat voorop en dient ook te zijn gewaarborgd wanneer zij weer in Polen woont.
De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. De omgangsmomenten tussen [voornaam van minderjarige] en de ouders hebben sinds de voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging uithuisplaatsing plaatsgevonden op het kantoor van de GI. Deze omgangsmomenten zijn goed verlopen. De ouders hebben laten zien dat zij adequaat kunnen reageren op [voornaam van minderjarige] . Ook ontwikkelt [voornaam van minderjarige] zich goed. Ondanks het voornoemde acht de GI het in het belang van [voornaam van minderjarige] dat de hulp in het gedwongen kader, ook wanneer zij weer in Polen woont, wordt voortgezet.
De ouders hebben, middels het verweerschrift van 6 juli 2018 en het aanvullend verweerschrift tevens inhoudende een voorwaardelijk verzoek van 11 juli 2018, verweer gevoerd. De ouders hebben primair verzocht om de Raad en de GI niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair om het verzoek tot (voorlopige) ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing af te wijzen. Tevens hebben zij bij het aanvullend verweerschrift voorwaardelijk verzocht om de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige] bij vader te bepalen. De vader heeft een baan in Polen en hij heeft een huurhuis met een reeds ingerichte kinderkamer. Los van het feit dat er geen grond is voor een uithuisplaatsing dan wel een ondertoezichtstelling, komt de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toe om te oordelen over de verzoeken van de Raad en de GI nu [voornaam van minderjarige] en de ouders niet in Nederland wonen. Nederland heeft enkel rechtsmacht voor het opleggen van een tijdelijke maatregel. Deze tijdelijke maatregelen zijn, in de vorm van een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing, reeds verleend voor de duur van drie maanden. Indien de verzoeken van de Raad en de GI toch worden toegewezen, wordt er in strijd gehandeld met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). [voornaam van minderjarige] heeft er recht op om zich te ontwikkelen bij haar eigen familie. Bovendien ontwikkelt zij zich, gelet op haar leeftijd, zeer snel en is hechting belangrijk. Het is dan ook niet in haar belang om haar verblijf in Nederland voort te laten zetten. Uit de brief blijkt dat er onderzoek is gedaan naar de situatie van ouders en dat er geen bedenkingen of zorgen zijn die een beletsel zouden vormen om het kind terug te plaatsen bij de ouders. Uit deze brief blijkt eveneens dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam van minderjarige] en dat er geen grond is voor een machtiging uithuisplaatsing dan wel een ondertoezichtstelling. Het is noodzakelijk dat [voornaam van minderjarige] zo spoedig mogelijk teruggaat naar Polen. De Raad heeft aangegeven geen zicht te hebben op de opvoedingsvaardigheden van de ouders. De advocaat van ouders benadrukt dat dit logisch is nu de ouders en [voornaam van minderjarige] enkel één uur per week omgang hebben. Daarnaast is de stabiliteit van de relatie van ouders geen grond om [voornaam van minderjarige] uit huis te plaatsen. De ouders hebben geen ruzie met elkaar. [voornaam van minderjarige] zit dan ook niet klem tussen hen.

