ECLI:NL:RBMNE:2018:4321

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
7 september 2018
Zaaknummer
16/660098-16 en 16/652324-18 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor oplichting en valse aangifte van verkrachting

Op 7 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 30-jarige vrouw uit Hoofddorp veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De vrouw heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen en het doen van een valse aangifte van verkrachting. Tussen september 2015 en juni 2016 heeft zij verschillende personen en bedrijven opgelicht door valse personalia op te geven en diensten te ontvangen zonder te betalen. Een van de slachtoffers was een man die haar onderdak bood, van wie zij ten onrechte aangifte deed van verkrachting. De rechtbank concludeerde dat de vrouw op verschillende manieren heeft gelogen en dat haar verklaringen niet klopten met de feiten. De rechtbank oordeelde dat de vrouw een patroon van bedrog vertoonde en dat haar eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten niet in haar voordeel werkten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de mogelijke gevolgen voor haar verblijfsstatus niet voldoende onderbouwd waren om een lagere straf op te leggen. De vrouw is eerder veroordeeld tot taakstraffen en haar proceshouding was niet in haar voordeel. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de vrouw werd veroordeeld tot schadevergoeding aan een van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/660098-16 en 16/652324-18 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Zijlstra en van hetgeen verdachte en de raadsman van verdachte mr. S. Burmeister, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven en overeenkomstig de nummering op de dagvaarding (16/652324-18), op neer dat verdachte:
16/660098-16
in de periode van 13 december 2015 tot en met 15 december 2015 in Baarn en/of Amersfoort een valse aangifte van verkrachting heeft gedaan;
16/652324-18
Feit 1: in de periode van 24 december 2015 tot en met 14 april 2016 in Laren International Card Services heeft opgelicht;
Feit 2: in de periode van 24 december 2015 tot en met 14 april 2016 in Laren opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens van [benadeelde 1] heeft gebruikt;
Feit 3: in de periode van 24 december 2015 tot en met 14 april 2016 in Laren in vereniging geldbedragen van [benadeelde 1] en/of International Card Services heeft gestolen door middel van valse sleutel;
Feit 5: op 21 januari 2016 in Laren [benadeelde 2] heeft opgelicht;
Feit 6: op 21 januari 2016 in Laren [benadeelde 2] heeft mishandeld;
Feit 7 primair: in de periode van 4 april 2016 tot en met 8 april 2016 in Zaandam autopapieren en/of een personenauto heeft gestolen van [benadeelde 3] ;
Feit 7 subsidiair: in de periode van 4 april 2016 tot en met 8 april 2016 in Zaandam een personenauto van [benadeelde 3] heeft verduisterd;
Feit 8: in de periode van 23 april 2016 tot en met 3 mei 2016 in Blaricum [benadeelde 4] heeft opgelicht;
Feit 9: in de periode van 23 april 2016 tot en met 3 mei 2016 in Blaricum opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens van [benadeelde 4] heeft gebruikt;
Feit 10: op 15 juni 2016 in Blaricum [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] heeft opgelicht;
Feit 11: in de periode van 30 september 2015 tot en met 17 oktober 2015 in Nederland op verschillende tijden en plaatsen een hoeveelheid benzine heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder parketnummer 16/660098-16 en parketnummer 16/652324-18, onder 7 primair en onder 8 tweede onderdeel (ten aanzien van [naam] .com) ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend te bewijzen, zodat zij hier vrijspraak voor heeft gevraagd.
De overige feiten onder parketnummer 16/652324-18 worden door de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen geacht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder parketnummer 16/652324-18 ten laste gelegde feiten 1, 2, 3 en 11 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 16/660098-16 ten laste gelegde feit en van de onder parketnummer 16/652324-18 onder 5 tot en met 10 ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Wat betreft het feit onder parketnummer 16/660098-16 is geen aangifte gedaan, maar slechts een melding.
Bij de onder de feiten 5, 8 en 10 verweten gedragingen is er geen sprake van oplichtingshandelingen. De aangevers zijn bij deze feiten niet bewogen tot het verlenen van een dienst door het opgeven van een andere naam door verdachte. Met betrekking tot feit 8 heeft de raadsman voorts opgemerkt dat verdachte zich niet heeft voorgedaan als bonafide huurder maar de status van huurder al had.
Ten aanzien van feit 6 is aangevoerd dat verdachte het feit heeft ontkend, terwijl de verklaringen van aangeefster en de getuige niet overeenkomen. De mogelijkheid bestaat dat de getuige de feitelijke toedracht niet gezien kan hebben. Voorts is er geen letselverklaring en ontbreken foto’s van het letsel in het dossier.
Bij de onder 7 verweten gedraging heeft te gelden dat verdachte met toestemming van haar broer heeft gehandeld. Dat tussen hen beiden naderhand ruzie is ontstaan doet daaraan niet af.
