4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde:
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 17 maart 2018 kreeg ik een melding om ter plaatse te gaan in verband met een steekpartij te Hilversum. Ik zag dat een man op de grond lag ter hoogte van perceel […] . Ik hoorde dat de man luidkeels schreeuwde. Ik zag dat hij met zijn linkerhand in de richting van zijn linkeroor greep. Ik zag dat zijn handen en nek waren besmeurd met bloed. Deze persoon bleek later te zijn [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] een open wond bij zijn nek had en dat er bloed uit vloeide. Op het moment dat ik de woning te Hilversum betrad, liep een vrouw mij tegemoet. Ik zag dat de vrouw met haar rechter hand naar haar linker schouder greep. Deze vrouw bleek later te zijn [slachtoffer 2] . Ik hoorde dat [slachtoffer 2] schreeuwde en huilde. Ik zag dat haar gelaat, kleding en handen waren besmeurd van het bloed. Vanuit de woonkamer naderde mij een man die later bleek te zijn [verdachte] . Ik vroeg aan [verdachte] waar het wapen lag. [verdachte] vertelde dat het mes was weggelegd op de grond in de keuken. Ik zag het mes op de grond liggen. Het betrof een vlees-/keukenmes met een zwartkleurig heft en een zilverkleurig lemmet gevormd tot een punt waarvan het lemmet is voorzien van één snijvlak.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag collega [verbalisant 1] bij een persoon staan die op de grond lag. Ik zag dat twee vrouwen bij het hoofd van die persoon zaten. Ik zag dat de man volledig onder het bloed zat. De man had geen schoenen en sokken aan. Ik hoorde de twee vrouwen zeggen dat de man in zijn nek was gestoken en dat zij de wond dichtdrukten. Ik hoorde dat de man tegen mij probeerde te praten. Ik hoorde de man in het Engels tegen mij zeggen: “De man van mijn vriendin wilde haar vermoorden. Hij heeft haar gestoken met een mes en daarna stak hij mij.” Ik hoorde het ambulancepersoneel zeggen dat de wond van [slachtoffer 1] tijdens het vervoer moest worden dichtgedrukt, anders zou hij te veel bloed verliezen. [slachtoffer 1] is vervolgens op de traumakamer behandeld. Ik hoorde de arts tegen mij verklaren dat hij een steekwond had aan de linkerkant van zijn nek en een steekwond aan de achterkant van zijn schouder. Beide hadden een snee van ongeveer 4 tot 6 centimeter.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in haar proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De vrouw, die later bleek te zijn [slachtoffer 2] , hield haar rechterhand op haar linker bovenarm. Ik zag dat de rechterhand en kleding bij de linker bovenarm flink onder het bloed zaten. Boven de linker bovenarm ter hoogte van haar schouder zag ik een snijwond zitten. Tevens zag ik ter hoogte van de linker kuit van de vrouw nog een snijwond waar bloed uit kwam. In de ambulance werd de vrouw verder verzorgd. Ik zag dat de linker bovenarm was gekneveld door middel van een blauwe sjaal. De linker bovenarm was tevens door het ambulancepersoneel ingewikkeld met een drukverband. Ik zag dat het personeel hierop het drukverband wilde verwijderen. Ik zag een diepe wond waar veel bloed uitstroomde. Ik zag dat het verplegende personeel een nieuw drukverband aanbracht. Ik hoorde het personeel zeggen dat de vrouw zou worden overgebracht naar een operatiekamer om de snijwonden te laten hechten. Op zondag 18 maart 2018 omstreeks 01.00 uur is de vrouw overgebracht naar een operatiekamer. Ik zag dat de vrouw diezelfde dag omstreeks 02.10 uur van de operatiekamer af kwam.
Getuige [getuige] heeft op 17 maart 2018 bij de politie als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag een onbekende man voor de voordeur van de buren van nummer 1 staan. Ik zag dat de man bloedde en op de deur bonkte. Hij schreeuwde: “Help, help.” Ik zag dat de man een slagaderlijke bloeding in zijn nek had en dat hij helemaal onder het bloed zat. Ik hoorde hem zeggen: “Ik ben een vriend van haar. Haar man probeert haar te vermoorden. Laat haar niet alleen." Ik zag de buurvrouw op de grond liggen. De buurvrouw bloedde en had een slagaderlijke bloeding. Ik zag dat ze verwondingen had aan haar linker bovenarm, dit was een slagaderlijke bloeding volgens mij. Verder zag ik dat ze een wond had aan haar linker kuit. Dit ware diepe verwondingen, want het bloedde hard.
