Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 februari 2018;
- de conclusie van repliek van 18 april 2018;
- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 24 april 2018;
- de brief van de gemachtigde van PFZW van 8 mei 2018;
- de brief van de gemachtigde van [eiser] van 9 mei 2018.
2.De feiten
3.Het geschil
- om voor recht te verklaren dat PFZW geen rekening mag houden met de ZW-uitkering bij het bepalen van de hoogte van de premievrije voortzetting;
- om PFZW te veroordelen tot het met ingang van 2 december 2016 toekennen van een premievrije voortzetting op basis van 80-100%, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- om PFZW te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten.
4.De beoordeling
"inkomen uit arbeid"zoals dat is beschreven in de WIA en in de aanpalende wetgeving zoals het Inkomensbesluit en de ZW.
"verdiensten uit arbeid"in de zin van het Pensioenreglement. De Ziektewet is een werknemersverzekering en is naar zijn aard een inkomensvervangende voorziening voor werknemers. De ZW-uitkering is een arbeidsongeschiktheidsuitkering die in zijn geval vrijwel gelijk is aan de IVA-uitkering, alleen met een andere naam. UWV haalt zijn uitkering alleen tijdelijk uit het ZW-potje. Hij heeft daar geen invloed op. Onder verwijzing naar de toe te passen cao-norm stelt hij dat
"deze wet"(de kantonrechter neemt aan dat hij bedoelt: het Inkomensbesluit) met geen woord wordt genoemd in het Pensioenreglement. Deze regeling kan niet gebruikt worden om de tekst van het Pensioenreglement toe te lichten of nader in te vullen: een pensioenreglement heeft een heel ander karakter dan de sociale verzekeringswetten, een andere werkingssfeer en een hele andere doelstelling.
het ongemaximeerde WIA-maandloon verminderd met het inkomen dat de deelnemer per maand minimaal kan verdienen, en het
ongemaximeerde WIA-maandloon,