Ten aanzien van feit 9 is aangevoerd dat verdachte geen misbruik heeft gemaakt van de naam van aangeefster. Verdachte heeft de naam van een kennis gebruikt. Omdat zij een pakketje wilde bestellen, heeft zij het adres van aangeefster moeten gebruiken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Parketnummer 16/660098-16
[A] heeft de aanklacht van verkrachting tegen hem ondubbelzinnig ontkend en heeft verklaard:
“Zij heeft zich aan een strafbaar feit schuldig gemaakt door mij aan te geven. (…) Zaterdagmiddag kwamen we tot de conclusie dat ik haar 1000 euro zou geven en zij het huis zou verlaten. (…) Om 22.00 uur kwam ze bij mijn bed voor sigaretten en beltegoed. We gingen naar de Esso in Baarn maar die hadden geen beltegoed kaart. Toen naar de A27 gereden en bij de Esso daar hebben we beltegoed gehaald. (…) V: Hoe laat waren jullie bij de pomp? A: Ongeveer 22.30 / 22.45 uur en toen naar huis gereden. (…) V: Jij zegt dat je geen seks hebt gehad? A: 100 procent….. ik heb haar niet eens aangeraakt. (…) Zij zat aan het begin van de avond in bad, rond 19.00 uur. Ik kwam de badkamer in toen ik naar bed ging, toen stond het bad vol. Ik dacht dat zij vergeten was (…) het bad leeg te laten lopen. Het stond tot aan de rand. Dat vond ik ook vreemd. Als je er in gaat zitten loopt het over. (…) Het was of ze voor de tweede keer in bad zou gaan. (…) V: Zij zegt dat er ruzie geweest is? A: Ze zei iets raars, namelijk; “we gaan seks hebben”. (…) Ik heb geen seks met haar gehad. Dat zei ze toen ze in de badkamer stond en ik zei “niks ervan”. We hadden toen het gesprek gehad dat zij mijn huis uit moest. (…) V: Zij zegt dat ze in bad gegaan is en dat jij er bij kwam, in bad. A: (…) Nee, echt niet. Zij wil niet eens dat ik haar naakt zie. Ik stink gewoon nog naar zweet….ik ben niet eens in bad geweest. (…) Ze doet valse aangifte.” [2]
Uit een proces-verbaal bevindingen blijkt het volgende:
“Op het moment dat ik ter plaatse kwam en het slachtoffer bij mij in de auto stapte zag ik dat het slachtoffer droog haar had. (…) Ik zag dat het slachtoffer op een gegeven moment de bovenste lade van een nachtkastje opende. Ik zag een mes in die lade liggen. Ik zag en hoorde dat het slachtoffer zei: Kijk, dit is het mes, waarmee hij mij bedreigd heeft. Tegelijkertijd pakte zij het mes vast en haalde het mes uit de lade.” [3]
Uit de met behulp van een camera geregistreerde en vastgelegde beelden van tankstation
Esso Eemakkerte Eemnes blijkt dat de autobus van [A] op 13 december 2015 om 22.15 uur te zien was bij dit tankstation. Om 22.14 uur is verdachte te zien in de winkelruimte van dat station. Zij droeg het haar opgestoken en aan het haar is te zien dat dit droog was. [4]
Uit het proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie blijkt het volgende:
“De verdachte [A] heeft verklaard dat meldster [verdachte] de avond van zondag 13 december 2015, nadat beiden het tankstation Eemakker omstreeks 22:15 uur hadden bezocht, telefonisch contact heeft gehad met haar ex-vriend [B] en nog een Marokkaanse vriend. (…) Na dit gesprek zou zij de woning hebben verlaten. Door [verdachte] is dit ontkend. Zij verklaarde dat zij die avond niemand heeft gebeld en na de verkrachting al snel de woning heeft verlaten om 112 te bellen met de mededeling dat zij is verkracht door verdachte [A] .” [5]
De gebruikersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij verdachte op 13 december 2015, zijn verstrekt. Uit die gegevens blijkt dat met dit telefoonnummer op 13 december 2015 om 22:58:35 uur naar de politiemeldkamer is gebeld, waarbij verdachte gemeld heeft dat zij verkracht was door [A] en dat hij geprobeerd had haar te verdrinken. In tegenstelling tot wat verdachte beweerde bleek dat er die avond tussen 20:20:04 uur en 22:50:58 uur diverse malen met het telefoonnummer is gebeld en ge-sms’t, zowel inkomend als uitgaand. [6]
Op 14 december 2015 hebben [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden brigadier van politie Midden-Nederland in Baarn een gesprek gevoerd met verdachte. Kort weergegeven heeft verdachte verklaard dat [A] iemand had gebeld die op 13 december 2015 omstreeks 22.30 uur drugs kwam brengen en dat hij geil werd na het gebruik van deze drugs. Vervolgens heeft hij haar rond 23.10 uur in bad verkracht, terwijl hij een mes op haar keel zette en haar hoofd onder water duwde. Verdachte heeft verklaard dat zij wilde dat [A] straf zou krijgen. [7] Op 15 december 2015 hebben beide verbalisanten verdachte wederom gesproken. Hierbij is het volgende verklaard:
“Ik wil toch doorgaan met mijn aangifte. Ik wil dat hij bestraft moet worden. (…) Ik ging in bad zitten. Na een kwartier ofzo, kwam hij met een mes in zijn hand. V: Hoe laat ging jij in bad zitten? A: Rond half elf, denk ik. Of tien uur, zoiets. (…) Met het mes in zijn andere hand duwde hij tegen mijn keel. (…) Hij heeft zijn piemel gewoon in mijn vagina gestoken. (…) Ze hebben volgens mij ook het mes gevonden in het nachtkastje. V: Waarom zeg je “volgens mij”, weet je het niet zeker? A: Ik weet het zeker. Ik zag dat een agent het vast had. (…) V: Hij heeft verteld dat hij met de bus van het werk weg is geweest en dat jij erbij was. Jij wilde iets hebben, dus jullie zijn ergens naar toe geweest. A: Nee, niet waar. Dat weet ik 1000% zeker. (…) V: Hij heeft ook verteld dat hij daarna nog met jou naar een andere benzinepomp is geweest bij de snelweg. A: Dat klopt niet. Hij liegt gewoon. (…) Ik ben wel bij een benzinepomp geweest, maar was het nou zondagavond? (…) Ja, ben ik geweest, dat klopt. (…) V: Wanneer was het dan: daarvoor, daarna of tijdens? A: Het was daarna. V: Dus je gaat na de benzinepomp naar huis, dan ga je het bad vullen en gaat alles lopen zoals je het eerder verteld hebt? A: Nee, daar klopt niks van. (…) Het was dan zeker iets daarvoor. (…) Ik zei tegen Jan dat ik beltegoed nodig had. Weet je waarom ik beltegoed nodig had? Om de politie te bellen. V: Hoe komt het dat je weer mee terug gaat naar huis en dan moet je daar nog een keer wegrennen op het moment dat hij naar de wc gaat. Dat snap ik niet. A: Omdat ik niemand iets wilde laten merken en dat iemand last van mij kreeg. (…) Hoe zit het nou met dat bellen van Jan. (…) A: Ja, ik zag dat hij aan het bellen was met iemand. Hij ging om speed vragen. V: Jan heeft met niemand gebeld en niemand heeft Jan gebeld. Dat kunnen we allemaal nagaan. Dat is niet gebeurd. (…) Daarom kunnen we zeggen dat het niet klopt.” [8]
Bewijsoverweging
De officier van justitie en de raadsman hebben aangevoerd dat er geen sprake is van een aangifte – de rechtbank begrijpt dat door hen is bedoeld: in de betekenis van artikel 163 van het Wetboek van Strafvordering – gedaan door verdachte [verdachte] , zodat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank deelt deze zienswijze niet.