Slachtoffer [slachtoffer 1] is op 30 augustus 2018 als getuige gehoord bij de rechter-commissaris en heeft daar het volgende verklaard:
In de WC hoorde ik gegil. Dat gegil was van zijn vrouw, [slachtoffer 2] . Ik ben direct de kamer uit gegaan. Ik zag dat [voornaam van verdachte] uit dezelfde kamer kwam als waar het gegil vandaan kwam. Toen kwam hij meteen naar mij toe met een mes. […]
Op het moment dat hij mij met het mes gestoken heeft ben ik gewond geraakt. Toen heb ik met hem gevochten om het mes uit zijn hand te krijgen en weg te gooien. Daarna, toen ik gewond was geraakt, heb ik zijn hand gepakt en hij heeft het mes naar beneden gegooid. Zijn vrouw was inmiddels al naar beneden gegaan en was gewond geraakt.
[…]
Ik zag het mes in zijn hand en hij ging mij steken. Toen heb ik hem met de stok geslagen. Ik kreeg eerst een messteek in mijn schouder/bovenarm. Hij ging nog een keer steken. […] Hij heeft mij eerst gestoken.
Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft op 20 maart 2018 bij de politie als getuige als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik stond tussen mijn man [de rechtbank leest: [verdachte] ] en [slachtoffer 1] . Mijn man had het mes in zijn handen. Ik stond er tussen in en hij draaide door. Ik werd ook gestoken.
Tapgesprek van 22 maart 2018, sessienummer 67 , [slachtoffer 2] belt met ‘meester [A] ’:
[slachtoffer 2] : “Mijn man heeft mij me een mes op vijf plekken op mijn arm gestoken.”
Tapgesprek van 24 maart 2018, sessienummer 885 , [slachtoffer 2] belt met [verdachte] :
[slachtoffer 2] : “ [voornaam van verdachte] . Waarom heb jij mij in mijn arm gestoken.”
Tapgesprek van 24 maart 2018, sessienummer 902 , [verdachte] belt met [slachtoffer 2] :
[slachtoffer 2] : “Hij kwam alleen maar om afscheid te nemen. Ze wilden naar een ander land gaan. Je was boos en begon te vechten. Hij kwam alleen maar om afscheid te nemen. Toen hij je zag is hij bang geworden en ging zich onder het bed verstoppen. Ik zweer bij god en Koran dat dit het verhaal is. […] Hij was voor niets anders gekomen en je deed hem en mij dit…[…]
Luister eens, je hebt mij gestoken en nu ben ik gehandicapt. Je hebt in mijn arm gesneden. Je hebt mijn arm gebroken.”
[verdachte] : “Zeg dit soort dingen niet aan de telefoon. Zeg dat niet aan de telefoon.”
Tapgesprek van 25 maart 2018, sessienummer 1683 , [verdachte] belt met [slachtoffer 2] :
[verdachte] : “Luister schat, lieverd als je nu naar de politie zou willen gaan en de dingen die ik je heb gezegd zou willen vertellen. […] Dan zullen ze onze kinderen teruggeven en ook ons huis teruggeven.”
[…]
[slachtoffer 2] : “Je belt mij de hele tijd en zegt dat ik dit en dat moet gaan vertellen.”
[verdachte] : “Mijn schat, dat moet je doen voor je man.”
[slachtoffer 2] : “Moet het kind van een ander gevangen worden genomen. Moet hij soms tien jaar vastzitten?
[verdachte] : “ [voornaam van slachtoffer 2] , denk niet aan de zoon van een ander. Denk aan je man. Denk aan je kinderen.”
Tapgesprek van 27 maart 2018, sessienummer 2416 , [voornaam] belt met [slachtoffer 2] :
[slachtoffer 2] : “Als ik het zou gaan zeggen, wordt de gevangenisstraf van [voornaam van verdachte] nog langer. Ik heb het enkel en alleen voor [voornaam van verdachte] niet gedaan. […] Ik kan het niet. Ik kan mensen niet vals beschuldigen. Dat kan ik niet. Dat laat mijn geweten niet toe. […] Ik heb over de dingen die ik heb gezien en de dingen die [voornaam van verdachte] heeft gedaan niets verteld. Ik heb zelfs niet gezegd dat [voornaam van verdachte] mij heeft gestoken. Ik heb de naam van [voornaam van verdachte] niet eens genoemd.
Tapgesprek van 31 maart 2018, sessienummer 92 , [verdachte] belt [slachtoffer 2] :
[verdachte] : “ [voornaam van slachtoffer 2] , je hebt namelijk hier in Nederland een wet die zegt dat als iemand zichzelf schade aanricht of pijn doet, wordt dit niet als een misdrijf gezien. […] Hier mag je alleen andere mensen geen schade aanrichten. Zelfs als je langs zou gaan en zeggen dat jij jezelf hebt gestoken, zal je geen problemen krijgen. […] Je zal je kinderen terug krijgen. […] Ga langs en vertel hen dat je jezelf hebt gestoken. Dat hij ook zichzelf heeft gestoken. […] Ga dat maar zeggen.”
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft op 30 augustus 2018 als getuige bij de rechter-commissaris als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Als ik de waarheid zou vertellen dan zou [verdachte] 7 tot 8 jaar in de gevangenis moeten zitten, daarom ga ik de waarheid niet vertellen.
De rechter-commissaris deelt de getuige mede dat hij verplicht is om naar waarheid te verklaren.In de wc hoorde ik gegil. Dat gegil was van [slachtoffer 2] . Ik ben direct de badkamer uitgegaan. Ik zag dat [verdachte] uit diezelfde kamer kwam als waar het gegil vandaan kwam. Toen kwam hij meteen naar mij met een mes en ik had die stok. Ik wilde niet gewond raken door hem en daarom moest ik met die stok slaan. Hij heeft mij eerst gestoken voordat ik heb geslagen. Op het moment dat hij mij met het mes heeft gestoken, ben ik gewond geraakt. Ik heb op de deur van de buren geklopt en aan de buren verteld dat ze de politie moesten bellen.
Bewijsoverwegingen
Gelet op de genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem met een mes in zijn nek te steken en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar met een mes in de linker schouder, in de linker bovenarm en in het linker been te steken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De vraag die voorligt is of verdachte [slachtoffer 1] (feit 1) en/of [slachtoffer 2] (feit 2) met een mes heeft gestoken. De rechtbank constateert dat de verklaring van verdachte hieromtrent lijnrecht tegenover de verklaringen van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] staat. Zodoende is het aan de rechtbank om vast te stellen welke lezing van de feiten juist is. De rechtbank kijkt bij de beoordeling en de vaststelling van deze feiten naar de consistentie, logica en daarmee ook de betrouwbaarheid van de verklaringen van enerzijds [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en anderzijds verdachte. Daarbij is met name van belang of het relaas van een van beide door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund of ontkracht. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] ongeloofwaardig zijn vanwege inconsistentie en het continu ‘draaien’ in hun verklaringen. De verklaringen van verdachte zijn daarentegen vanaf zijn eerste verhoor consistent en worden bovendien bevestigd door de verklaring van zijn zoon [B] . De rechtbank gaat hier echter aan voorbij. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat [slachtoffer 1] zichzelf en [slachtoffer 2] met een mes heeft gestoken niet aannemelijk. De verklaring van verdachte vindt zijn weerlegging in voornoemde bewijsmiddelen, met name gelet op de aard van de verwondingen (plek van aantreffen van de steekwonden). Voorts acht de rechtbank de verklaring van [B] niet geloofwaardig, nu blijkens de verklaring van [slachtoffer 2] verdachte zijn zoon heeft verteld wat hij tegen de politie moest verklaren.
