ECLI:NL:RBMNE:2018:4563

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
96/088615-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994, termijnoverschrijding bloedafname, vormverzuim zonder gevolgen

Op 19 september 2018 heeft de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 februari 2018 te De Meern onder invloed van amfetamine een bromfiets bestuurde. De verdachte werd staande gehouden na een melding van een getuige die verdachte met een voorwerp onder zijn voertuig had zien rijden. Bij controle bleek de verdachte onder invloed van amfetamine te zijn, wat werd bevestigd door een bloedonderzoek. Echter, de bloedafname vond plaats 50 minuten na de wettelijk voorgeschreven termijn van anderhalf uur, wat leidde tot een discussie over de geldigheid van het bewijs. De officier van justitie stelde dat de termijnoverschrijding geen bewijsuitsluiting met zich meebracht, maar de politierechter oordeelde dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim. Ondanks de termijnoverschrijding oordeelde de rechter dat het bloedonderzoek als bewijs kon worden gebruikt, omdat de termijn niet als een strikte waarborg werd beschouwd. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden. De rechter hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels hulp had gezocht voor zijn drugsverslaving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 96/088615-18, 96/086588-17 (tul), 96/168432-17 (tul) (P)
Schriftelijk vonnis van de politierechter van 19 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 september 2018.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Lautenbag en van hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:op 8 februari 2018 te De Meern onder invloed van amfetamine een bromfiets heeft bestuurd, waarbij de hoeveelheid amfetamine in zijn bloed 700 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de geldende grenswaarde;
Subsidiair:op 8 februari 2018 te De Meern onder zodanige invloed van amfetamine een bromfiets heeft bestuurd dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik van amfetamine de rijvaardigheid kon verminderen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de politierechter is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Overwegingen ten aanzien van termijnoverschrijding bloedafname
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat het feit dat bij verdachte niet binnen de termijn van anderhalf uur, zoals opgenomen in artikel 12, derde lid van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit), bloed voor bloedonderzoek is afgenomen, niet dient te leiden tot bewijsuitsluiting van de resultaten van dat onderzoek. De officier van justitie heeft aangegeven dat volstaan kan worden met de constatering dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. De officier van justitie heeft bij requisitoir verzocht om schriftelijk vonnis te wijzen.
Het oordeel van de politierechter
Feiten en omstandigheden
Op 8 februari 2018 wordt verdachte te De Meern, gemeente Utrecht, staande gehouden naar aanleiding van een melding van getuige [getuige] . Deze getuige heeft gezien dat onder het voertuig van verdachte een voorwerp wordt meegesleept. Dit was voor de getuige reden om de bestuurder bij het verkeerslicht van de [straatnaam] / [straatnaam] aan te spreken. Zodra het deurportier wordt geopend ruikt de getuige de geur van alcohol, ziet de getuige dat de bestuurder bloeddoorlopen ogen heeft en ziet de getuige dat de bestuurder met slissende tong spreekt. Zodra verdachte uit het voertuig stapt ziet de getuige dat verdachte onvast ter been is. De getuige besluit 112 te bellen. Na de melding komt de politie snel ter plaatse. De verbalisanten nemen om 17.00 uur een voorlopig ademonderzoek bij verdachte af, waar een P (Pass) indicatie uitkomt. De verbalisanten nemen echter waar dat verdachte energiek en praterig is, niet stil kan blijven staan, bloeddoorlopen ogen en wijd openstaande pupillen heeft, smakkende geluiden maakt, een droge mond heeft en zijn kaken heen en weer blijft bewegen. Deze waarnemingen van gedrag en uiterlijke kenmerken bij verdachte geven aanleiding tot het doen van een bloedonderzoek ex. artikel 12 van het Besluit, waarvoor verdachte toestemming heeft verleend. Deze bloedafname vindt plaats om 19.20 uur.
Termijn voor bloedafname
Artikel 12 lid 3 Besluit bepaalt dat de bloedafname geschiedt uiterlijk binnen anderhalf uur nadat verdachte is gevorderd zijn medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek als bedoeld in artikel 4 (onderzoek psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties) of 8 (speekseltest) of, indien die vordering niet is gedaan, het eerste contact tussen de opsporingsambtenaar en verdachte dat aanleiding was om verdachte te vragen zijn medewerking te verlenen aan het bloedonderzoek. Van die termijn kan alleen afgeweken worden indien sprake is van bijzondere omstandigheden, aldus het Besluit.
De politierechter stelt vast dat 17.00 uur het tijdstip is voor aanvang van de termijn voor de bloedafname, nu dat moment de aanleiding was voor de politie om verdachte om toestemming voor een bloedonderzoek te vragen. Gelet op het tijdstip van bloedafname, zijnde 19.20 uur, betekent dit dat de bloedafname 50 minuten te laat heeft plaatsgevonden.
Bijzondere omstandigheden
Zoals hiervoor is aangegeven kan alleen van de termijn van anderhalf uur worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden. In de Nota van toelichting (Nota) op het Besluit is ter verduidelijking van het begrip “bijzondere omstandigheden” het volgende opgenomen:

