ECLI:NL:RBMNE:2018:4980
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- S.C. Hagedoorn
- C.A. de Beaufort
- L.P. de Haas
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter in een gezinszaak met betrekking tot de ondertoezichtstelling van kinderen
Op 12 oktober 2018 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Lelystad, een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P. Delawi. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. G.L.M. Urbanus, de behandelend rechter in een zaak waarin de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de drie kinderen van verzoeker en zijn vrouw onder toezicht te stellen. Verzoeker had tijdens een zitting op 21 september 2018 de wraking ingediend, omdat hij meende dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt. Hij noemde drie gronden voor zijn verzoek, waaronder het niet ontvangen van een faxbericht door de rechter voorafgaand aan de zitting en de wens van de Raad voor de Kinderbescherming om documenten te laten overleggen door verzoeker.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer oordeelde dat de omstandigheden die verzoeker aanvoerde niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter partijdig of bevooroordeeld was. De wrakingskamer stelde vast dat de rechter ter zitting alsnog kennis had kunnen nemen van de relevante stukken en dat de beslissing om verzoeker in de gelegenheid te stellen bewijs te overleggen, een procesbeslissing was die niet als grond voor wraking kon dienen.
Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om deze beslissing toe te zenden aan alle betrokken partijen. De procedure in de onderliggende zaak met nummer C/16/465973 / JE RK 18-1720 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.