Voor mogelijke toepassing van artikel 188 van het Wetboek van Strafrecht is het voldoende dat in de aangifte opzettelijk in strijd met de waarheid, feiten worden meegedeeld in zodanige bewoordingen dat degene aan wie de aangifte wordt gedaan, daaruit moet begrijpen dat op zekere tijd en plaats een bepaald strafbaar feit is gepleegd (Hoge Raad 13 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2981). Onder een aangifte moet worden verstaan een mededeling aan (voornamelijk) de politie, die de politie in beginsel tot actie zou nopen. De aangifte zal derhalve enige concrete informatie dienen in te houden, die houvast zou kunnen geven bij een opsporingsonderzoek.
Daarvan is hier onmiskenbaar sprake. Immers, verdachte heeft de politie gebeld en heeft hierbij gemeld dat zij verkracht was door [A] en dat hij geprobeerd had haar te verdrinken. Tijdens het informatieve gesprek met politieambtenaren, taakaccent zeden en het daarna volgende verhoor heeft zij telkens verklaard dat en hoe zij door [A] zou zijn verkracht. Ook heeft verdachte aangegeven dat zij haar aangifte wilde doorzetten en dat [A] gestraft diende te worden.
Wanneer deze feitelijke gang van zaken wordt getoetst aan de vorenweergegeven maatstaf volgt daaruit, dat ook het aan de verdachte verweten doen van aangifte voor bewezen verklaring in aanmerking komt.
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt bovendien dat dit een valse aangifte betreft.
Gelet op het tijdstip waarop verdachte bij het tankstation is waargenomen, kan zij niet rond 23.00 uur die avond door verdachte zijn verkracht in het bad. Daar komt bij dat zij heeft verklaard dat [A] die avond een telefonische bestelling voor drugs heeft gedaan, terwijl gebleken is dat van de bij [A] in gebruik zijnde telefoon geen in- en uitgaande gesprekken zijn geregistreerd.
Verdachte zou die avond zelf niet hebben gebeld, anders dan naar 112, maar uit de historische gegevens betreffende haar telefoonnummer blijkt dat er meermalen telefonisch contact is geweest die avond met dat nummer en dat er bovendien daarmee sms-berichten zijn verstuurd. Ook zou verdachte met haar hoofd onder water zijn geduwd, terwijl op de camerabeelden van het tankstation blijkt dat haar haren droog zijn en ook de verbalisant die haar na de melding heeft gesproken, heeft opgemerkt dat haar haren droog waren.
Tot slot heeft verdachte verklaard dat volgens haar het mes waarmee gedreigd was, gevonden was in een nachtkastje, terwijl verdachte zelf dit mes heeft gepakt en getoond aan de politie.
Nu gebleken is dat de verklaring van verdachte op tal van punten aantoonbaar onjuist is, terwijl de even genoemde [A] van meet af aan de beschuldiging door verdachte met kracht heeft ontkend en zijn verklaring wel steun vindt in het dossier, acht de rechtbank ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 16/652324-18
Feiten 1, 2, 3 en 11
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1, 2, 3 en 11 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Feiten 1, 2 en 3:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 augustus 2018;
  • een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , pagina’s 1, 2 en 3
- een proces-verbaal van bevindingen, pagina 5 [10] ;
- een geschrift ‘creditcard aanvragen, pagina’s 9 en 10 [11] ;
- een geschrift ‘bestedingslimiet wijzigen, pagina 11; [12]
- een geschrift ‘overzicht geldopnames’, pagina 13 [13] .
Feit 11:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 augustus 2018;
  • een proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , namens BP de Coentunnel A8, pagina’s 95 en 96
- een proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] , namens Shell Wormerveer, pagina’s 92 en 93 [15] ;
- een proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] , namens Borst Leekerlanden B.V., pagina’s 106 en 107 [16] ;
- een proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] , namens [tankstation 2] , pagina’s 117 en 118 [17] .
Feiten 5, 8, 9 en 10
Op 2 februari 2016 heeft [benadeelde 2] aangifte gedaan.
“Ik ben eigenaresse van kapsalon (…) te [woonplaats] . Op donderdag 21 januari 2016 (…) kreeg ik een vrouwelijk klant in de kapsalon. Zij heeft zich voorgesteld als [naam] , wonende [adres] te [woonplaats] (…) Een personeelslid van mij heeft haar kapsel gedaan. Zij wilde graag blond haar hebben. Toen dit was gebeurd, gaf zij aan dat zij niet zou betalen omdat zij het niet mooi vond. Zij moest echter 200 euro betalen voor de behandeling. In de zaak heeft zij haar vriend gebeld en die is gekomen. (…) Hierop hebben zij de zaak verlaten. (…) Dagen later heeft een klant van mij verteld dat op het opgegeven adres [adres] te [woonplaats] , deze vrouw absoluut niet woont.” [18]
Op 6 mei 2016 is aangifte gedaan door [benadeelde 4] .
“Ik ben woonachtig op de [adres] te [woonplaats] . (…) Aan mijn woning vast zit een klein aanbouwhuisje. Dit aanbouwhuisje verhuur ik aan mensen. (…) Op zaterdag 23 april 2016 (…) werd ik gebeld. (…) Ik sprak met [naam] . (…) Ik zag dat zij een auto bij zich had en op mijn pad had geparkeerd. Dit betrof een zilverkleurige Porsche. Het kenteken van deze auto betrof: [kenteken] . Ik heb haar het huisje laten zien en zij heeft daar de nacht van zaterdag 23 april 2016 op zondag 24 april 2016 overnacht. (…) Zij vroeg mij of zij langer kon blijven. Zij vertelde mij dat zij nog drie maanden wilde blijven. (…) Zij moest mij dan wel honderdvijftig (150) euro aan borg betalen. Gezien zij niet meer had heeft zij mij toen honderd (100) euro betaald. Zij vertelde mij dat zij bij [bedrijf] in [woonplaats] werkte. Zij zou op 5 mei 2016 haar salaris ontvangen. (…) Wij hebben toen de afspraak gemaakt dat zij de rest van de borg, (…) gelijk met de huur, vijfhonderdvijftig (550) euro, zou betalen. (…) Dit zou op 5 mei 2016 gebeuren. Op vrijdag 29 april 2016 (…) stond de DHL voor de deur. Ik deed open en de koerier gaf een groot pakket aan mij. (…) Ik kon mij niet herinneren iets besteld te hebben. (…) Ik las toen op het etiket op de doos de volgende gegeven: [naam] .com NL, [benadeelde 4] , Nederland, [adres] , [woonplaats] (…) Binnen heb ik het pakket opengemaakt. Ik zag het volgende erin liggen: - Een (1) paar schoenen (…) Een (1) paar laarzen (…) twee (2) roze tassen (…) Een (1) jurkje (…) sprak ik [naam] toen zij thuis kwam. Ik vroeg haar of het pakket van haar was. Zij gaf direct aan dat dit pakket van haar was. (…) Ik vroeg haar waarom mijn achternaam op het factuur stond. Hierop hoorde ik haar zeggen: “wist u dat niet?! ik heb een nichtje genaamd [benadeelde 4] die werkt bij de ABN Amro bank”, (…) Ik zag dat zij met de spullen, zonder doos vertrok naar haar huisje. (…) Zij vertelde mij ontslagen te zijn bij [bedrijf] . (…) Zij kon mij dus niet op tijd betalen op 5 mei 2016. Ik vertelde haar dat ik toch het geld wilde hebben. En eigenlijk wilde ik dit zelfs eerder hebben, namelijk op dinsdag 3 mei 2016 (…) om 10.00 uur. (…) Op dinsdag 3 mei 2016 omstreeks 09.30 uur zag ik dat zij spullen in haar auto deed. (…) Ik vertelde ook aangifte te gaan doen als zij mij niet zou betalen. (…) hoorde ik haar zeggen: “Dit is niet mijn auto. En als je dat doet stuur ik mijn mannen op je af en die slaan je verrot” (…) Ik zag dat zij toen haar auto in stapte en vertrok. Ik ben naar het huisje gelopen en zag dat het huisje op een paar spullen na leeg was. (…) Er is niet betaald voor de huur en/of overige kosten van de borg.” [19]
Verdachte zou volgens aangeefster werken bij
[bedrijf], een koffiebar in [woonplaats] . Er is gesproken met de manager van deze koffiebar. Nadat hem gevraagd is of [verdachte] daar werkzaam is geweest verklaarde hij:
“Nee zij heeft hier niet gewerkt. Haar naam zegt mij ook niks. Zij is hier niet werkzaam geweest”. [20]
Op de pakbon van [naam] .com blijkt dat op naam van [benadeelde 4] op het adres [adres] , [woonplaats] kleding en schoenen zijn verzonden. De besteldatum was op 28 april 2016. Er is gekozen om de bestelling via Collector te betalen. De factuur met benodigde betaalgegevens zou per e-mail verstuurd worden en als gekozen is voor een maandfactuur dan zal de factuur per post verzonden worden. [21]
Tevens bevinden zich in het dossier een rekening van Wehkamp op naam van [benadeelde 4] , adres [adres] te [woonplaats] voor een Apple iPhone 6s ter waarde van € 689,-, besteld op 28 april 2016, en brief van Otto B.V. van 28 april 2016 over een doorlopend krediet dat is aangevraagd op naam van [benadeelde 4] op het adres [adres] te [woonplaats] . [22]
Op 11 augustus 2016 is door [aangever 5] aangifte gedaan namens [benadeelde 6] .
“Ik ben kapster bij de kapsalon [kapsalon] (…) in [woonplaats] . Deze kapsalon is eigendom van (…) [benadeelde 6] . (…) Ik was op 15 juni 2016 aan het werk. In het begin van de middag kwam een dame de zaak binnen die een behandeling wilde. Ze vertelde [naam] te heten. Dat vond ik al vreemd want ze leek mij van Turkse afkomst. Ik heb haar haar gewassen en geföhnd. Toen ik klaar was wilde ik met haar afrekenen. Ze wilde de rekening, 31,50 euro, met haar bankpas betalen door te pinnen. De betaalopdracht werd niet uitgevoerd. (…) Ze gedroeg zich vreemd. Uiteindelijk wilde ze naar de bank lopen, geld opnemen en dan terugkomen om te betalen. Ze liet toen een telefoon achter in de zaak als borg. (…) Ze is nooit meer teruggekomen om de rekening te betalen. (…) Uit de gesprekken bleek dat de gebruikster van de telefoon [verdachte] zou moeten zijn. (…) Van de overburen, ook een kapsalon, kreeg ik een foto. Op de foto is een vrouw te zien met een negroïde man. De vrouw herken ik 100% als de vrouw die de rekening uiteindelijk niet betaald heeft. (…) De telefoon bleek ook gestolen te zijn. (…) Ik ben er van overtuigd dat ze met voorbedachten rade de kapsalon is binnengekomen om een behandeling te ondergaan zonder daar voor te willen betalen.” [23]
Getuige [A] heeft het volgende verklaard:
“Zij gaat ook naar een kapper zaak toe en daar betaalt zij niet. Zij heeft geen inkomen niks. Bij die kapperszaak heeft zij mijn telefoon achter gelaten een telefoon van mij die had zij geleend. (…) Zij besteld ook vaak spullen op andermans naam. (…) Zij licht volgen mij heel veel mensen op. Zij leeft gewoon van mensen oplichten. (…) Zij besteld ook telefoons via Wehkamp en zij wacht de postbode gewoon op. (…) V: Hoe weet je dat, dat zij telefoons heeft besteld via Wehkamp A: Dat heeft zij tegen mij gezegd”
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard in beide kapsalons te zijn behandeld. Ook heeft zij verklaard de woning gehuurd te hebben en niet de volledige huur te hebben betaald. Zij heeft daarbij de naam [naam] gebruikt, omdat zij vroeger zo heette en niet met een ander getrouwd was. Zij zou een sollicitatiegesprek hebben gehad bij
[bedrijf]. Het pakket kleding heeft zij zelf besteld en zij heeft daarvoor de naam van een vriendin gebruikt, [benadeelde 4] . [24]
Bewijsoverweging
In bepaalde situaties in het maatschappelijk verkeer pleegt men zonder nader onderzoek af te gaan op de juistheid van de wijze waarop iemand zich presenteert. Als dit niet juist blijkt te zijn is er sprake van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwijst hiervoor naar het eetpiraat-arrest (Hoge Raad 10 februari 1998, NJ 1998, 497). Bij de eetpiraat is sprake van een valse hoedanigheid, omdat de oplichter op bedrieglijke wijze gebruik heeft gemaakt van het in het maatschappelijke verkeer geldende patroon (namelijk eerst genieten van het eten en pas daarna daarvoor betalen). De in dit arrest verwoorde redenering geldt één op één vertaald voor kappers, waar immers ook als gebruikelijk patroon geldt dat een dienst geleverd wordt, alvorens wordt betaald.
Daar komt bij dat verdachte bij aangeefster [benadeelde 2] een onjuist adres heeft genoemd en bij aangeefster Dashorst een valse naam heeft opgegeven en een, naar later bleek, waardeloos onderpand heeft achtergelaten. Het onderpand betrof immers een oude telefoon van
[A] .
Het verweer van de raadsman dat de kappers niet zijn bewogen tot het leveren van dienst door het opgeven van een onjuiste naam, wordt door de rechtbank dan ook niet gevolgd.
In het geval van aangeefster [benadeelde 4] , feit 8, zou dit anders kunnen zijn. De rechtbank is echter van oordeel dat ook hier sprake is van het aannemen van een valse hoedanigheid door verdachte. Niet alleen heeft verdachte een valse naam opgegeven bij aangeefster, zij heeft tevens verklaard dat zij werkzaam was bij
[bedrijf]en dat zij op 5 mei 2016 haar salaris zou ontvangen. Zij blijkt echter nooit werkzaam te zijn geweest bij
[bedrijf]. Mede door die informatie is aangeefster bewogen tot het leveren van een dienst, te weten het verhuren van de woonruimte. Had verdachte geen (zicht op) inkomsten gehad, dan mag het ervoor worden gehouden dat aangeefster de woonruimte niet zou hebben verhuurd aan verdachte. De rechtbank heeft voorts geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangeefster.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat ook de oplichting van [naam] .com wettig en overtuigend bewezen is. Er is weliswaar geen aangifte gedaan door [naam] .com, maar verdachte heeft op zitting verklaard dat zij bestellingen heeft gedaan op naam van [benadeelde 4] en in het dossier bevindt zich een pakbon voor bestelde kleding en schoenen op naam van [benadeelde 4] op het adres [adres] , [woonplaats] , te weten het adres van aangeefster [benadeelde 4] . Indien [naam] .com had geweten dat verdachte niet haar eigen naam en adres had opgegeven, waren zij normaal gesproken niet tot levering van de goederen overgegaan. Bovendien is ook in dit geval sprake van een betaling die achteraf plaats zal vinden.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen de oplichting bij de feiten 5, 8 en 10 wettig en overtuigend bewezen zijn.
Voorts blijkt uit de vorengenoemde bewijsmiddelen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de achternaam en de adresgegevens van aangeefster [benadeelde 4] voor het plaatsen van bestellingen bij [naam] .com, Wehkamp en het aanvragen van een doorlopend krediet bij Otto B.V., zodat ook feit 9 wettig en overtuigend zal worden verklaard.
Feit 6
Aangeefster [benadeelde 2] verklaarde
“Op donderdag 21 januari 2016 (…) kreeg ik een vrouwelijk klant in de kapsalon. Zij heeft zich voorgesteld als [naam] (…) Diezelfde dag (…) wilde ik met mijn man gaan eten in pizzeria Elefante Bianci (…) te Laren. (…) Daar aangekomen zag ik dat de bewuste vrouw van die ochtend net het toilet uit wilde lopen. (…) Ik zag en voelde toen dat deze vrouw met kracht mij een karatetrap gaf tegen mijn rechterheup. Zij deed dit met haar linkerbeen. Dit deed heel veel pijn.” [25]
De man van aangeefster, [C] heeft het voorval gezien en heeft daarover verklaard.
“Op donderdag 21 januari 2016 aan het eind van de middag, vertelde mijn echtgenote wat er was voorgevallen in haar kapsalon. (…) Toen liep die vrouw naar de dames wc-ruimte. (…) Ik zag dat de deur naar de dames wc-ruimte openstond. (…) Ik zag dat de vrouw aanstalten maakte om een toiletdeur te open en het toilet in te gaan. Mijn echtgenote wilde dat verhinderen en die werd toen weggetrapt door die vrouw. Ik zag dat zij dat op een beoefende manier deed. Haar linkerbeen was haar standbeen, met haar linkerhand hield ze de deurkruk vast van de toiletdeur en gaf met haar rechterbeen een harde karate-achtige trap. Ik zag dat mijn echtgenote op haar linkerschouder geraakt werd door de trap. Ik hoorde mijn echtgenote direct na de trap ‘au, au (…)’ zeggen.” [26]
Bewijsoverweging
Voor zover de raadsman heeft willen aanvoeren dat de getuige het voorval niet heeft kunnen waarnemen doordat de deur van het damestoilet gesloten zal zijn geweest, merkt de rechtbank op dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de verklaring van getuige waarin hij duidelijk aangeeft dat deze deur open heeft gestaan.
