ECLI:NL:RBMNE:2018:4238
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.E.A. Braeken
- N.M. Spelt
- G.C.W. van der Feltz
- Rechtspraak.nl
Waardering onroerende zaken in het bestuursrecht met betrekking tot kinderdagverblijven en de invloed van marktsituatie en bezettingsgraad
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een kinderdagverblijf voor de onroerende zaakbelasting. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A. van den Dool, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht vastgestelde WOZ-waarde van € 721.000,- voor het belastingjaar 2017. De waarde was vastgesteld op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde, waarbij de waardepeildatum 1 januari 2016 was. Eiseres stelde dat de WOZ-waarde te hoog was, omdat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de marktsituatie en de lage bezettingsgraad van het kinderdagverblijf, die volgens haar gemiddeld 43,7% bedroeg in 2016. Eiseres voerde aan dat de waarde niet hoger kon zijn dan € 386.000,-.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde van het pand correct had vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat de gebruiksmogelijkheden van het pand niet in geschil waren en dat de lage bezettingsgraad van het kinderdagverblijf geen invloed had op de vastgestelde waarde. Eiseres had geen bewijs geleverd voor haar stelling dat er sprake was van overcapaciteit en een lage bezettingsgraad. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad waarin werd benadrukt dat het aan eiseres was om haar stelling te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.