Uiterlijk binnen anderhalf uur na het moment waarop de verdachte is gevorderd om mee te werken ...., moet van hem bloed worden afgenomen. Na die termijn mag geen bloed meer van hem worden afgenomen en gaat hij vrijuit, tenzij er sprake is van een bijzondere omstandigheid. Een voorbeeld van een dergelijke omstandigheid is de situatie dat de verdachte ernstige verwondingen heeft opgelopen bij een verkeersongeval en een arts oordeelt dat bij hem tijdelijk geen bloed kan worden afgenomen omdat hij zo snel mogelijk moet worden behandeld. Een bijzondere omstandigheid kan ook zijn dat een arts of verpleegkundige buiten zijn toedoen, bijvoorbeeld omdat hij opgeroepen wordt voor het verrichten van een levensreddende handeling, niet op tijd beschikbaar is. Het enkele feit dat een arts of verpleegkundige tegen de met hem door de politie gemaakte afspraken niet aanwezig is om bloed af te nemen, maakt van die omstandigheid echter geen bijzondere omstandigheid. In het geval waarin de bloedafname bij de verdachte meer dan anderhalf uur na aanvang van de hiervoor genoemde termijn heeft plaatsgevonden, is het van belang dat de bijzondere omstandigheid die daaraan ten grondslag heeft gelegen, in het proces-verbaal wordt opgenomen opdat naderhand kan worden getoetst of inderdaad daarvan sprake is geweest.”.
Als reden voor de termijnoverschrijding wordt in het dossier vermeld dat de arts op artsenbezoek was in arrestantencomplex [plaatsnaam] . Zoals uit het voorgaande blijkt is het enkele feit dat de arts tegen de met hem door de politie gemaakte afspraken niet aanwezig is om bloed af te nemen geen bijzondere omstandigheid.
Tussenconclusie: onherstelbaar vormverzuim
Uit het voorgaande blijkt dat sprake is van een termijnoverschrijding van 50 minuten, terwijl geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dit betekent dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
Gevolgen onherstelbaar vormverzuim
De vraag die de politierechter vervolgens dient te beantwoorden is welk gevolg er moet worden verbonden aan het feit dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Als die termijn onderdeel uitmaakt van het stelsel van strikte waarborgen waarmee het bloedonderzoek is omgeven, is het vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat de uitkomst van het bloedonderzoek niet mag worden gebruikt voor het bewijs. Als de termijn geen onderdeel uitmaakt van het stelsel van strikte waarborgen, zal aan de hand van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) moeten worden gekeken welk gevolg aan de termijnoverschrijding moet worden verbonden.
Strikte waarborg?
Om te beoordelen of een voorschrift deel uitmaakt van het stelsel van strikte waarborgen moet, gelet op Hoge Raad 24 november 2015,
NJ2016/114, ECLI:NL:HR:2015:2502, gekeken worden of een regel ertoe strekt de juistheid te waarborgen van het resultaat van het onderzoek. Met betrekking tot het voorschrift om binnen anderhalf uur bloed bij de verdachte af te nemen heeft naar het oordeel van de politierechter te gelden dat dit geen regel is die ertoe strekt de juistheid van het resultaat van het onderzoek te waarborgen. Ook als buiten de termijn bloed wordt afgenomen is het onderzoek aan dat bloed als zodanig juist en op betrouwbare wijze uitgevoerd. De termijn van anderhalf uur is blijkens de Nota van toelichting in het Besluit opgenomen om te voorkomen dat de concentratie drugs door enkel tijdsverloop zodanig is verminderd dat deze onder de grenswaarde uitkomt. De termijn is dus niet opgenomen om fouten of onvolkomenheden ten nadele van verdachte uit te schakelen of als waarborg die verdachte moet beschermen. Nu geen sprake is van een strikte waarborg moet, zoals hiervoor is overwogen, aan de hand van artikel 359a Sv worden bepaald of er een gevolg dient te worden verbonden aan de termijnoverschrijding.
Beoordeling op grond van artikel 359a Sv
Bij de vraag of er, rekening houdend met artikel 359a Sv, een gevolg moet worden verbonden aan de termijnoverschrijding dient rekening gehouden te worden met de in het tweede lid van dat artikel genoemde factoren. De eerste factor is het belang dat het geschonden voorschrift dient. De tweede factor is de ernst van het verzuim, waarbij de omstandigheden waaronder het verzuim is begaan van belang zijn. Daarbij kan de mate van verwijtbaarheid een rol spelen. De derde factor is het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Daarbij is van belang of verdachte door het verzuim in zijn verdediging is geschaad.
Zoals hiervoor beschreven is de termijn van anderhalf uur in het Besluit opgenomen om drugs adequaat te kunnen opsporen en niet ter bescherming van een verdachte. Wel wordt in de Nota van toelichting expliciet vermeld dat verdachte ook ‘voordeel’ heeft van deze termijn nu hij bij handhaving van de termijn niet onnodig lang op het politiebureau hoeft te worden opgehouden. In zoverre heeft verdachte in onderhavige zaak een nadeel gehad, te weten dat hij onnodig lang is opgehouden, doch niet langer dan 50 minuten. Het nadeel is daardoor minimaal te noemen. Verdachte heeft ook niet gesteld dat hij hierdoor nadeel heeft ondervonden.
Conclusie
De politierechter zal gelet op het voorgaande volstaan met het vaststellen dat sprake is van een vormverzuim. De uitslag van het bloedonderzoek kan dus worden gebruikt voor het bewijs.
Overwegingen ten aanzien van de overschrijding van de termijn met betrekking tot het toesturen van de uitslag van het bloedonderzoek
Op grond van artikel 17 van het Besluit moet de politie een verdachte binnen een week na ontvangst van het verslag van het resultaat van het bloedonderzoek schriftelijk in kennis stellen van dat resultaat en van het recht op tegenonderzoek.
Het verslag bloedonderzoek is op 23 februari 2018 getekend door een medewerker van het NFI. Op 24 maart 2018 is verdachte door de politie op de hoogte gebracht door de uitslag van het onderzoek. Uit het dossier blijkt niet wanneer het verslag van het NFI door de politie ontvangen is.
Voor zover verdachte het verslag heeft ontvangen buiten de termijn van een week na ontvangst van dat verslag door de politie is sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Er bestaat evenwel geen aanleiding om hieraan rechtsgevolgen te verbinden. Voor de verdachte bestond ook nog op 24 maart 2018 de mogelijkheid om een tegenonderzoek te laten verrichten. Niet is gebleken dat verdachte door te late verzending in zijn belangen is geschaad.
Bewijsmiddelen [1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is. Verdachte heeft het primair ten laste gelegde feit bekend en geen vrijspraak voor dit feit verzocht. De politierechter acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2018;
  • een geschrift, zijnde een Rapport Alcohol en drugs in het verkeer, 23 februari 2018, opgemaakt door dr. [A] , apotheker-toxicoloog (NFI).