De rechtbank stelt voorts vast dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] steun vinden in de tapgesprekken tussen [slachtoffer 2] en verdachte. Uit deze tapgesprekken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte veelvuldig heeft getracht om zowel
[slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] te bewegen tot het afleggen van een verklaring in strijd met de waarheid, en dat [slachtoffer 2] heeft geweigerd om die valse verklaring af te leggen. De rechtbank constateert daarbij dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op onderdelen van elkaar verschillen, maar dat de strekking van hun verklaringen, namelijk dat verdachte hen beiden heeft neergestoken, hetzelfde is.
Zodoende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] met een mes heeft gestoken.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair
Opzet op de dood
De vraag is of verdachte door zijn handelen opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] . Voor opzet op de dood moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte willens en wetens heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang met elkaar bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn handelen opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] . Alle handelingen die verdachte heeft verricht zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm erop gericht om [slachtoffer 1] om het leven te brengen. Verdachte heeft met een groot keukenmes in de nek en schouder van [slachtoffer 1] gestoken, waardoor diepe wonden zijn ontstaan van vier tot zes centimeter die hevig bloedden. Waarschijnlijk doordat twee buurtbewoners de wond van verdachte in zijn nek hebben dichtgedrukt en [slachtoffer 1] met spoed is geopereerd, is hij niet overleden. Deze omstandigheid is echter onafhankelijk van de wil van verdachte en neemt niet weg dat verdachte door te steken in de nek de opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte heeft gepoogd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair
(Voorwaardelijk) opzet op de dood
De vraag is of verdachte door zijn handelen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] . Voor voorwaardelijk opzet moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven heeft geroepen, hetgeen afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 2] heeft gehad. Uit de voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer 2] weliswaar in de linker schouder, de linker bovenarm en het linker been is gestoken met een groot mes, maar op basis van het dossier is onvoldoende duidelijk geworden hoe ernstig deze steekverwondingen zijn geweest en is onvoldoende duidelijk geworden dat het handelen van verdachte de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid tot de dood tot gevolg heeft gehad. Het steken met een mes – niet in de buurt van vitale lichaamsdelen – hoeft op basis van de ontbrekende informatie in het dossier geen aanmerkelijke kans op de dood op te leveren, ook niet als het gaat om meerder steekverwondingen. Verdachte zal dan ook van het onder 2 primair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2 subsidiair
(Voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn gedragingen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de zware mishandeling van [slachtoffer 2] . In tegenstelling tot voornoemde overweging kan op grond van algemene ervaringsregels worden gesteld dat het meermalen steken met een groot mes in zowel de linker schouder, de linker bovenarm en het linker been, de aanmerkelijke kans in het leven roept dat hierdoor [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel bekomt. De rechtbank is van oordeel dat uit dit handelen van verdachte moet worden afgeleid dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdediging heeft aangevoerd dat zonder een medisch rapport niet kan worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De vaststelling of sprake is van zwaar lichamelijk letsel aan de hand van deze gezichtspunten, wordt vaak gegrond op gegevens van medische aard. In evidente gevallen kan bij die vaststelling ook in aanmerking worden genomen hetgeen algemene ervaringsregels omtrent die gezichtspunten leren.Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] meermalen in haar lichaam is gestoken met een groot keukenmes, waarbij zij diepe verwondingen heeft opgelopen die hevig bloedden. Dit letsel was van dien aard dat medisch ingrijpen noodzakelijk is gebleken. Er was een operatie nodig om de hevig bloedende wonden te dichten. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel naar algemene ervaringsregels als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft (voorwaardelijk) verzocht om onderzoek te verrichten naar vingerafdrukken op het mes, indien de rechtbank niet tot een vrijspraak komt. De rechtbank wijst dit verzoek van de verdediging af. De rechtbank acht zich op basis van het dossier voldoende voorgelicht en acht derhalve een onderzoek naar vingerafdrukken niet noodzakelijk voor enige door de rechtbank te nemen beslissing. De rechtbank is van oordeel dat dit onderzoek – gelet op het gegeven dat zowel verdachte als [slachtoffer 1] om hem mes hebben gevochten en het daarbij beiden hebben aangeraakt – geen meerwaarde zal hebben voor het nemen van beslissingen op de hoofdvragen van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering.