ECLI:NL:RBMNE:2018:3995

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
6845873
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsverhouding tussen een coöperatie en haar lid met betrekking tot de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een zelfstandig ondernemer, en de coöperatie Nederland Werksaam Coöperatie U.A. [eiseres] vorderde betaling van achterstallig loon en vakantiebijslag, stellende dat er tussen haar en Werksaam een arbeidsovereenkomst bestond. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de afspraken die zijn gemaakt in de ledenovereenkomst en het huishoudelijk reglement van Werksaam. De rechter concludeerde dat, hoewel de overeenkomst als 'arbeidsovereenkomst' was aangeduid, de werkelijke bedoeling van partijen niet was om een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW aan te gaan. De rechter oordeelde dat er geen gezagsverhouding bestond en dat [eiseres] als lid van de coöperatie haar eigen bedrijfsrisico droeg. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke uitvoering van overeenkomsten en de intenties van partijen bij het aangaan van een overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6845873 UC EXPL 18-4720 LH/1040
Vonnis van 29 augustus 2018
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A.D.M. klein Selle,
tegen:
de coöperatie
Nederland Werksaam Coöperatie U.A.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Werksaam,
gedaagde partij,
procederend bij mevrouw [B] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 27 juni 2018, waarbij een comparitie is gelast.
1.2.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 25 juli 2018. [eiseres] is verschenen, vergezeld door mevrouw [A] , kantoorgenoot van mr. klein Selle. Namens Werksaam zijn verschenen mevrouw [B] , bestuursvoorzitter, en mevrouw [C ] , administratief medewerkster van Werksaam. Partijen hebben geantwoord op vragen van de kantonrechter en de standpunten nader toegelicht. Zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Omdat [eiseres] , geboren op [1968] , zich als eigenares van haar eenmansbedrijf ‘ [eenmansbedrijf] ’ geconfronteerd zag met achterblijvende bedrijfsresultaten en te kampen had met een schuldenlast, heeft zij zich in of omstreeks februari 2017 gewend tot ‘Over Rood’ te Breda, een non-profitorganisatie waarin vrijwilligers ondernemers die in (financiële) problemen zijn geraakt adviseren, trainen en coachen. Zij worden door ‘Over Rood’ onder meer geholpen bij het op orde brengen van hun administratie en er wordt onderzocht hoe de levensvatbaarheid van de onderneming kan worden vergroot. In verband met de problematische situatie waarin het bedrijf van [eiseres] zich bevond en omdat een WSNP-traject de enige mogelijkheid leek om haar schulden te kunnen saneren, heeft ‘Over Rood’ haar in contact gebracht met Werksaam, een door mevrouw [B] opgerichte coöperatie die zich ten doel stelt om kleine ondernemers die het hoofd (tijdelijk) niet boven water kunnen houden de mogelijkheid te bieden hun eerdere bedrijfsactiviteiten binnen de coöperatie voort te zetten, in de verwachting dat zij na verloop van tijd het zelfstandig ondernemerschap weer aankunnen. Teneinde tot WSNP-schuldsanering te kunnen worden toegelaten, zou [eiseres] zich, als zij met Werksaam in zee zou gaan, moeten laten uitschrijven bij de Kamer van Koophandel en gedurende het WSNP-traject geen zelfstandig ondernemer meer zijn. De verwachting van partijen was dat [eiseres] dan in aanmerking zou komen voor een bijstandsuitkering.
2.2.