Het verschil in plaats op het lichaam waar aangeefster door de trap van verdachte geraakt zou zijn is naar het oordeel niet van zodanig gewicht dat daardoor de inhoud van de verklaring van de getuige wegens de onbetrouwbaarheid daarvan niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Gelet op bovengenoemde verklaringen acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7
Namens [benadeelde 3] is door [aangever 6] op 9 april 2016 aangifte gedaan
. “De weggenomen auto is van Toyota, type GT86 2.0 D-4S, kleur zwart en voorzien van kenteken [kenteken] . (…) 09.04.2016 To police Station Purmerend, I fully [aangever 6] (Mymom) tot lodge a complaint against the person who has been stealing my car plate number [kenteken] (…) O.(..) [verdachte] . Op woensdag 6 april 2016 omstreeks 22.00 uur stond de auto nog voor mijn woning aan de [adres] , [woonplaats] . (…) Op vrijdag 8 april 2016 omstreeks 08.00 uur zag ik dat de auto er niet meer stond. (…) Ik zag toen ik in mijn woning kwam dat de autopapieren en reservesleutel waren weggenomen (…) deze lagen niet in de auto. (…) Ik hoorde toen van de politie dat de auto op 4 april 2016 op naam van mijn dochter [verdachte] te naam was gesteld en dat op 7 april 2016 op naam van autobedrijf [autobedrijf] BV, (…) te naam gesteld was. (…) Ik heb een groot vermoeden dat de auto van mijn zoon is weggenomen door mijn dochter (…) genaamd [verdachte] .” [27]
Op 1 juni 2016 is door [benadeelde 3] een schriftelijke klacht ingediend ter zake van diefstal van een auto. Hij verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging over te gaan en verklaarde dat de auto is gestolen door zijn zus. [28]
De auto, Toyota GT86 met kenteken [kenteken] , is aan het autobedrijf [autobedrijf] B.V. verkocht op 7 april 2016 voor € 18.250,- door verdachte. [29]
Bewijsoverweging
De rechtbank heeft in het licht van de inhoud van de schriftelijke klacht geen reden om aan te nemen dat verdachte met toestemming van [benadeelde 3] de auto en de daarbij behorende papieren, toe te eigenen. De verklaring van verdachte dat zij toestemming had van haar broer, maar dat hij achteraf na een ruzie aangifte tegen haar heeft gedaan, ontbeert enige verankering in het dossier en is overigens niet geloofwaardig. Immers is direct door [benadeelde 3] toestemming gegeven aan zijn moeder om aangifte van diefstal te doen.
De rechtbank acht daarom het onder 7 primair ten laste gelegde, gelet op genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/660098-16:
zij in de periode van 13 dec 2015 tot en met 15 dec 2015 te Baarn aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden brigadier, werkzaam bij Eenheid Midden-Nederland, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van verkrachting;
16/652324-18:
1.
zij in de periode van 24 december 2015 tot en met 14 april 2016 te Laren, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid, International Card Services heeft bewogen tot de afgifte van een creditcard en de verhoging van een creditlimiet, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid
- bij de aanvraag voor een creditcard de (persoons)gegevens van de heer [benadeelde 1] ingevoerd en
- zich voorgedaan als de heer [benadeelde 1] en
- de aanvraag voor die creditcard gedaan vanaf de woning en het IP-adres van de woning van de heer [benadeelde 1] ,

waardoor International Card Services werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

2.
zij in de periode van 24 december 2015 tot en met 14 april 2016 te Laren, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de voornaam en achternaam en geboortedatum en het BSN nummer en het bankrekeningnummer en adresgegevens van [benadeelde 1] heeft gebruikt door die gegevens op te geven bij het aanvragen van een creditcard met het oogmerk om haar identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
3.
zij in de periode 24 december 2015 tot en met 14 april 2016 in Nederland telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere geldbedragen, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of International Card Services, waarbij verdachte die weg te nemen geldbedragen onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door telkens met een gestolen/onrechtmatig verkregen creditcard die geldbedragen op te nemen;
5.
zij op 21 januari 2016 te Laren, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid, [benadeelde 2] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het knippen en kleuren van haar, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide klant, waardoor [benadeelde 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
zij op 21 januari 2016 te Laren [benadeelde 2] heeft mishandeld door te schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde 2] ;

7. primair

zij in de periode van 4 april 2016 tot en met 8 april 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen autopapieren en een
personenauto (Toyota [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde 3] ;
8.
zij in de periode van 23 april 2016 tot en met 3 mei 2016 te Blaricum, telkens met het
oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid
- [benadeelde 4] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het verhuren van een (woon)ruimte, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide huurder en
- zich voorgedaan als [naam] en
- aangegeven dat zij werk heeft en binnenkort salaris zal ontvangen,
waardoor [benadeelde 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
en
- [naam] .com heeft bewogen tot de afgifte van een goed, te weten de afgifte van kleding en schoenen, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid
- zich voor gedaan als bonafide koper en
- bij het plaatsen van de bestelling gegevens en het adres opgegeven van [benadeelde 4] , als ware de bestelling voor [benadeelde 4] waardoor [naam] .com werd bewogen tot de bovenomschreven afgifte;
9.
zij in de periode van 23 april 2016 tot en met 3 mei 2016 te Blaricum, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische
persoonsgegevens, van een ander te weten de achternaam en adresgegevens van
[benadeelde 4] heeft gebruikt door die gegevens op te geven bij het plaatsen van een bestelling met het oogmerk om haar identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
10.
zij op 15 juni 2016 te Blaricum, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid, [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het knippen en kleuren van haar, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als een bonafide klant en
- de naam [naam] opgegeven als ware dit haar eigen naam en
- een telefoon achtergelaten als borg, waardoor [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
11.
zij in de periode van 30 september 2015 tot en met 17 oktober 2015 in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- op 30 september 2015 te [woonplaats] , een hoeveelheid benzine, te weten 30,57 liter ter waarde van 50,41 euro, toebehorende aan Tankstation BP gelegen aan de [adres] en
- op 12 oktober 2015 te [woonplaats] een hoeveelheid benzine, te weten 35,54 liter ter waarde van 54,14 euro, toebehorende aan Tankstation Shell [woonplaats] gelegen aan het [adres]

en

- op 14 oktober 2015 te [woonplaats] een hoeveelheid benzine, te weten 35,50 liter ter waarde van 56,41 euro, toebehorende aan [tankstation 1] gelegen aan de [adres]

en

- op 17 oktober 2015 te [woonplaats] , een hoeveelheid benzine, te weten 49,90 liter ter waarde van 78,79 euro, toebehorende aan Tankstation [tankstation 2] gelegen aan de [adres] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 16/660098-16 en 16/652324-18 feiten 1, 2, 3 en 5 tot en met 11 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/660098-16:
Aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is;
16/652324-18:
Feiten 1, 5, 8 en 10, telkens:
Oplichting;
Feiten 2 en 9, telkens:
Opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik nadeel kan ontstaan;
Feit 3:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 6:
Mishandeling;
Feiten 7 primair en 11, telkens:
Diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en het taakstrafverbod.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De strafoplegging is van belang voor de nog door de autoriteiten te maken afweging of verdachte haar verblijfstitel zal behouden. Als haar verblijfstitel wordt afgenomen, wordt zij teruggestuurd naar Turkije waar zij niets heeft. Hij heeft verzocht een eventuele gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan oplichting. Zij heeft gehandeld uit louter financieel gewin en heeft zodoende de benadeelden misbruikt om er zelf financieel beter van te worden. Zij heeft gebruik gemaakt van diensten zoals behandelingen bij de kapper en het wonen in een huis, zonder dat zij daarvoor heeft betaald. Toen de eigenaresse van één van de kapsalons haar aansprak op haar gedrag heeft verdachte daarop zonder dralen een harde trap tegen het lichaam uitgedeeld.