De beoordeling

Allereerst dient vastgesteld te worden of de Nederlandse kinderrechter rechtsmacht heeft om over het primaire verzoek te oordelen. De kinderrechter is van oordeel dat dit niet het geval is, nu [voornaam van minderjarige] de Poolse nationaliteit heeft en haar gewone verblijfplaats in Polen is. Op grond van artikel 8 Brussel II-bis is daarmee de bevoegdheid van de Poolse rechter over de definitieve kinderbeschermingsmaatregelen te oordelen gegeven en komt de Nederlandse kinderrechter geen rechtsmacht toe ten aanzien van het primaire verzoek.
Subsidiair heeft de Raad verzocht (wederom) een voorlopige ondertoezichtstelling uit te spreken. Daargelaten of de wet de mogelijkheid biedt om aansluitend aan een voorlopige ondertoezichtstelling een nieuwe voorlopige ondertoezichtstelling uit te spreken, overweegt de kinderrechter als volgt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het volgende gebleken. Alle partijen stellen met de rechtbank vast dat het in het belang van [voornaam van minderjarige] is dat zij opgroeit in Polen. Uit de brief blijkt dat ook de in Polen betrokken hulpverlening van mening is dat [voornaam van minderjarige] naar Polen moet terugkeren. Het is, gelet op haar leeftijd en taal- en hechtingsontwikkeling, dan ook noodzakelijk dat zij zo spoedig mogelijk weer terug gaat naar Polen. Er bestaan geen zorgen over de manier waarop ouders tijdens de begeleide omgang met [voornaam van minderjarige] omgaan. De ouders komen wekelijks vanuit Polen naar Nederland zodat de omgangsmomenten plaats kunnen vinden. De kinderrechter merkt op dat dit een grote belasting voor ouders is. Ouders werken op positieve wijze samen met de Nederlandse hulpverlening. Uit de brief blijkt dat in het vrijwillig kader in Polen hulpverlening betrokken is. De Raad stelt zich op het standpunt dat het noodzakelijk is dat de hulp in het gedwongen kader plaatsvindt. Gelet op de onduidelijkheid over de herkomst van de verwondingen van [voornaam van minderjarige] en het feit dat er maar beperkt zicht is op de opvoedingscapaciteiten van ouders begrijpt de kinderrechter dit standpunt. Indien de (voorlopige) ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] worden verleend, zal zij echter de komende tijd opgroeien in Nederland. Onduidelijk is op welke termijn de kinderbeschermingsmaatregelen via de Centrale Autoriteit aan Polen overgedragen kunnen worden. De kinderrechter acht dit onaanvaardbaar, gelet op de hierboven genoemde ontwikkelingsfase van [voornaam van minderjarige] . Gelet daarop zal de kinderrechter de verzoeken afwijzen, zodat de ouders met [voornaam van minderjarige] kunnen terugkeren naar Polen. Zowel [voornaam van minderjarige] als de ouders hebben recht op familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. De kinderrechter realiseert zich dat een terugkeer naar Polen zonder een gedwongen kader zekere risico’s met zich brengt. Gelet op de goede samenwerking van ouders met de (Nederlandse en Poolse) hulpverlening en de trouw waarmee ouders wekelijks voor een uur begeleide omgang naar Nederland komen schat de kinderrechter in dat dit risico gering is. Daarbij komt dat uit de brief van de directeur van het Gemeenschappelijk Centrum voor Maatschappelijk welzijn in [vestigingsplaats] blijkt dat de Poolse hulpverlening zich zo nodig tot de Poolse rechter zal wenden indien ouders niet langer zouden samenwerken met die hulpverlening. Tegenover het risico dat terugkeer van [voornaam van minderjarige] naar Polen zonder gedwongen kader met zich brengt staat het zwaarwegende belang van [voornaam van minderjarige] en haar ouders bij hereniging en terugkeer naar Polen, teneinde verdere schade aan de taal- en hechtingsontwikkeling van [voornaam van minderjarige] te voorkomen. Alle belangen in ogenschouw nemend is de kinderrechter van oordeel dat de (subsidiaire)verzoeken van de Raad en de GI moeten worden afgewezen.
De kinderrechter vertrouwt er op dat ouders hun toezegging dat [voornaam van minderjarige] in eerste instantie woonplaats bij vader zal hebben gestand zullen doen.
Aan een bespreking van het voorwaardelijk verzoek van ouders komt de kinderrechter niet toe nu de overige verzoeken worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:

wijst de verzoeken af.

Deze beschikking is gegeven door mr. L.P. de Haas, kinderrechter, in tegenwoordigheid van N. Tressel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 juli 2018.