ECLI:NL:RBMNE:2018:417

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
C/16/437389 / HA ZA 17-354
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot tussenkomst en voeging in civiele procedure rondom HNO-project op Curaçao

In deze civiele procedure, die zich afspeelt in het kader van het HNO-project op Curaçao, heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 januari 2018 een tussenuitspraak gedaan. De zaak betreft een incident tot tussenkomst van de stichting SONA, die betrokken is bij de uitvoering van het project. Berenschot International B.V., de eiseres in de hoofdzaak, heeft een conflict met SONA over de uitvoering van de beheersovereenkomst. SONA heeft Berenschot per 1 januari 2017 ontheven van haar verplichtingen, wat leidt tot een geschil over de nakoming van de managementovereenkomst. Berenschot heeft op haar beurt [partij X] c.s. aangesproken op hun verplichtingen in het kader van de onderaanneming. De rechtbank heeft de vordering tot tussenkomst van SONA afgewezen, maar heeft haar wel toegestaan zich te voegen aan de zijde van [partij X] c.s. De rechtbank oordeelt dat de belangen van SONA niet voldoende zijn geschaad om tussenkomst toe te staan, gezien de complexiteit van de geschillen die spelen rondom het HNO-project. De rechtbank heeft tevens Berenschot veroordeeld in de proceskosten van het incident en een comparitie bevolen om inlichtingen te vragen en te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij partijen worden uitgenodigd om hun standpunten en bewijsstukken voor te leggen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/437389 / HA ZA 17-354
Vonnis in incident en voorwaardelijk incident van 3 januari 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BERENSCHOT INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.J. de Jong Schouwenburg te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[partij Y],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[partij Z],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eisers in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. R.A.D. Blaauw
en
de stichting
STICHTING SONA,
gevestigd te Curaçao,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.A. Eradus.
Partijen zullen hierna Berenschot, [partij X] c.s. en SONA genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 2 augustus 2017,
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie,
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst van SONA,
  • de incidentele conclusie van antwoord van Berenschot
  • de incidentele conclusie van antwoord van [partij X] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.de feiten

2.1.
Berenschot is sinds 2011 betrokken bij de uitvoering van het project voor de aanbesteding, bouw en het operationeel maken van een nieuw ziekenhuis op Curaçao, genaamd Hospital Nobo Otrobanda (hierna: het HNO-project). In dat kader heeft de openbare rechtspersoon Curaçao op 11 augustus 2015 een beheersovereenkomst afgesloten met SONA. Op 16 augustus 2011 heeft SONA ter uitvoering van de beheersovereenkomst een managementovereenkomst gesloten met Berenschot. Ter uitvoering van de managementovereenkomst heeft Berenschot met [partij X] verschillende overeenkomsten gesloten waaronder een op 10 november 2015 gesloten overeenkomst betreffende de contractbegeleiding voor de bouwwerkzaamheden ten behoeve van het HNO-project (hierna: de Overeenkomst). [partij Y] en [partij Z] zijn namens
[partij X] bij de uitvoering van de opdracht betrokken.
2.2.
Tussen Berenschot en SONA is een conflict ontstaan over de uitvoering van het HNO-project.
2.3.
In een brief van 30 december 2016 heeft SONA aan Berenschot meegedeeld dat zij Berenschot met ingang van 1 januari 2017 ontheft van haar verplichtingen onder de managementovereenkomst om te fungeren als uitvoeringsorganisatie van SONA. Bij brief van 6 januari 2017 heeft Berenschot aan SONA meegedeeld dat zij de ontheffing door SONA niet aanvaardt, omdat zij gehouden is de werkzaamheden uit te voeren zoals opgenomen in de managementovereenkomst, zolang het project niet is afgerond. Zij wijst erop dat de managementovereenkomst is aangegaan voor de duur van het project. Berenschot heeft SONA verzocht om vooruitlopend op de definitieve verificatie van de openstaande vorderingen, maandelijks bij wijze van voorschot een bedrag van 800.000 Antilliaanse guldens (ANG) aan haar over te maken. Zij heeft in deze brief voorts meegedeeld - kort samengevat en voor zover hier van belang dat - indien SONA niet aan deze verzoeken tegemoetkomt Berenschot dit beschouwt als een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de managementovereenkomst. Berenschot heeft haar werkzaamheden voor SONA opgeschort.
2.4.
Berenschot heeft aan [partij X] c.s. meegedeeld dat zij alle werkzaamheden voor SONA met onmiddellijke ingang dient op te schorten. Bij brief van 3 februari 2017 maakt Berenschot [partij X] c.s. het verwijt - kort samengevat - dat zij, tegen haar instructies in, heeft besloten haar werkzaamheden voor SONA voort te zetten en dat [partij X] haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door een rapport met betrekking tot de reconstructieplanning aan SONA ter beschikking te stellen. Berenschot heeft meegedeeld dat zij haar betalingen aan [partij X] opschort en gesommeerd geen informatie aan SONA te verstrekken en geen werkzaamheden uit te voeren zonder dat Berenschot daartoe opdracht heeft gegeven.
2.5.
Op 6 februari 2017 hebben SONA en [partij X] een overeenkomst gesloten waarbij [partij Y] van [partij X] wordt gemachtigd als Bouwprojectmanager namens SONA voor het ontwerp en de uitvoering van het HNO-project.

3.De hoofdzaak

3.1.
In de hoofdzaak vordert Berenschot - voor zover van belang voor de beoordeling van de incidentele vordering tot tussenkomst en voeging - dat de rechtbank
[partij X] c.s. allen tezamen en ieder voor zich gebiedt:
- hun werkzaamheden conform de instructie van Berenschot aan te houden, totdat Berenschot [partij X] c.s. toestaat hun werkzaamheden te hervatten en
- de machtiging lastgeving van SONA op te zeggen dan wel te doen ontbinden.
Voor de volledige vordering in de hoofdzaak verwijst de rechtbank naar het vonnis in incident van 2 augustus 2017.
3.2.
In reconventie vordert [partij X] c.s. - voor zover hier van belang - dat de rechtbank Berenschot veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 65.681,50 ter zake van openstaande facturen van [partij X] , te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
SONA vordert op grond van artikel 217 Rv:
primair:
dat haar wordt toegestaan in de hoofdzaak tussen te komen,
subsidiair:
dat haar wordt toegestaan zich in de hoofdzaak te voegen.
4.2.
[partij X] stemt in met tussenkomst van SONA en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Berenschot voert verweer.
4.3.
SONA legt aan haar vorderingen ten grondslag dat bij een ongunstige beslissing voor [partij X] in deze procedure de belangen van [partij X] worden geschaad. Indien [partij X] niet rechtstreeks werkzaamheden voor SONA zou mogen verrichten heeft dit volgens haar nadelige gevolgen voor de verdere realisatie van het HNO-project. SONA stelt dat Berenschot ten opzichte van haar is tekortgeschoten in de nakoming van de managementovereenkomst en dat zij om die reden de managementovereenkomst heeft opgezegd en de bevoegdheden van Berenschot met ingang van 1 januari 2017 heeft ingetrokken. Volgens SONA is [partij X] c.s. op grond van de door SONA verstrekte machtiging gerechtigd om rechtstreeks in opdracht van SONA de werkzaamheden voor het HNO-project voort te zetten. SONA beroept zich daarbij ook op afspraken tussen haar en Berenschot (een raamwerk van kernafspraken van 11 april 2017) en een conceptvaststellingsovereenkomst ter beëindiging en afwikkeling van de samenwerking tussen SONA en Berenschot.
4.4.
Berenschot betoogt dat er naast het geschil tussen haar een [partij X] meerdere juridische geschillen spelen rond het HNO-project, waaronder geschillen tussen Berenschot en SONA. Zij wijst erop dat SONA in Curaçao een bodemprocedure tegen haar aanhangig heeft gemaakt. Indien de vordering tot tussenkomst zal worden toegewezen zal de rechtbank kennis moeten nemen van alle overige geschillen die spelen rond het HNO-project. Volgens Berenschot zal dat leiden tot een onwenselijke verbreding van het juridische en feitelijke kader van dit geschil, dat Berenschot bewust heeft beperkt tot de rechtsverhouding tussen Berenschot en [partij X] op grond van de overeenkomst van 10 november 2015. Deze verbreding zal leiden tot aanzienlijke vertraging van deze procedure en daarmee tot een vertraging van de verdere uitvoering van het HNO-project. Deze vertraging is volgens haar in strijd met de goede procesorde.
4.5.
Een partij kan in een aanhangig geding tussenkomst vorderen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dat belang kan er in bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen, niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan. (Hoge Raad 28 maart 2014 ECLI:NL:HR:2014:768).
4.6.
Met haar verwijzing naar de tussen haar en [partij X] gesloten overeenkomst tot machtiging heeft SONA voldoende onderbouwd dat zij nadeel kan ondervinden indien in deze procedure aan [partij X] c.s. het verbod wordt opgelegd om voor SONA te (blijven) werken. Niettemin zal de rechtbank de vordering tot tussenkomst afwijzen. Indien SONA wordt toegestaan tussen te komen heeft zij de bevoegdheid in deze procedure haar eigen vorderingen tegen Berenschot in te stellen. De hoofdzaak heeft enkel betrekking op de vraag of [partij X] c.s. gelet op haar rechtsverhouding van onderaanneming met Berenschot bevoegd is zelfstandig en zonder instructie van Berenschot werkzaamheden voor SONA te verrichten. Zowel uit de incidentele conclusie tot tussenkomst als uit het verweer van Berenschot blijkt dat er een aantal diepgaande geschillen bestaat tussen Berenschot en SONA. SONA noemt in dit verband - onder meer - een geschil over de afgifte van de projectadministratie van het HNO-project door Berenschot aan SONA en de geschillen over de uitvoering van de daarover - ter beëindiging van een door SONA aangespannen kort geding - gemaakte afspraken. SONA heeft in dit verband in haar conclusie tot tussenkomst reeds naar voren gebracht dat zij, indien tussenkomst wordt toegestaan, in deze procedure een vordering tot afgifte van de projectadministratie tegen Berenschot wil instellen. SONA heeft niet onderbouwd op welke gronden zij door een uitspraak van de rechtbank in de zaak tussen Berenschot en [partij X] c.s. op dit punt wordt benadeeld en/of dat haar daardoor enig recht wordt ontnomen om haar eigen vordering tegen Berenschot geldend te kunnen maken. Daar komt bij dat er sprake is van een door SONA in Curaçao aanhangig gemaakte bodemprocedure vanwege gestelde geldvorderingen van SONA op Berenschot. In de gegeven omstandigheden verzet de goede procesorde zich tegen het betrekken van de geschillen tussen SONA en Berenschot in deze procedure. De indruk bestaat dat bij tussenkomst een zodanig groot aantal geschillen wordt opgebracht uit een andere rechtsverhouding dan die tussen partijen in de hoofdzaak, dat de procedure doordoor niet binnen een redelijk tijdsbestek kan worden afgerond.
4.7.
Het voorgaande neemt niet weg dat SONA er belang bij heeft om het verweer van [partij X] in deze procedure te ondersteunen. Zij heeft in dit verband gewezen op het “raamwerk” van kernafspraken van 11 april 2017 waarin SONA en Berenschot volgens haar - onder meer - hebben afgesproken dat Berenschot de onderaannemers aan SONA overdraagt. De subsidiaire vordering tot voeging zal daarom worden toegewezen.
4.8.
De rechtbank zal de voorwaardelijk vordering van Berenschot tot toestemming om het Land Curaçao op te roepen afwijzen. Gelet op het feit dat deze procedure de overeenkomst van onderaanneming tussen Berenschot en [partij X] betreft valt niet in te zien dat het Land Curaçao als partij in deze procedure betrokken dient te worden. Daarbij weegt mee dat SONA als voegende partij geen eigen vorderingen kan instellen die een zodanig verband hebben met het onderliggend geschil dat ook het land Curaçao zijn visie moet geven.
4.9.
Berenschot zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
In de hoofdzaak
4.10.
De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.11.
Elk van partijen wordt verzocht uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum aan de rechter (t.a.v. de roladministratie) en aan de wederpartij toe te zenden (kopieën van) de bescheiden (voor zover nog niet in het geding gebracht) waarop zij ter comparitie een beroep wenst te doen (zie artikel 2.9 Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken). Bij de planning van de comparitie wordt rekening gehouden met de voor die tijd nog te nemen conclusies.
4.12.
SONA zal in de gelegenheid worden gesteld een conclusie te nemen in de hoofdzaak.
4.13.
Berenschot heeft de gelegenheid de conclusie van antwoord in reconventie ter comparitie te nemen. Berenschot moet een schriftelijke conclusie uiterlijk twee weken voor aanvang van de comparitie toezenden.
4.14.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
4.15.
Partijen dienen er rekening mee te houden dat de rechtbank nog nadere instructie kan geven over de inrichting van de comparitie, waaronder mededelingen over de mogelijkheid van het geven van een toelichting aan de hand van spreekaantekeningen.
4.16.
Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn.
4.17.
Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen.
4.18.
Partijen moeten er op voorbereid zijn, dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen.
4.19.
De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
4.20.
Indien partijen, zonder dat daaraan voorafgaand een comparitie wordt gehouden, gebruik willen maken van de mogelijkheid de zaak door te verwijzen naar een mediator, dienen zij dat binnen twee weken na de datum van dit vonnis aan de griffie te berichten.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat SONA toe zich in de hoofdzaak aan de zijde van [partij X] c.s. te voegen,
5.2.
veroordeelt Berenschot in de kosten van het incident, aan de zijde van SONA tot op heden begroot op € 452,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.5.
bepaalt dat [partij Y] en [partij Z] dan in persoon aanwezig moeten zijn en dat Berenschot [partij X] en SONA dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is hen te vertegenwoordigen,
5.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 14 februari 2018voor het nemen van een conclusie in de hoofdzaak door SONA,
5.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 17 januari 2018voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten
in de maanden maart, april en mei 2018, bij welke opgave zij ten minste vijftien dagdelen vrij dienen te laten waarop de comparitie zou kunnen plaatsvinden, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
5.8.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
5.9.
bepaalt dat na vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.10.
wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken,
5.11.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: SM/4183