ECLI:NL:RBMNE:2018:4300

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
16/652743-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en heling van fietsen en snorfietsen met vrijspraak op meerdere punten

Op 19 januari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en heling van verschillende fietsen en een snorfiets. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een openbare terechtzitting op 5 januari 2018, waar de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.J. Weldam, hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van een damesfiets en een herenfiets in Driebergen-Rijsenburg, het helen van een bakfiets en een Cortina fiets in Utrecht, en het stelen van een Piaggio snorfiets.

De rechtbank heeft de tenlastelegging in detail bekeken en kwam tot de conclusie dat niet alle beschuldigingen wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele feiten, waaronder de diefstal van de Gazelle herenfiets en de brom/snorfiets, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze fietsen had gestolen. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van de Locomotief damesfiets en de heling van de andere fietsen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de heling van de snorfiets. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij recht had op een schadevergoeding van € 200,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/652743-15, 16/652503-16 (ter terechtzitting gevoegd), 16/653168-17 (ter terechtzitting gevoegd), 16/652438-17 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 januari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats]
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. J.J. Weldam, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [benadeelde 3] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/652743-15
feit 1 op 10 november 2015 in Driebergen-Rijsenburg een damesfiets van het merk Locomotief heeft gestolen dan wel (subsidiair) heeft verduisterd, dan wel (meer subsidiair) heeft geheeld;
feit 2 op 11 november 2015 in Driebergen-Rijsenburg een herenfiets van het merk Gazelle, type Orange, heeft gestolen dan wel (subsidiair) heeft verduisterd, dan wel (meer subsidiair) heeft geheeld;
ten aanzien van parketnummer 16/652503-16
feit 1 in de periode 4 juli tot en met 31 juli 2016 in Utrecht een bakfiets heeft geheeld, dan wel (subsidiair) op 31 juli 2016 heeft geprobeerd te helen;
feit 2 op 19 maart 2016 in Utrecht samen met een ander een brom-/snorfiets van [benadeelde 2] heeft gestolen, dan wel (subsidiair) een ander behulpzaam is geweest bij de diefstal van die brom-/snorfiets;
ten aanzien van parketnummer 16/652438-17
op 10 april 2017 in Utrecht een fiets van het merk Cortina heeft geheeld.
ten aanzien van parketnummer 16/653168-17
op 11 september 2017 in Utrecht een snorfiets van het merk Piaggio heeft gestolen, dan wel (subsidiair) in de periode van 11 tot en met 13 september 2017 samen met een ander (onderdelen van) die snorfiets heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd onder:
 1 1 primair en 2 primair, subsidiair en meer subsidiair (16/652743-15),
 1 2 primair en subsidiair (16/652503-16), en
 1 primair (16/653168-17),
en verzoekt de rechtbank om verdachte daarvan vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van hetgeen verdachte ten laste is gelegd onder:
 1 1 primair en 2 primair, subsidiair en meer subsidiair (16/652743-15),
 1 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair (16/652503-16),
 1 primair (16/653168-17), en
 1 parketnummer 16/652438-17.
Hiertoe heeft de raadsman verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - bespreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair (16/652743-15)
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal dan wel verduistering van de Gazelle herenfiets. Uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid op welke wijze verdachte de fiets heeft verkregen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3.2
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair (16/652503-16)
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) diefstal van een brom-/snorfiets, dan wel dat hij daarbij behulpzaam is geweest. Voor dat oordeel biedt het dossier onvoldoende bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3.3
Vrijspraak ten aanzien van 16/653168-17, primair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de Piaggio snorfiets. De verdachte heeft de snorfiets kort nadat deze is gestolen in zijn bezit, maar uit het dossier is genoegzaam af te leiden dat verdachte niet degene is geweest die de snorfiets heeft gestolen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder primair ten laste gelegde.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het oordeel van de rechtbank
5.1.1
Ten aanzien van 16/652743-15, feit 1, primair
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en de verdediging, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit – diefstal van een Locomotief damesfiets - heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster [benadeelde 1] heeft verklaard dat haar fiets op 10 november 2015 tussen 19.30 uur en 21.15 uur is weggenomen vanaf de [straatnaam] te [plaatsnaam] , ter hoogte van [naam winkel] . Zij had haar fiets niet afgesloten. [2] Diezelfde avond zag aangeefster dat haar fiets via marktplaats.nl werd aangeboden. Zij zag dat de advertentie om 21.15 uur was geplaatst. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets op 10 november 2015 omstreeks 21.30 uur bij [naam winkel] in [plaatsnaam] heeft gevonden. De fiets lag op de grond met de sleutels in het slot. Verdachte heeft de fiets meegenomen en te koop gezet op ‘Marktplaats’. [4]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de fiets heeft weggenomen in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft de fiets gevonden.