Verdachte heeft ook gebruik gemaakt van de persoonlijke gegevens van twee personen, om op hun namen een creditcard aan te vragen en vervolgens daarmee geld op te nemen en goederen te bestellen voor haar eigen gebruik. Daarnaast heeft zij zich schuldig gemaakt aan het meermalen tanken zonder hiervoor te betalen. Ook het stelen van haar eigen familie, in dit geval haar broer, schuwt verdachte niet. Bij een aantal van deze financiële delicten ging het om substantiële geldbedragen.
Dat verdachte nergens voor terug lijkt te deinzen om haar zin te krijgen, blijkt voorts uit het feit dat zij tegen [A] , een man die haar onderdak bood, een valse aangifte van verkrachting heeft gedaan. Hierdoor is [A] midden in de nacht door een arrestatieteam van zijn bed gelicht en heeft hij twee dagen doorgebracht op het politiebureau. De aanleiding hiervoor lijkt te zijn gelegen in het feit dat verdachte de woning van [A] niet wilde verlaten, zelfs niet nadat haar een geldbedrag was geboden.
Verdachte lijkt ervan overtuigd te zijn dat anderen haar moeten onderhouden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 9 juli 2018. In het nadeel van verdachte, blijkt daaruit dat verdachte eerder is veroordeeld wegens identiteitsfraude, valsheid in geschrift en mishandeling en er derhalve sprake is van recidive;
- een reclasseringsadvies van 31 juli 2018, uitgebracht door I. Numan, reclasseringswerker van Reclassering Nederland.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het opstellen van het rapport. Er is sprake van een delictpatroon. De relatie van verdachte verloopt niet goed en zij wil in gesprek met een psycholoog. Zij wordt financieel onderhouden door haar man. Uit een eerdere relatie heeft verdachte twee kinderen die niet bij haar wonen. Op 7 mei 2018 heeft verdachte aangegeven dat zij in scheiding lag en zij de woning moest verlaten. Eind mei zal zij intrekken bij haar nieuwe partner in Maastricht. De reclassering heeft zich niet in staat geacht om een advies uit te brengen over de straf.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 28 augustus 2017, 14 september 2017 en 15 december 2017 is veroordeeld tot taakstraffen van respectievelijk 120 uren, 100 uren en 50 uren. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Nu deze taakstraffen zijn opgelegd na het plegen van de thans bewezenverklaarde feiten, is het taakstrafverbod niet van toepassing.
Ook de proceshouding van verdachte speelt niet in haar voordeel mee. Tot aan de terechtzitting heeft zij min of meer gezwegen over de feiten. Weliswaar heeft zij ter terechtzitting enkele feiten alsnog bekend, maar niet onvermeld kan blijven dat de bekentenissen steeds feiten betreft waarbij in het licht van het voorhanden bewijs haar ontkennen voor schier zinloos moet worden gehouden. In het licht van de bewijsbeslissingen zijn ook haar ontkennende verklaringen in feite leugens. In zoverre sluit die proceshouding vrijwel naadloos aan bij de aard van de aan haar verweten misdrijven.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van de raadsman om bij de strafoplegging rekening te houden met de verblijfstitel van verdachte. Dit verzoek is daarvoor niet alleen ontoereikend onderbouwd, maar de rechtbank is ook en vooral van oordeel dat nog te geven beslissingen over verdachtes verblijfstitel door het bevoegd gezag op de eigene merites beoordeeld dienen te worden. Als de beslissingen in de onderhavige strafzaak daarbij een rol spelen, dan zal in dát bestek daaraan het gewicht worden toegekend dat juist is. Daarop door de strafrechter op wankele basis preluderen doet geen recht aan de verdeling van bevoegdheden.
Alles overziend moet worden vastgesteld dat verdachte zich in een relatief korte periode van 13 december 2015 tot en met 15 juni 2016 schuldig heeft gemaakt aan een zeer aanzienlijk aantal kwalijke misdrijven, waarbij list en bedrog als gemene deler in het oog springt.
Gelet daarop zal de rechtbank een straf hebben op te leggen die vrijheidsbeneming met zich brengt.
Omdat niet eerder aan verdachte een substantiële voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd, zal de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte zo ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] en [benadeelde 4] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. [benadeelde 1] heeft geen bedrag gevorderd. [benadeelde 4] vordert een bedrag van € 470,- aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 8 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van [benadeelde 1] moet worden afgewezen en dat van de vordering van [benadeelde 4] een bedrag ter hoogte van € 450,- kan worden toegewezen. De schade ter grootte van € 20,- moet worden afgewezen wegens gebrek aan causaal verband.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de vordering van [benadeelde 1] niet toewijsbaar is, omdat er geen bedrag gevorderd is.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 4] heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte bereid is de kosten voor de huur te betalen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 1]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] afwijzen. Reden daarvoor is dat de schade reeds vergoed is door de verzekeringsmaatschappij en [benadeelde 1] derhalve geen bedrag voor schadevergoeding heeft ingediend.
Nu de vordering van de benadeelde wordt afgewezen, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 4]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost huur ter hoogte van in totaal € 450,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 450,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 april 2016 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu van een causaal verband niet is gebleken. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 450,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 april 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 188, 231b, 300, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/660098-16 en onder parketnummer 16/652324-18 feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7 primair, 8, 9, 10 en 11 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder parketnummer 16/660098-16 en onder parketnummer 16/652324-18 feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7 primair, 8, 9, 10 en 11 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16/660098-16 en onder parketnummer 16/652324-18 feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7 primair, 8, 9, 10 en 11 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
[benadeelde 1]
- wijst de vordering van [benadeelde 1] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 4]
- wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 450,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2016 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [benadeelde 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 450,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en H. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 september 2018.
