ECLI:NL:RBMNE:2018:5111

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
C/16/462570 / JL RK 18-382
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring van schriftelijke aanwijzing door de gecertificeerde instelling in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te vervallen. De vader, die geen gezag heeft over zijn minderjarige kind, verzocht om deze aanwijzing te laten vervallen, omdat hij zich niet kon verenigen met de beslissing van de GI om de omgang met zijn kind stop te zetten. De GI had deze aanwijzing gegeven op basis van zorgen over de ontwikkeling van het kind en de omgang met de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI, op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek, alleen aanwijzingen kan geven aan de met gezag belaste ouder of het kind zelf. Aangezien de vader geen gezag heeft, was hij niet bevoegd om het verzoek in te dienen. De kinderrechter oordeelde dat de vader niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de schriftelijke aanwijzing niet door de GI had mogen worden gegeven. De kinderrechter benadrukte het belang van het welzijn van het kind en de noodzaak voor de GI om de situatie rondom het kind nauwlettend te volgen, gezien de complexe gezinssituatie. De kinderrechter besloot dat er gezocht moet worden naar een vorm van begeleid contact tussen de vader en het kind, ondanks de huidige situatie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Almere
zaakgegevens : C/16/462570 / JL RK 18-382
datum uitspraak: 3 oktober 2018

beschikking conflictbehandeling schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[verzoeker] , wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. R. Zwiers,
hierna te noemen de vader,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
wonende te [vestigingsplaats] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de vader van 25 juni 2018, ingekomen bij de griffie op 26 juni 2018,
- nagezonden stukken aan de zijde van de GI van 9 juli 2018, ingekomen bij de griffie op 10 juli 2018.
Op 11 september 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld en gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. R. Zwiers,
- de moeder,
- mevrouw [A] en mevrouw [B] namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. Bij beschikking van
30 januari 2018 is [voornaam van minderjarige] onder toezicht gesteld tot 30 januari 2019.
De GI heeft op 20 juni 2018 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:
- Gezien bovenstaande feiten die [voornaam van minderjarige] belemmeren in zijn ontwikkeling en hem beletten van een onbezorgde en fijne omgang met vader, hebben wij besloten de omgang per 8 juni 2018 stop te zetten tussen u als vader en [voornaam van minderjarige] . Dit besluit is op vrijdag 8 juni 2018 mondeling met vader besproken. Dit gesprek heeft vader voortijdig afgebroken. Om opnieuw vorm te kunnen geven aan de omgang en deze voort te zetten zullen wij u uitnodigen voor een gesprek op woensdag 4 juli 2018 om 10.00 uur op het kantoor van de GI te [vestigingsplaats] .

Het verzoek

De vader heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te verklaren.
Vader heeft ter onderbouwing van het verzoek het volgende aangevoerd. Vader heeft geen gezag over [voornaam van minderjarige] . Vader kan zich niet verenigen met de gegeven schriftelijke aanwijzing van de GI. Vader heeft al langere tijd zorgen over de contacten tussen [voornaam van minderjarige] en de huidige partner van moeder. Vader heeft deze zorgen kenbaar gemaakt aan de GI. De GI heeft hier, voor zover vader heeft kunnen vaststellen, niet adequaat op gereageerd. Vader heeft [voornaam van minderjarige] nooit deelgenoot gemaakt van zijn zorgen. [voornaam van minderjarige] heeft zelf dingen aan vader verteld, waardoor vader zich zorgen is gaan maken. Vader heeft naar aanleiding van diezelfde zorgen melding gemaakt bij de GI. Vader wordt verweten dat hij eenzijdig de tijden van het halen en brengen van [voornaam van minderjarige] wijzigt. Dit is niet juist. De partner van vader brengt en haalt [voornaam van minderjarige] bij iedere omgang. Op 27 mei 2018 was de partner van vader verhinderd om [voornaam van minderjarige] terug te brengen naar moeder. Vader heeft moeder vervolgens via Whatsapp een aantal opties voorgesteld waar moeder niet op heeft gereageerd. Vader heeft de crisisdienst gebeld en op advies daarvan [voornaam van minderjarige] zelf naar moeder teruggebracht. Een ongestoorde en frequente omgang tussen vader en [voornaam van minderjarige] is van groot belang voor de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] . De schriftelijke aanwijzing van de GI is dan ook niet in het belang van [voornaam van minderjarige] en dient vervallen te worden verklaard. Ter zitting is door en namens vader naar voren gebracht dat, nu vader geen gezag heeft over [voornaam van minderjarige] , de schriftelijke aanwijzing nooit gegeven had mogen worden. Vader heeft niets te maken met het vermeende seksueel misbruik maar is zelf degene die die zorgen bij de GI heeft geuit, naar aanleiding van hetgeen [voornaam van minderjarige] hem heeft verteld. Het is niet in het belang van [voornaam van minderjarige] dat het contact met vader volledig is stopgezet. Als de GI zorgen heeft over het welzijn van [voornaam van minderjarige] als hij bij vader is, had de GI minder verstrekkende maatregelen kunnen nemen, zoals bijvoorbeeld het inzetten van een begeleide omgang. Dit heeft de GI echter niet gedaan. De advocaat acht het voorts van groot belang dat de GI niet blijft wachten op de uitkomst van het politieonderzoek (en de mogelijk daaruit voortvloeiende strafzaak), maar al eerder stappen neemt om het contact tussen vader en [voornaam van minderjarige] te herstellen.

