ECLI:NL:RBMNE:2018:4379

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
UTR 17/2397, UTR 17/2292 en UTR 17/3492
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het besluit tot vaststelling van het Natuurbeheerplan provincie Utrecht 2018

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van 18 april 2017 tot vaststelling van het Natuurbeheerplan provincie Utrecht 2018. Dit plan beschrijft de beleidsdoelen en subsidiemogelijkheden voor de ontwikkeling en het beheer van natuur in de provincie. De eisers, die percelen in eigendom hebben die binnen de begrenzing van de natuurgebieden vallen, zijn van mening dat hun percelen ten onrechte binnen deze begrenzing zijn opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen zienswijzen hebben ingediend tegen het ontwerp van het Natuurbeheerplan, dat van 17 februari 2017 tot 31 maart 2017 ter inzage heeft gelegen. De rechtbank overweegt dat eisers redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen zienswijzen hebben ingediend, aangezien de kennisgeving van de terinzagelegging is gepubliceerd in het Provinciaal Blad. Hierdoor waren eisers op de hoogte kunnen zijn van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. De rechtbank heeft de beroepen van eisers daarom niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 5 september 2018. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 17/2397, UTR 17/2292 en UTR 17/3492
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 september 2018 in de zaak tussen

2.[eiser(es) sub 2a] en [eiseres sub 2b] ,te [woonplaats] , (UTR 17/2292)

(gemachtigde: mr. drs. E. Kronemeijer)

3.3. [eiseres sub 3a] en [eiser sub 3b] ,te [woonplaats] (UTR 17/3492)

eisers
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht, verweerder
(gemachtigde: C. Klemann).
Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het Natuurbeheerplan provincie Utrecht 2018 (hierna: Natuurbeheerplan 2018) vastgesteld.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De beroepen van eisers zijn ter zitting van 13 juni 2018 gevoegd behandeld met de zaken UTR 17/2430 en UTR 17/3528. Deze laatstgenoemde zaken zijn (nadien) ingetrokken. [eiser sub 1] , [eiseres sub 2b] en [eiseres sub 3a] zijn in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van mr. [A] en [B] , allen werkzaam bij verweerder.
Overwegingen
1. Het Natuurbeheerplan 2018 beschrijft de beleidsdoelen en de subsidiemogelijkheden voor de ontwikkeling en het beheer van natuur, agrarische natuur en landschapselementen in de provincie. Bij het Natuurbeheerplan 2018 behoort een aantal kaarten. Die kaarten, waaronder de kaart ‘Begrenzing van natuur’, maken integraal deel uit van het Natuurbeheerplan. Op de genoemde kaart is de begrenzing van natuurgebieden en locaties van nog te ontwikkelen natuur vastgelegd.
2. Eisers hebben percelen aan de [straatnaam] te [woonplaats] in eigendom. Zij kunnen zich niet verenigen met de begrenzing van de natuurgebieden, omdat (een deel van) hun percelen huns inziens ten onrechte binnen deze begrenzing liggen.
3. Omdat uit het beroepschrift van [eiseres sub 3a] en [eiser sub 3b] niet eenduidig kon worden afgeleid tegen welke besluit het beroep was gericht, is dit ter zitting besproken. [eiseres sub 3a] heeft ter zitting verklaard dat het beroep is gericht tegen het Natuurbeheerplan 2018. De rechtbank stelt vast dat ook de beroepen van de andere eisers zijn gericht tegen het (besluit tot vaststelling van het) Natuurbeheerplan 2018.
4. Zoals ter zitting aan de orde is gesteld, staat de rechtbank ambtshalve voor de vraag of de beroepen van eisers ontvankelijk zijn.
5. Het besluit van 18 april 2017 tot vaststelling van het Natuurbeheerplan 2018 is voorbereid met toepassing van de voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van deze voorbereidingsprocedure moet een ontwerp van een besluit ter inzage worden gelegd. Met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd, kunnen belanghebbenden gedurende zes weken bij verweerder schriftelijk of mondeling hun zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren brengen (zie artikel 3:15 en 3:16 van de Awb).
6. Een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen naar voren heeft gebracht, kan geen beroep instellen bij de bestuursrechter (zie artikel 6:13 van de Awb).
7. De rechtbank stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat eisers voorafgaande aan de vaststelling van het Natuurbeheerplan 2018 geen zienswijzen, zoals in de artikelen 3:15 en 3:16 van de Awb bedoeld, hebben ingediend tegen het ontwerp Natuurbeheerplan. Het ontwerp Natuurbeheerplan 2018 heeft vanaf 17 februari 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Anders dan [eiseres sub 2b] heeft gesteld, heeft zij niet een in de artikelen 3:15 en 3:16 van de Awb bedoelde zienswijze ingediend. Het stuk waar [eiseres sub 2b] op doelt is niet een zienswijze over het ontwerpbesluit, maar het beroepschrift van 31 mei 2017 waarmee zij na vaststelling van het Natuurbeheerplan 2018 haar beroep aanhangig heeft gemaakt bij deze rechtbank. Voor zover zij doelt op het bezwaarschrift van 23 mei 2017 dat zij bij verweerder heeft ingediend, is dit ook niet de bedoelde zienswijze. Het Natuurbeheerplan 2018 was op 23 mei 2017 geen ontwerp meer en de zes weken termijn voor het indienen van zienswijzen over het ontwerp was toen ook reeds verstreken. Ook de brieven van 12 mei 2017 die door eisers bij verweerder zijn ingediend nadat het Natuurbeheerplan 2018 was vastgesteld, zijn niet de hier bedoelde zienswijzen over het ontwerp Natuurbeheerplan. Het zijn bezwaren die eisers naar voren hebben gebracht, nadat het Natuurbeheerplan was vastgesteld. Verweerder heeft deze brieven op grond van artikel 6:15 van de Awb naar de rechtbank toegezonden ter behandeling als beroepschriften. De brieven van 12 mei 2017 zijn dus de beroepschriften en kunnen niet ook worden aangemerkt als zienswijzen. De vraag is of aan eisers redelijkerwijs te verwijten valt, dat zij geen zienswijzen hebben ingediend.
8. Ter zitting hebben eisers naar voren gebracht dat zij niet wisten dat het ontwerp Natuurbeheerplan 2018 ter inzage lag. De rechtbank overweegt dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit is gepubliceerd in het Provinciaal Blad nr. 648 op www.officielebekendmakingen.nl. Met die publicatie is voldaan aan de eis dat de ter inzagelegging bekend moet worden gemaakt (art. 3.12 Awb). Hierdoor hadden eisers op de hoogte kunnen zijn van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. De rechtbank ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat eisers redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht. Gelet hierop zijn de beroepen niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. de Vaan, voorzitter, en mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen en mr. G.C.W. van der Feltz, leden, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.