De rechtbank verwerpt dit verweer en verwijst daarbij naar de hiervoor door haar aangehaalde bewijsmiddelen. Daaruit blijkt dat verdachte de geopende fiets, met de sleutels in het slot, bij [naam winkel] heeft aangetroffen. Op geen enkele wijze is gebleken dat de fiets een verloren goed betrof. Verdachte heeft de fiets vervolgens meegenomen en nog diezelfde avond ter verkoop aangeboden. Gezien deze feiten en omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de fiets heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
5.1.2
Ten aanzien van parketnummer 16/652743-15, feit 2, meest subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit – opzetheling van een Gazelle herenfiets - heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Bewijsmiddelen
Op 11 november 2015 werd verdachte aangehouden. [5]
Ten tijde van zijn aanhouding (ter zake van feit 1) bleek dat een herenfiets van het merk Gazelle, type Orange, met een hangslot aan de fiets van aangeefster [benadeelde 1] (feit 1) was bevestigd. Verdachte had de sleutel van het hangslot. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat het framenummer van de herenfiets was verwijderd en dat de fiets geen ringslot had. De fiets stond niet geregistreerd in de politiesystemen. [6]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat de fiets van diefstal afkomstig is.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is zij van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de fiets van misdrijf afkomstig is. Door het verwijderen van het framenummer van de fiets is evenwel niet meer te achterhalen of er ook aangifte van diefstal van deze fiets is gedaan.
Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van de fiets. Gelet hierop, mede in aanmerking genomen dat het originele slot en het framenummer van de fiets waren verwijderd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets wist dat de fiets door misdrijf was verkregen.
5.1.3
Ten aanzien van parketnummer 16/652503-16, feit 1, primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit – opzetheling van een bakfiets - heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Bewijsmiddelen [7]
Aangever [benadeelde 4] heeft verklaard dat zijn bakfiets tussen 4 juli 2016 te 21.30 uur en 5 juli 2016 te 07.15 uur is weggenomen. De bakfiets stond op slot. [8]
Op 31 juli 2016 kreeg verbalisant [verbalisant 2] de opdracht te gaan naar de [adres] te [plaatsnaam] in verband met het aantreffen van een gestolen fiets. Ter plaatse hoorde [verbalisant 2] [A] verklaren dat de bakfiets van haar zwager op Markplaats te koop werd aangeboden, dat zij contact hadden gezocht met de verkoper en dat zij van de verkoper de instructie hadden gekregen naar de [straatnaam] te gaan. [verbalisant 2] zag dat de bakfiets was voorzien van een ringslot. Vervolgens zag [verbalisant 2] [verdachte] , hem ambtshalve bekend. Hij hoorde [verdachte] zeggen: “Moet ik het slot soms open maken?”. Hij zag dat [verdachte] een knijptang uit zijn broekzak haalde. Hij zag dat [verdachte] de knijptang op het ringslot zette en het slot opende. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij een foto van de bakfiets heeft gemaakt en deze op Marktplaats heeft gezet. Vervolgens kreeg hij een reactie van de eigenaar en heeft hij de eigenaar verteld waar hij de bakfiets kon vinden. Verdachte zag dat de politie met de eigenaar het slot probeerden open te breken. Toen dat niet lukte is verdachte naar buiten gelopen en heeft hij de fiets voor hen open gemaakt. [10] Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat de bakfiets van diefstal afkomstig was. [11]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte de bakfiets niet in zijn beschikkingsmacht heeft gehad. Verdachte wist dat ‘ [naam] ’ de bakfiets had gestolen en wilde hem een hak zetten. Verdachte heeft een foto van de fiets gemaakt en te koop gezet, maar heeft de fiets uiteindelijk niet verkocht.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de bakfiets te koop heeft aangeboden, terwijl hij wist dat de fiets van diefstal afkomstig was. Met deze gedraging heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank het gestolen goed, de bakfiets, voorhanden gehad. Ter zitting heeft verdachte nog verklaard dat als de verkoop via Marktplaats was gelukt hij het geld in eigen zak zou hebben gestoken. Dat verdachte de fiets wilde verkopen maar de fiets uiteindelijk terug gegeven heeft, ziet de rechtbank als een beschikkingshandeling. Verdachte had feitelijke zeggenschap over de fiets.