[eiseres] heeft, samen met haar trajectmanager bij ‘Over Rood’, de heer [D] , enkele keren gesproken met mevrouw [B] . Daarbij is haar de werkwijze van Werksaam uitgelegd. [D] heeft haar de gang van zaken nog eens bij e-mails van 3 en 20 april 2017 bevestigd. Uit de e-mail van 20 april 2017:
‘Om in de schuldsanering te kunnen, moet je je bedrijf eerst beëindigen en bij Werksaam moet er een buffer opgebouwd worden voordat men jou loon kan uitbetalen. De tussenperiode ben je afhankelijk van bijstand.’ ‘Over Rood’ heeft zich bij de gemeente Alphen-Chaam, die de bijstandsuitkering zou moeten verstrekken, voor [eiseres] beijverd. Nadat de gemeente ‘ [naam] licht’ had gegeven, hebben partijen op 31 juli 2017 een ‘Ledenovereenkomst’ getekend waardoor [eiseres] met ingang van 1 augustus 2017 lid van Werksaam is geworden. In artikel 1 van deze ledenovereenkomst is bepaald:
‘(-) 2. Het Lid( [eiseres] , kantonrechter)
is beschikbaar voor de volgende activiteiten: a. Het verrichten van werkzaamheden, het leveren van producten, het verstrekken van adviezen en/of het verlenen van diensten; b. Het inbrengen van projecten en het verlenen van ondersteuning bij die projecten. 3. Het Lid zal in overleg met het Bestuur van Werksaam het tarief en de rekeneenheid vaststellen waarvoor de in het vorige lid bedoelde handelingen worden verricht. 4. Indien handelingen van het Lid door Werksaam in concrete offertes van Werksaam worden aangeboden aan derden, zal Werksaam hierover steeds vooraf het Lid consulteren en met het Lid de werkzaamheden en diens beschikbaarheid afstemmen. 5. Na acceptatie/afwijzing van de offerte zal Werksaam het Lid hiervan zo snel mogelijk op de hoogte stellen. 6. Het Lid zal de rechten en verplichtingen, welke door Werksaam zijn overeengekomen met de derde en welke betrekking hebben op door het Lid te verrichten handelingen, nakomen als ware het zijn eigen rechten en verplichtingen. 7. Het Lid voert de handelingen zoals omschreven in dit artikel zelf uit. Uitbesteding van werkzaamheden aan derden kan uitsluitend na overleg met en goedkeuring van het bestuur van Werksaam geschieden.’Artikel 4 lid 2 van de ledenovereenkomst luidt:
‘Voordat de overeenkomst is getekend heeft een intakegesprek plaatsgevonden met het aspirant Lid. Tijdens dat gesprek zijn de mogelijkheden besproken die Werksaam biedt. Ook heeft het Lid de statuten, deze overeenkomst en het huishoudelijk reglement ontvangen, gelezen en akkoord bevonden. Statuten en huishoudelijk reglement maken een onlosmakelijk deel uit van de Ledenovereenkomst.’
2.3.
In het toepasselijke huishoudelijk reglement van Werksaam, vastgesteld door haar Algemene Ledenvergadering van 25 september 2015, is bepaald:
‘1. Leden van de Coöperatie zijn zelf verantwoordelijk voor het binnenhalen van opdrachten. Offertes, aanbiedingen, opdrachten, facturen e.d. worden te allen tijde uitgebracht door het bestuur of de directie van de Coöperatie. Leden zijn niet gerechtigd rechtshandelingen te verrichten namens of door de Coöperatie. (-) 4. Een aan de Coöperatie verstrekte opdracht wordt uitgevoerd door het desbetreffende lid van de Coöperatie, dat de opdracht heeft binnengehaald. Eventueel voor het uitvoeren van de opdracht benodigde materialen, inhuurkrachten e.d. worden via de Coöperatie ingekocht en betaald. 5. Debiteurenbeheer en het bijhouden van de administratie wordt door het bestuur en/of de directie van de Coöperatie verzorgd. 6. Vanuit de bruto winst (verkoop minus inkoop) van de opdracht worden de kosten van de Coöperatie betaald. Tevens wordt een reservering gemaakt voor het afdekken van de risico’s van de Coöperatie, zoals het aangaan van een tijdelijke arbeidsovereenkomst met haar leden. Het gereserveerde bedrag en het af te dekken risico wordt per lid van de Coöperatie geadministreerd. 7. De Coöperatie brengt haar kosten op basis van een marktconform salaris en de overheadkosten aan haar leden in rekening in de vorm van een percentage van de bruto marge van het lid en/of een vast maandelijks bedrag. Zie hiervoor tevens punt 16. 