In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, aangeduid als [verzoekster], met De Volksbank N.V. De werknemer verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c BW, omdat zij meende dat de arbeidsrelatie onwerkbaar was geworden door ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De werknemer had een lange geschiedenis van ziekte en re-integratieproblemen, die volgens haar het gevolg waren van de druk die De Volksbank op haar uitoefende om terug te keren naar haar functie van Financieel Adviseur, terwijl zij zich daar niet geschikt voor achtte. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever zijn re-integratieverplichtingen ernstig had veronachtzaamd en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg was van dit ernstig verwijtbaar handelen. De rechter kende de werknemer een transitievergoeding van € 41.437,31 toe, evenals een billijke vergoeding van € 20.000,-. Daarnaast werd De Volksbank veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die op € 1.876,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van de werkgever in het kader van re-integratie en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen.