5.2.De rechtbank stelt verder vast dat uit het dossier blijkt dat gedurende de bezwaarprocedure medische informatie naar boven is gekomen, die tot dan toe niet bekend was bij verweerder. De rechtbank volgt eiseres niet in het standpunt dat de verantwoordelijkheid voor de volledigheid van de informatie die van belang is voor het nemen van een besluit bij verweerder ligt. Het is aan eiseres om een zo compleet mogelijk re-integratieverslag aan te leveren of zoals in dit geval een bekortingsverzoek zo volledig mogelijk te onderbouwen. AIOS [B] heeft de bedrijfsarts van eiseres in de
e-mailcorrespondentie in augustus 2016 bovendien uitdrukkelijk gevraagd naar een verwijzing naar het medisch onderzoek, maar deze vraag is door de bedrijfsarts niet beantwoord. De bedrijfsarts had de informatie bijvoorbeeld bij de behandelaar van de werknemer kunnen opvragen. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aan verweerder toe te rekenen dat deze medische informatie niet eerder bekend is geworden, waardoor de grondslag van de loonsanctie in bezwaar is gewijzigd. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiseres voert verder aan dat er geen sprake is van onderbenutting van de arbeidsmogelijkheden van de werknemer. Hoewel er na het wijzigen van de belastbaarheid door de bedrijfsarts op 21 maart 2016 geen nieuw arbeidskundig onderzoek is verricht, zijn er geen re-integratiekansen gemist. Het staat weliswaar niet letterlijk zo op papier, maar er is wel degelijk gezocht naar passende functies en dit heeft er ook toe geleid dat de werknemer in juni 2016 een andere functie geprobeerd heeft.
7. De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat de bedrijfsarts de belastbaarheid van de werknemer per 21 maart 2016 gewijzigd heeft vastgesteld. Vóór deze wijziging is er meerdere malen arbeidskundig onderzoek verricht. Na de wijziging is er echter niet opnieuw geïnventariseerd welke mogelijkheden er voor de werknemer binnen het bedrijf zijn. Behalve de poging tot re-integratie in een andere functie in juni 2016 blijkt nergens uit op welke wijze er geprobeerd is de werknemer te re-integreren, passend bij de gewijzigde belastbaarheid zoals deze in maart 2016 is vastgesteld. De enkele stelling van eiseres dat meer re-integratie-inspanningen hebben plaatsgevonden, kan niet tot een ander oordeel leiden. Dat er geen sprake is van onderbenutting is daarom niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiseres voert verder aan dat verweerder een door eiseres in februari 2016 aangevraagd deskundigenoordeel ten onrechte heeft geweigerd. Indien verweerder toen aan zijn wettelijke plicht had voldaan, had dit eerder duidelijkheid kunnen bieden. Dit maakt dat er een deugdelijke grond is voor het missen van re-integratiekansen.
9. De rechtbank is van oordeel dat het weigeren van het deskundigenoordeel in februari 2016 in deze beoordeling geen rol kan spelen. Wat er ook zij van het weigeren van het deskundigenoordeel, dit ontslaat eiseres niet van haar re-integratieverplichtingen. Van een deugdelijke grond voor het missen van re-integratiekansen is dan ook niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eisers voert tot slot aan dat er te laat een beslissing op het bekortingsverzoek is genomen. Daarom moet de tijd dat deze beslissing te laat was in mindering worden gebracht op de loonsanctie, conform artikel 25, veertiende lid, van de Wet WIA.
11. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 3 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3159) blijkt dat het niet tijdig nemen van het besluit niet met zich meebrengt dat de loonsanctie niet mag worden gehandhaafd en moet worden bekort. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 25, veertiende lid, van de Wet WIA komt naar voren dat de wetgever slechts gevolgen heeft willen verbinden aan het te laat nemen van een besluit voor zover alsnog herstel van de tekortkoming plaatsvindt (Kamerstukken II, 31 229, nr. 3, blz. 10). In dit geval is uit de inhoudelijke beoordeling door verweerder gebleken dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende zijn geweest, zodat er geen herstel van de tekortkoming heeft plaatsgevonden. Voor bekorting van de loonsanctie vanwege het niet tijdig nemen van het besluit bestaat dan ook geen aanleiding. De beroepsgrond slaagt niet. 12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres re-integratiekansen heeft gemist en op grond daarvan heeft geweigerd de loonsanctie te bekorten.
13. Het beroep is ongegrond. Aan een beoordeling van het verzoek van eiseres om schadevergoeding wordt daarom niet toegekomen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.