Mrs. R. Veldhuisen, H. Bakker en B.T. Feenstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/660098-16:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 dec 2015 tot en met 15 dec 2015 te Baarn en/of te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , beiden brigadier, werkzaam bij Eenheid Midden-Nederland, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van verkrachting;
16/652324-18:
1.
zij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 14 april 2016 te Laren, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, International Card Services heeft bewogen tot de afgifte van een creditcard
en/of de verhoging van een creditlimiet, in elk geval van enig goed en/of de verlening van een dienst, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- bij de aanvraag voor een creditcard de (persoons)gegevens van de heer [benadeelde 1] ingevoerd en/of
- zich voorgedaan als de heer [benadeelde 1] , althans als een bonafide klant en/of
- de aanvraag voor die creditcard gedaan vanaf de woning en/of het IPadres van de woning van de heer [benadeelde 1] , waardoor International Card Services werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 14 april 2016 te Laren, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de voornaam en/of achternaam en/of geboortedatum en/of het BSN nummer en/of het bankrekeningnummer en/of adresgegevens van [benadeelde 1] heeft gebruikt door die gegevens op te geven bij het aanvragen van een creditcard met het oogmerk om haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
3.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks 24 december 2015 tot en met 14 april 2016 te Laren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of International Card Services, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedragen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door (telkens) met een gestolen/onrechtmatig verkregen creditcard die geldbedragen op te nemen;
5.
zij op of omstreeks 21 januari 2016 te Laren, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot het
verlenen van een dienst, te weten het knippen en kleuren van haar, hebbende verdachte met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid - zich voorgedaan als bonafide klant, waardoor [benadeelde 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
zij op of omstreeks 21 januari 2016 te Laren, althans in Nederland, [benadeelde 2] heeft mishandeld door te trappen/schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde 2] ;
7.
Primair
zij in of omstreeks de periode van 4 april 2016 tot en met 8 april 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad,, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen autopapieren en/of een personenauto (Toyota [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 4 april 2016 tot en met 8 april 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad,, althans in Nederland, opzettelijk een personenauto (Toyota [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als houder/bruiklener, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
8.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 3 mei 2016 te Blaricum, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels,(telkens)
- [benadeelde 4] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het verhuren van een (woon)ruimte, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide huurder en/of
- zich voorgedaan als [naam] en/of
- aangegeven dat zij werk heeft en/of binnenkort salaris zal ontvangen, althans zich voorgedaan als iemand met inkomen, waardoor [benadeelde 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
en/of
- [naam] .com heeft bewogen tot de afgifte van een goed, te weten de afgifte van kleding en/of schoenen, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- zich voor gedaan als bonafide koper en/of
- bij het plaatsen van de bestelling gegevens en/of het adres opgegeven van [benadeelde 4] , als ware de bestelling voor [benadeelde 4] waardoor [naam] .com werd bewogen tot de bovenomschreven afgifte;
9.
zij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 3 mei 2016 te Blaricum, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de achternaam en/of adresgegevens van [benadeelde 4] heeft gebruikt door die gegevens op te geven bij het plaatsen van een bestelling met het oogmerk om haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
10.
zij op of omstreeks 15 juni 2016 te Blaricum, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het knippen en kleuren van haar, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en
/ of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als een bonafide klant en/of
- de naam [naam] opgegeven als ware dit haar eigen naam en/of
- een telefoon achtergelaten als borg, waardoor [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
11.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 september 2015 tot en met 17 oktober 2015 in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- op of omstreeks 30 september 2015 te [woonplaats] , een hoeveelheid benzine, te weten 30,57 liter ter waarde van 50,41 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Tankstation BP gelegen aan de [adres] en/of
- op of omstreeks 12 oktober 2015 te [woonplaats] een hoeveelheid benzine, te weten 35,54 liter ter waarde van 54,14 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Tankstation Shell [woonplaats] gelegen aan het [adres] en/of
- op of omstreeks 14 oktober 2015 te [woonplaats] een hoeveelheid benzine, te weten 35,50 liter ter waarde van 56,41 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 1] gelegen aan de [adres] en/of
- op of omstreeks 17 oktober 2015 te [woonplaats] , een hoeveelheid benzine, te weten 49,90 liter ter waarde van 78,79 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Tankstation [tankstation 2] gelegen aan de [adres] , (telkens) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 april 2016, genummerd 2015377083, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 93 voor parketnummer 16/660098-16 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 juni 2017, genummerd PL0900-2016303653, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 171 voor parketnummer 16/652324-18. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [A] , pagina’s 20, 21, 23 en 24.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van camerabeelden, pagina 44.
5.Een proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie, pagina 47.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 61 en 62.
7.Een proces-verbaal informatief gesprek zeden, pagina’s 66 en 68.
8.Een proces-verbaal bevindingen verhoor [verdachte] , pagina’s 73, 74, 78, 79, 81, 82 en 84.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina’s 1, 2 en 3.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 5.
11.Een geschrift, inhoudende een aanvraag creditcard, pagina’s 9 en 10.
12.Een geschrift, inhoudende een wijziging van het bestedingslimiet, pagina 11.
13.Een geschrift, inhoudende een overzicht van geldopnames met de creditcard, pagina 13.
14.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , namens BP de Coentunnel A8, pagina’s 95 en 96.
15.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , namens Shell Wormerveer, pagina’s 92 en 93.
16.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , namens Borst Leekerlanden BV, pagina’s 106 en 107.
17.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [tankstation 2] , pagina’s 117 en 118.
18.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , pagina’s 25 en 26.
19.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , pagina’s 36, 37 en 38.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 55.
21.Een geschrift, te weten een pakbon van [naam] .com, pagina 40.
22.Geschriften, te weten een rekening van Wehkamp en een brief met bijlage van Otto BV betreffende een doorlopend krediet, pagina’s 46, 47 en 48.
23.Een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] , namens [benadeelde 6] , pagina’s 56 en 57.
24.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
25.Een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , pagina 25.
26.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [C] , pagina’s 28 en 29.
27.Een proces-verbaal van aangifte door [aangever 6] namens [benadeelde 3] , pagina’s 31 en 32.
28.Een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pagina 34A.
29.Een proces-verbaal van bevindingen, met als bijlagen een inkoopbewijs en een kopie van een identiteitsbewijs, pagina’s 34F, 34G en 34H.