Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 augustus 2018 met producties (1 t/m 23),
- de brief van 5 september 2018 van NBO c.s. met producties (24 t/m 30),
MG&H met producties (1 t/m 9),
- de mondelinge behandeling van 6 september 2018,
- de pleitnota van NBO c.s..
2.De feiten in conventie en in reconventie
Achtergrond:
3.Het geschil in conventie
een gedeelte van het souterrain en de begane grond’ groot 1.937,35 m2, zijnde het gedeelte dat thans wordt gehuurd via Huurovereenkomst A, mag blijven gebruiken, tegen betaling van een voorlopige huurprijs van EUR 110.000 (zegge: honderdtienduizend euro) per jaar en (indien MG&H dat wenst) te vermeerderen met omzetbelasting, vooruit te betalen in vier gelijke kwartaaltermijnen, te vermeerderen met het laatstelijk vastgestelde voorschot voor servicekosten (zijnde per kwartaal EUR 29.794,44 inclusief btw) totdat op de vorderingen van NBO tot vaststelling van marktconforme huurvoorwaarden voor de huur van de betreffende bedrijfsruimte in de door haar in te stellen bodemprocedure zal zijn beslist, een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 10.000 per dag dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan tot een maximumbedrag van EUR 1.000.000 is bereikt;
4.Het geschil in reconventie
primair,NBO wordt veroordeeld tot nakoming van haar betalingsverplichtingen voortvloeiende uit Huurovereenkomst A zodra en voor zover die verplichtingen opeisbaar zullen worden na de datum van het instellen van deze eis telkens te vermeerderen met de contractuele rente daarover te rekenen vanaf de respectievelijke data van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair:
meer subsidiair
alsmede,
nog meer subsidiairNBO te veroordelen tot betaling van een huur van € 64.568,75 per kwartaal, een en ander voor het overige conform Huurovereenkomst A voor de periode na de datum waarop de rechtbank Huurovereenkomst A als geëindigd beschouwt, te vermeerderen met de rente zoals onder I gevorderd;
nog meer subsidiair
alsmede
- primair, tot afwijzing van alle reconventionele vorderingen van MG&H;
- subsidiair, voor zover vordering V. wordt toegewezen, daaraan de voorwaarde te verbieden als toegelicht in de pleitnotitie, kort gezegd, tot benoeming van een driemanschap aan deskundigen;
- primair en subsidiair, tot veroordeling van MG&H in de proceskosten.
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
algemeen
“voor het tusschentijds doen eindigen van de huur overeenkomstig art. 238 medewerking in eenigerlei vorm van de bewindvoerders noodig [is]”(Aanhangsel Tweede Kamer 1935-1936 nummer 48). Aan dit vereiste is ook bij de onderhavige opzegging tijdens voorlopige surseance voldaan.
980,00
gedurendede behandeling van dit kort geding. Daartoe is ter zitting één van de twee berichten voorgelezen die deze deskundige tijdens de zitting heeft ontvangen (om 13:34 uur) en aan een van de advocaten van MG&H heeft doorgezonden. Het gaat volgens de raadsman om het zevende door de deskundige ontvangen e-mailbericht over het verzoek tot aanpassing van zijn rapport. Vervolgens is tijdens de zitting zijdens MG&H nog gemeld dat de deskundige inmiddels een negende e‑mailbericht van [D] heeft ontvangen, waarin opnieuw wordt gevraagd het rapport aan te passen.