De standpunten

Namens de GI is ter zitting naar voren gebracht dat de omgang tussen vader en [voornaam van minderjarige] nog steeds is stopgezet. Met vader is gesproken over het opbouwen van de contacten met [voornaam van minderjarige] . Ondertussen is vanuit de zedenpolitie geadviseerd dat de omgang moest worden stopgezet, waardoor er geen opbouw in het contact heeft plaatsgevonden. Als er een uitspraak is van de zedenpolitie wordt onderzocht of het contact tussen vader en zoon opnieuw kan worden opgestart. Aan de hand van de aangifte van seksueel misbruik tegen vader, betreffende het stiefzusje van [voornaam van minderjarige] , is door de zedenpolitie besloten om het onderzoek uit te breiden naar [voornaam van minderjarige] . De GI is van mening dat ondanks het feit dat vader geen gezag heeft de schriftelijke aanwijzing mocht worden gegeven. Vader heeft [voornaam van minderjarige] immers erkend en heeft recht op omgang.
Moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met [voornaam van minderjarige] . In het begin heeft hij gevraagd waarom hij geen contact meer had met vader, maar dat doet hij nu niet meer. Voor nu is het beter voor [voornaam van minderjarige] dat er rust, structuur en stabiliteit is. Voor het overige sluit moeder zich aan bij hetgeen namens de GI ter zitting naar voren is gebracht.

De beoordeling

De GI kan ter uitvoering van haar taak op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek (BW), eerste en tweede lid, dwingende schriftelijke aanwijzingen geven aan de
gezag dragende ouder betreffende de opvoeding en verzorging van minderjarigen. De GI kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Bij de beoordeling van de noodzaak tot het geven van een schriftelijke aanwijzing komt aan de GI een zekere beleidsvrijheid toe.
De kinderrechter overweegt als volgt. Een aanwijzing kan, ingevolge artikel 1:263 BW slechts worden gericht tot de met gezag belaste ouder of het kind zelf. Dit volgt niet alleen uit voornoemd artikel, maar ook uit het karakter van de ondertoezichtstelling, namelijk een beperking van het ouderlijk gezag. Dit maakt dan ook dat de GI vader, nu hij niet (gezamenlijk) is belast met het gezag over [voornaam van minderjarige] , geen schriftelijke aanwijzing had mogen geven zoals op 20 juni 2018 is gedaan.
Bevoegd om het verzoek tot vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing te doen is voorts, gelet op artikel 1:264, eerste lid BW, alleen de met het gezag belaste ouder nu hij ook daadwerkelijk in het gezag wordt beperkt door de aanwijzing. De niet met het gezag belaste ouder is niet bevoegd tot indiening van het verzoek nu er bij die ouder geen sprake is van een beperking in het gezag.
De kinderrechter oordeelt, gelet op het voorgaande, dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing (die, ten overvloede, niet door de GI gegeven had mogen worden en feitelijk niet bestaat). De rechtbank komt daardoor niet verder toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Voorts is door de GI ter zitting naar voren gebracht dat het, gelet op de huidige situatie, niet in het belang van [voornaam van minderjarige] is dat er contact is met vader. De kinderrechter acht het echter, evenals door de raadsman van vader is betoogd ter zitting, in het belang van [voornaam van minderjarige] dat wordt gezocht naar een vorm van begeleid contact met vader. Daarnaast is het noodzakelijk dat de GI de situatie rondom [voornaam van minderjarige] (met name zijn veiligheid) nauw blijft volgen gelet op de steeds verder escalerende strijd tussen ouders en dit complexe gezinssysteem. Het is daarin van belang dat de jeugdhulpverlener die betrokken is bij [voornaam van minderjarige] , in samenwerking met de jeugdhulpverlener die betrokken is bij de andere kinderen in het systeem, de regie blijft voeren.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vervallen verklaring.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.P. de Haas, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
D. van Garderen als griffier en in het openbaar uitgesproken op