ECLI:NL:RBMNE:2018:4902

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 augustus 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4812
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonsanctie en re-integratiekansen in het kader van de Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 16 augustus 2018, staat de loonsanctie van eiseres B.V. centraal. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarin werd gesteld dat de loonsanctie in verband met tekortkomingen in de re-integratieplichten van de werknemer niet zou worden verkort. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres re-integratiekansen heeft gemist. De rechtbank stelt vast dat de loonsanctie niet bekort kan worden, omdat de re-integratie-inspanningen van eiseres onvoldoende zijn geweest. De rechtbank wijst erop dat de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van een compleet re-integratieverslag bij eiseres ligt. De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van onderbenutting van de arbeidsmogelijkheden van de werknemer, en dat de weigering van een deskundigenoordeel door verweerder geen invloed heeft op de re-integratieverplichtingen van eiseres. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/4812

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 augustus 2018 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.S. Fluit),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. Tiemersma).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. L.E. Gilden.

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2017 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat de loonsanctie in verband met de tekortkoming in de re-integratieplichten voor [derde-partij] (de werknemer), niet wordt verkort.
Bij besluit van 12 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat de kennisneming van de medische stukken is voorbehouden aan de door eiseres ingeschakelde advocaat mr. P.S. Fluit.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] en door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Werknemer is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu werknemer geen toestemming heeft gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan eiseres te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1.
Werknemer is laatstelijk werkzaam geweest als districtsmanager voor 40 uur per week. Hij heeft zich op 30 juli 2014 ziek gemeld. Op 6 juni 2016 heeft werknemer een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
2.2.
Op 11 juli 2016 heeft arts in opleiding tot specialist (AIOS) verzekeringsgeneeskunde [B] telefonisch contact opgenomen met de bedrijfsarts/medisch adviseur
[C] en het ontbreken van medische gegevens besproken.
2.3.
Bij besluit van 18 juli 2016 heeft verweerder een loonsanctie op administratieve gronden opgelegd aan eiseres. Eiseres heeft hier geen bezwaar tegen gemaakt.
2.4.
[B] heeft vervolgens op 28 juli 2016 per e-mail opnieuw contact opgenomen met de bedrijfsarts en enkele vragen gesteld, onder andere over een verwijzing naar een medisch onderzoek in de stukken en het standpunt van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer. De bedrijfsarts heeft op 1 augustus 2016 de vraag over de belastbaarheid van de werknemer beantwoord. Vervolgens heeft [B] nogmaals een e-mail aan de bedrijfsarts gestuurd, met daarin haar standpunt en een vraag over het beleid van de bedrijfsarts. Deze e-mail is niet beantwoord.
2.5.
Eiseres heeft op 25 oktober 2016 telefonisch contact opgenomen met verweerder met de vraag of de WIA-aanvraag nog in behandeling zal worden genomen. Verweerder heeft dit opgevat als een verzoek de loonsanctie te bekorten. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
3.1.
Bij het primaire besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de loonsanctie niet bekort wordt, omdat de re-integratie-inspanningen onvoldoende zijn geweest. Verweerder legt hier rapportages van AIOS [B] en arbeidsdeskundige
[D] aan ten grondslag. Op basis van deze rapportages neemt verweerder het standpunt in dat er geen sprake is van ziekte of gebrek, zodat werknemer ten onrechte nog niet hersteld is verklaard.
3.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gewijzigd en gesteld dat er wel sprake is van ziekte of gebrek, maar dat de re-integratie-inspanningen als onvoldoende moeten worden beschouwd. Er zijn twee redenen waarom de inspanningen van eiseres onvoldoende zijn volgens verweerder. Ten eerste werkt de werknemer minder uren dan mogelijk is tegen een loonwaarde van 50% en ten tweede zijn de overige arbeidsmogelijkheden binnen het bedrijf onvoldoende geïnventariseerd. Verweerder baseert zich hierbij op rapportages van verzekeringsarts bezwaar en beroep [E] en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [F] , die onderdeel uitmaken van het bestreden besluit.
4. Eiseres voert aan dat verweerder de grondslag voor het niet bekorten van de loonsanctie in de bezwaarprocedure niet had mogen veranderen. Allereerst is het aanvoeren van een nieuw verwijt volgens eiseres niet toegestaan na einde wachttijd. Voorts is het onrechtmatig om de grondslag te wijzigen, omdat de loonsanctie een reparatoir karakter heeft en eiseres de tekortkomingen niet met terugwerkende kracht kan herstellen. Dat, zoals verweerder stelt, het standpunt in bezwaar is gewijzigd naar aanleiding van tijdens de bezwaarprocedure door werknemer verstrekte nieuwe informatie, namelijk gegevens van een medisch onderzoek uit 2015, is volgens eiseres onvoldoende om de grondslag te mogen wijzigen. Eiseres stelt dat verweerder een onderzoeksplicht heeft, zodat de AIOS deze informatie zelf op had moeten vragen voordat het primaire besluit werd genomen.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat in het door verweerder op basis van wettelijke bepalingen en beleid gehanteerde loonsanctiesysteem WIA, maar één sanctie wordt opgelegd. Deze sanctie duurt 52 weken, maar kan eerder beëindigd worden als de werkgever aantoont dat hij aan al zijn verplichtingen - administratieve en inhoudelijke - heeft voldaan. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen aan de ene kant administratieve loonsancties en aan de andere kant inhoudelijke loonsancties. Ook is er geen sprake van een eerste loonsanctie en vervolgsancties. Er wordt één keer een sanctie van 52 weken opgelegd en de grondslag voor die loonsanctie kan gedurende de looptijd van de sanctie wijzigen. De duur van de sanctie wordt pas bekort als aan alle verplichtingen is voldaan. Het vaststellen van een gewijzigde grondslag bij de beoordeling van een bekortingsverzoek kan naar het oordeel van de rechtbank niet gelijk gesteld worden met het (in strijd met de wet) opleggen van een loonsanctie na het einde van de wachttijd.
5.2.
De rechtbank stelt verder vast dat uit het dossier blijkt dat gedurende de bezwaarprocedure medische informatie naar boven is gekomen, die tot dan toe niet bekend was bij verweerder. De rechtbank volgt eiseres niet in het standpunt dat de verantwoordelijkheid voor de volledigheid van de informatie die van belang is voor het nemen van een besluit bij verweerder ligt. Het is aan eiseres om een zo compleet mogelijk re-integratieverslag aan te leveren of zoals in dit geval een bekortingsverzoek zo volledig mogelijk te onderbouwen. AIOS [B] heeft de bedrijfsarts van eiseres in de
e-mailcorrespondentie in augustus 2016 bovendien uitdrukkelijk gevraagd naar een verwijzing naar het medisch onderzoek, maar deze vraag is door de bedrijfsarts niet beantwoord. De bedrijfsarts had de informatie bijvoorbeeld bij de behandelaar van de werknemer kunnen opvragen. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aan verweerder toe te rekenen dat deze medische informatie niet eerder bekend is geworden, waardoor de grondslag van de loonsanctie in bezwaar is gewijzigd. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiseres voert verder aan dat er geen sprake is van onderbenutting van de arbeidsmogelijkheden van de werknemer. Hoewel er na het wijzigen van de belastbaarheid door de bedrijfsarts op 21 maart 2016 geen nieuw arbeidskundig onderzoek is verricht, zijn er geen re-integratiekansen gemist. Het staat weliswaar niet letterlijk zo op papier, maar er is wel degelijk gezocht naar passende functies en dit heeft er ook toe geleid dat de werknemer in juni 2016 een andere functie geprobeerd heeft.
7. De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat de bedrijfsarts de belastbaarheid van de werknemer per 21 maart 2016 gewijzigd heeft vastgesteld. Vóór deze wijziging is er meerdere malen arbeidskundig onderzoek verricht. Na de wijziging is er echter niet opnieuw geïnventariseerd welke mogelijkheden er voor de werknemer binnen het bedrijf zijn. Behalve de poging tot re-integratie in een andere functie in juni 2016 blijkt nergens uit op welke wijze er geprobeerd is de werknemer te re-integreren, passend bij de gewijzigde belastbaarheid zoals deze in maart 2016 is vastgesteld. De enkele stelling van eiseres dat meer re-integratie-inspanningen hebben plaatsgevonden, kan niet tot een ander oordeel leiden. Dat er geen sprake is van onderbenutting is daarom niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiseres voert verder aan dat verweerder een door eiseres in februari 2016 aangevraagd deskundigenoordeel ten onrechte heeft geweigerd. Indien verweerder toen aan zijn wettelijke plicht had voldaan, had dit eerder duidelijkheid kunnen bieden. Dit maakt dat er een deugdelijke grond is voor het missen van re-integratiekansen.
9. De rechtbank is van oordeel dat het weigeren van het deskundigenoordeel in februari 2016 in deze beoordeling geen rol kan spelen. Wat er ook zij van het weigeren van het deskundigenoordeel, dit ontslaat eiseres niet van haar re-integratieverplichtingen. Van een deugdelijke grond voor het missen van re-integratiekansen is dan ook niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eisers voert tot slot aan dat er te laat een beslissing op het bekortingsverzoek is genomen. Daarom moet de tijd dat deze beslissing te laat was in mindering worden gebracht op de loonsanctie, conform artikel 25, veertiende lid, van de Wet WIA.
11. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 3 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3159) blijkt dat het niet tijdig nemen van het besluit niet met zich meebrengt dat de loonsanctie niet mag worden gehandhaafd en moet worden bekort. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 25, veertiende lid, van de Wet WIA komt naar voren dat de wetgever slechts gevolgen heeft willen verbinden aan het te laat nemen van een besluit voor zover alsnog herstel van de tekortkoming plaatsvindt (Kamerstukken II, 31 229, nr. 3, blz. 10). In dit geval is uit de inhoudelijke beoordeling door verweerder gebleken dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende zijn geweest, zodat er geen herstel van de tekortkoming heeft plaatsgevonden. Voor bekorting van de loonsanctie vanwege het niet tijdig nemen van het besluit bestaat dan ook geen aanleiding. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres re-integratiekansen heeft gemist en op grond daarvan heeft geweigerd de loonsanctie te bekorten.
13. Het beroep is ongegrond. Aan een beoordeling van het verzoek van eiseres om schadevergoeding wordt daarom niet toegekomen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. drs. R. in ’t Veld en
mr. ing. A. Rademaker, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Dalen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.