5.1.4
Ten aanzien van parketnummer 16/652438-17
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit – opzetheling van een Cortina fiets - heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Bewijsmiddelen [12]
Aangever [aangever] heeft verklaard dat de fiets van haar dochter van het merk Cortina tussen 1 juli 2016 te 23.30 uur en 2 juli 2016 te 00.45 uur voor de deur van haar huis is weggenomen. De fiets was afgesloten. [13]
Op 10 april 2017 zagen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] dat [verdachte] voor zijn garagebox bezig was met het schoonmaken van een ‘Cortina’ fiets. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat bij [verdachte] meerdere malen gestolen fietsen zijn aangetroffen. Zij hoorden [verdachte] zeggen dat hij de fiets voor € 100,- had gekocht van een man in een scootmobiel die samen met een andere man de fiets bij hem had aangeboden. Verbalisanten hebben daarop besloten de fiets na te trekken. Uit de politiesystemen bleek dat de fiets als gestolen stond geregistreerd. [14]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft verklaard dat hij zag dat de fiets in goede staat was. Hij zag geen roest of opvallende beschadigingen aan de fiets. Hij zag dat de banden, het zadel en de handvatten van de fiets nog in goede staat waren. [15]
Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets heeft gekocht van ‘ [voornaam] ’, dat hij hem verder niet kent en dat er geen slot op de fiets zat toen hij hem kocht. [16]
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de fiets heeft gecontroleerd via de applicatie ‘stopheling’ en dat daaruit toen geen registratie bleek. Gezien de staat van de fiets had verdachte geen reden om aan te nemen dat er iets niet in orde was met de fiets.
De rechtbank verwerpt het verweer. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een fiets. Voor de beoordeling van het tenlastegelegde neemt de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking:
 verdachte heeft de fiets gekocht van een tussenpersoon die hij slechts bij zijn voor- dan wel bijnaam kende;
 de koop is op straat gesloten tegen een, gezien de staat van de fiets, lage prijs;
 de fiets beschikte niet over een ringslot;
 verdachte is in het verleden eerder veroordeeld voor heling van fietsen, zodat van hem om die reden bijzondere oplettendheid mocht worden verwacht.
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat verdachte op het moment van verkrijging – minst genomen – bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de fiets uit misdrijf afkomstig was, hetgeen ook daadwerkelijk het geval bleek te zijn. De rechtbank merkt in dat verband nog op dat het raadplegen van de website stopheling.nl geen garantie oplevert dat elke gestolen fiets op die site staat geregistreerd.
5.1.5
Ten aanzien van parketnummer 16/653168-17, subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit – medeplegen van opzetheling van een Piaggio snorfiets - heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Bewijsmiddelen [17]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] [18] ;
- het proces-verbaal van bevindingen [19] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 januari 2018 [20] .

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/652743-15
feit 1, primair
op 10 november 2015 te Driebergen-Rijsenburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Locomotief damesfiets, toebehorende aan [benadeelde 1] ;
feit 2, meer subsidiair
op 11 november 2015 te Driebergen-Rijsenburg, een goed te weten een Gazelle Orange herenfiets heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 16/652503-16
feit 1, primair
in de periode van 4 juli 2016 tot en met 31 juli 2016 te Utrecht, een bakfiets heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 16/652438-17
op 10 april 2017 te Utrecht, een fiets (merk Cortina) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
parketnummer 16/653168-17
subsidiair
in de periode van 11 september 2017 tot en met 13 september 2017 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, een snorfiets (merk Piaggio) (kenteken [kenteken] ) heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/652743-15
feit 1, primair:diefstal;
16/652743-15 feit 2, meer subsidiair, 16/652503-16 feit 1 primair en 16/652438-17:
telkens: opzetheling;
16/653168-17
subsidiair: medeplegen van opzetheling.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van het voorarrest.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft erop gewezen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de ingezette positieve ontwikkeling – verdachte heeft weer werk – zou doorkruisen, en verzoekt de rechtbank een taakstraf op te leggen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets, heling van drie (bak)fietsen en heling van een snorfiets. Een fietsendiefstal veroorzaakt naast schade en hinder vaak gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer. De rechtbank rekent verdachte dit aan. Dat geldt evenzeer voor de bewezenverklaarde heling. Verdachte heeft daardoor bewust bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen (snor/bak-)fietsen. Hij heeft zich niets aangetrokken van het feit dat de slachtoffers van de gestolen goederen veel schade en overlast daarvan ondervinden en heeft uitsluitend gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 21 november 2017 blijkt dat verdachte voor dergelijke feiten al veel vaker met justitie in aanraking is geweest.
In maart 2017 heeft de reclassering een rapport uitgebracht waarin zij zorgen over verdachte uitspreekt, met name op het gebied van financiën en huisvesting. In het verleden is geprobeerd om verdachte intensief te begeleiden middels een reclasseringstoezicht. Dat is uiteindelijk stopgezet omdat verdachte niet wilde meewerken aan een klinische behandeling. Verdachte heeft aangegeven geen psychische of praktische problemen te ervaren, waarvoor hij hulp van de reclassering wil. Ook voor zijn financiële problemen wil hij geen hulp in een gedwongen kader. De reclassering adviseert om die reden een – kale – straf op te leggen conform de ernst van het delict.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de hiervoor genoemde leefgebieden ook momenteel niet op orde heeft. Verdachte zegt flinke schulden te hebben, maar heeft geen zicht op wie zijn schuldeisers zijn en op de daadwerkelijke hoogte van zijn schulden. Ook heeft verdachte op dit moment geen vast woonadres. Hij heeft verklaard dat hij tot oktober 2017 speed heeft gebruikt. Uit de houding van verdachte leidt de rechtbank niet af dat verdachte nu openstaat voor hulp op de probleemgebieden die de reclassering noemt.
Gelet op de veelheid aan strafbare feiten, de uitgebreide staat van dienst van verdachte op het plegen van dergelijke feiten en het ontbreken van aanknopingspunten voor hulpverlening, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Voorts is het ‘taakstrafverbod’ van toepassing nu verdachte in 2014 een taakstraf opgelegd heeft gekregen die hij heeft verricht. De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank meer feiten bewezen acht.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde onder parketnummer 21/000636-16 op 26 augustus 2016 is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.203,69. Dit bedrag bestaat uit € 1.703,69 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/653168-17 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu niet is gebleken dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen geachte feit. De officier van justitie is van mening dat verdachte, als heler van de snorfiets, heeft voldaan aan zijn ‘wegwijsplicht’ door de politie naar de dief te leiden.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte door zijn handelen – de heling van de snorfiets – geen rechtstreeks schade heeft toegebracht, zodat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat niet duidelijk is wie de eigenaar van de snorfiets is, nu daarvan geen bewijs is overgelegd. Ook om die reden dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de snorfiets al beschadigd was en uiteindelijk in onderdelen is geretourneerd, zodat de daadwerkelijke schade - en daarmee de waarde van de snorfiets - niet gemakkelijk is vast te stellen. Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan immateriële schade heeft de verdediging opgemerkt dat zij die aan de forse kant vindt.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte – de heling – en de door de benadeelde geleden schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden (vgl. HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:959, NJ 2014/256).
In deze zaak geldt dat verdachte de snorfiets bij [B] heeft gebracht en aan hem heeft voorgesteld de snorfiets uit elkaar te halen en in onderdelen te verkopen, hetgeen vervolgens is gebeurd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee op dermate actieve wijze aan de door de benadeelde geleden schade heeft bijgedragen, dat zij aanneemt dat benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of [benadeelde 3] als benadeelde is aan te merken. De rechtbank constateert in dat verband dat bij de vordering geen eigendomsbewijs is gevoegd, zodat die vraag zal moeten worden beantwoord aan de hand van hetgeen daaromtrent kenbaar is. In haar vordering en ter zitting heeft [benadeelde 3] aangegeven dat de snorfiets was bedoeld voor haar zoon, cadeau gedaan door zijn – inmiddels overleden – vader. Uit het dossier blijkt daarentegen dat het kenteken van de snorfiets op haar naam stond en de snorfiets feitelijk bij haar in gebruik was en door de betreffende zoon ook wordt beschouwd als eigendom van zijn moeder. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat [benadeelde 3] als benadeelde in deze zaak kan worden ontvangen.
Dat brengt de rechtbank bij de schadevraag. Hoewel de rechtbank met de verdediging meent dat het daadwerkelijke schadebedrag niet eenduidig is vast te stellen, is zij van oordeel dat de benadeelde, nu zij de snorfiets onvolledig en in onderdelen heeft teruggekregen, in ieder geval voor een bedrag van € 200,00 schade heeft geleden. Dit bedrag acht de rechtbank in redelijkheid toewijsbaar.
Ten aanzien van de vordering voor zover die ziet op immateriële schade overweegt de rechtbank dat in gevallen waarbij geen sprake is van fysiek letsel, slechts in een beperkt aantal gevallen een vergoeding voor immateriële schade kan worden toegekend. Deze gevallen zijn limitatief in de wet opgesomd (artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek). Uit het voegingsformulier van de benadeelde partij blijkt niet van enig fysiek letsel. Wel blijkt dat de snorfiets een bepaalde emotionele waarde vertegenwoordigde en dat de benadeelde partij gevoelens van verdriet heeft ervaren door het verliezen van de snorfiets. De wet stelt echter strenge eisen aan het verhalen (op daders) van deze gevoelens. Verhaal is alleen dan mogelijk als er sprake is van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan is slechts sprake indien het geestelijk letsel een voldoende ernstig karakter heeft. Gevoelens van verdriet vallen niet onder het bereik van het wetsartikel.
De rechtbank zal de vordering dan ook tot een bedrag van € 200,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 200,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 4 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
11 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 47, 57, 63, 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
16/652743-15
- verklaart het onder 2, primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
16/652503-16
- verklaart het onder 2, primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
16/653168-17
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
16/652743-15
- verklaart het onder 1, primair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
16/652503-16
- verklaart het onder 1, primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
16/652438-17
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
16/653168-17
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
16/652743-15, 16/652503-16, 16/653168-17 en 16/652438-17
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis parketnummer 16/652503-16
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij parketnummer 16/653168-17
  • wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 200,00;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 200,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2017 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 4 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Akkermans, voorzitter, mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer 16/652743-15
1. primair
hij op of omstreeks 10 november 2015 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Locomotief damesfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 10 november 2015 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk een Locomotief damesfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 november 2015 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug,, een goed te weten een Locomotief damesfiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2 Primair
hij op of omstreeks 11 november 2015 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Gazelle Orange herenfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 11 november 2015 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk een Gazelle Orange herenfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair
hij op of omstreeks 11 november 2015 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug,, een goed te weten een Gazelle Orange herenfiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht6525031
parketnummer 16/652503-16
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 4 juli tot en met 31 juli 2016 te Utrecht, een goed te weten een bakfiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 31 juli 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een goed te weten een bakfiets over te dragen, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, op Marktplaats een advertentie heeft geplaatst waarin hij deze bakfiets te koop aanbood, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. primair
hij op of omstreeks 19 maart 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een brom/snorfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
een tot nu toe onbekend gebleven dader of omstreeks 19 maart 2016 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een brom/snorfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die dader en/of aan verdachte,
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 maart 2016 te Utrecht en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door het openen van de toegangsdeur tot de ruimte waar deze brom/snorfiets zich bevond (bij aankomst en/of vertrek van deze dader) en/of het meelopen naar de plek waar deze brom/snorfiets zich bevond;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/653168-17
primair
hij op of omstreeks 11 september 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een snorfiets (merk Piaggio) (kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen snorfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 11 september 2017 tot en met 13 september 2017 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed te weten een snorfiets (merk Piaggio) (kenteken [kenteken] ) en/of een motorblok en/of één of meerdere onderde(e)l(en) van een snorfiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/652438-17
hij op of omstreeks 10 april 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een goed te weten een fiets (merk Cortina) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetvoek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 november 2015, genummerd PL0900-2015341636(A), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 92. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een (niet ondertekend) proces-verbaal van aangifte (afschrift) d.d. 11 november 2015, p. 14.
3.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 11 november 2015, p. 17.
4.Een proces-verbaal van verhoor d.d. 11 november 2015, p. 45.
5.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2015, opgemaakt door [verbalisant 6] , p. 28 en 29.
6.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2015, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 64.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 augustus 2016, genummerd PL0900-2016242312, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 60. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
8.Een (niet ondertekend) proces-verbaal van aangifte (afschrift) d.d. 5 juli 2016, p. 16.
9.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2016, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 27.
10.Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 augustus 2016, p. 42.
11.De verklaring van verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 8 augustus 2016.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 april 2017, genummerd PL0900-2017107109, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 31. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
13.Een (niet ondertekend en ongedateerd) proces-verbaal van aangifte (afschrift), p. 6.
14.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 4.
15.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2017, opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 31.
16.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 januari 2018.
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 september 2017, genummerd PL0900-2017294954, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 46. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
18.Een (niet ondertekend) proces-verbaal van aangifte (afschrift) d.d. 11 september 2017, p. 4.
19.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2017, opgemaakt door [verbalisant 7] , [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , p. 21 en 22.
20.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 januari 2018.