5.BEWEZENVERKLARING

De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair:
op 8 februari 2018 te De Meern, gemeente Utrecht, een voertuig, te weten een bromfiets, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW 1994 het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 700 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit bij die stof vermelde grenswaarde.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6 STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij het gehalte in zijn bloed 700 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een geldboete van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 7 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft aangegeven dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de politierechter
Bij het bepalen van de straf heeft de politierechter rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De politierechter heeft in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op een bromfiets gereden onder invloed van een grote hoeveelheid amfetamine. Door zijn handelen heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Zowel verdachte als andere weggebruikers liepen door toedoen van verdachte een verhoogd risico op verkeersongevallen. Daarbij komt dat verdachte beginnend bestuurder is, waarmee hij valt onder een categorie bestuurders die een verhoogd risico vormen bij het veroorzaken van een verkeersongeval.
Bij haar beslissing heeft de politierechter ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 9 juli 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens rijden onder invloed.
De politierechter houdt er bij het opleggen van de straf ook rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 10 mei 2018 is veroordeeld tot een geldboete van € 230,00. De politierechter heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Daarnaast houdt de politierechter er, evenals de officier van justitie, ten voordele van verdachte rekening mee dat verdachte vrijwillig hulpverlening heeft gezocht om behandeld te worden voor zijn drugsverslaving. Verdachte is nu enkele maanden clean en heeft zich aangemeld bij het [naam organisatie] voor verdere hulpverlening en begeleid wonen.
Alles overwegende is de politierechter van oordeel dat de straffen zoals die door de officier van justitie zijn gevorderd passend en geboden zijn. De politierechter legt daarom aan verdachte op een geldboete van € 500,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden.

10.VORDERINGEN TOT TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straffen gevorderd.
10.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de politierechter.
10.3
Het oordeel van de politierechter
De politierechter is van oordeel dat beide vorderingen tot tenuitvoerlegging toegewezen dienen te worden. De eerder voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straffen, zijnde een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 6 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 4 maanden, dienen ten uitvoer te worden gelegd, nu verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De politierechter:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot een
geldboetevan
€ 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen;
- bepaalt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
-
ontzegtverdachte wegens het bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
7 maanden;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
- gelast de tenuitvoerlegging van bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland van 27 november 2017 voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 6 maanden (parketnummer 96/086588-17);
- gelast de tenuitvoerlegging van bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland van 27 november 2017 voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 4 maanden (parketnummer 96/168432-17).
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, in tegenwoordigheid van R. de Jonge, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 september 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt (na wijziging van de tenlastelegging) ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 8 februari 2018 te De Meern, gemeente Utrecht een voertuig, te weten een bromfiets heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 700 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
(art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 8 februari 2018 te De Meern, gemeente Utrecht als bestuurder een voertuig, te weten een bromfiets, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
(art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van ***[datum], genummerd ***[pv-nummer], opgemaakt door politie ***[Midden-Nederland], doorgenummerd *** tot en met ***. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.