8. Salarissen worden in eerste instantie aan de leden uitgekeerd via een payroll bedrijf. Zodra het Bestuur van de Coöperatie het verantwoord vindt, wordt het betreffende lid een tijdelijke arbeidsovereenkomst aangeboden, conform de dan geldende wettelijke bepalingen. 9. De Coöperatie sluit voor haar leden een Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering af. 10. Voor elk lid van de Coöperatie wordt een aparte bankrekening geopend, de zogenaamde Ledenrekening. De geldstroom van elk afzonderlijk lid zal via deze Ledenrekening verlopen, dat wil zeggen dat alle kosten en opbrengsten ten gevolge van de activiteiten van het lid via deze bankrekening lopen. 11. Het saldo op de ledenrekening blijft eigendom van en wordt beheerd door het Bestuur van de Coöperatie, die ervoor zorgt dat het saldo ten goede komt aan het lid. (-) 14. Als zowel het lidmaatschap van de Coöperatie als de arbeidsrelatie met de Coöperatie zijn beëindigd en alle kosten en vorderingen van de Coöperatie, leveranciers of anderszins zijn betaald, staat het batig saldo op de ledenrekening ter beschikking van het oud-lid. Het oud-lid kan het saldo van de rekening laten uitkeren als salaris, een factuur sturen, het bedrag schenken aan een doel naar keuze of in beheer laten bij de Coöperatie. 15. Leden van de Coöperatie betalen een maandelijkse contributie van Euro 50,00 ter dekking van de kantoorkosten (huur, telefoon, internet etc. etc.). Daarnaast blijven leden van Werksaam in eerste instantie cliënt bij Over Rood en betalen zij Over Rood de maandelijkse contributie van Euro 20,00. Door deze constructie kan de contributie van Werksaam zo laag mogelijk gehouden worden en wordt gebruik gemaakt van de gesubsidieerde faciliteiten van Over Rood, zoals workshops en trainingen. 16. Voorts dragen leden van Werksaam een percentage af van de bruto winst op de door hen aangebrachte en uitgevoerde projecten. Hierin is een staffel aangebracht als volgt: (-) Bij een dienstverband rechtstreeks met de Coöperatie: 20% bij volledige ondersteuning zoals hierboven vermeld; 15% zodra er voldoende financiële reserves zijn opgebouwd om alle risico’s van het dienstverband af te dekken en het lid een deel van de administratieve werkzaamheden zelf uitvoert volgens de standaarden van Werkzaam (-).
17. Regelmatig, minimaal een keer per mand, zal er overleg plaatsvinden met de individuele leden met betrekking tot de voortgang van de werkzaamheden, de lopende offertes en de financiële afwikkeling van de opdrachten. 18. Het gebruik van eigen handelsnamen voor de leden van de Coöperatie is onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden worden per afzonderlijk geval door het Bestuur en/of de Directie van de Coöperatie vastgesteld. 19. De coöperatie is Vpb plichtig (dient aangifte te doen door de Vennootschapsbelasting). Dit betekent dat aan het einde van het boekjaar voor elk afzonderlijk lid de balans zal worden opgemaakt en de af te dragen of te ontvangen Vpb naar rato met het lid zal worden verrekend. De geconsolideerde aangifte zal door de coöperatie worden verzorgd. 20. Uitbetaling van salarissen en vergoedingen aan leden van de coöperatie zijn pas dan opeisbaar nadat de betaling voor de uitgevoerde werkzaamheden van de opdrachtgever is ontvangen.’
2.4.
Partijen hebben op of omstreeks 31 juli 2017 ook een overeenkomst, aangeduid als
‘Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’, gesloten, waarbij is bepaald dat [eiseres] met ingang van 1 augustus 2017 voor de duur van 12 maanden, in de functie van
‘medewerker hondenuitlaatservice’bij Werksaam in dienst trad. In artikel 5 van deze overeenkomst is bepaald dat [eiseres]
‘op projectbasis met een flexibel aantal arbeidsuren’werkt en dat de werkzaamheden gewoonlijk worden verricht
‘op locatie bij opdrachtgevers.’Artikel 6 luidt:
‘Het salaris is afhankelijk van de gewerkte uren en het onderhavige project, is marktconform ten aanzien van de verrichte werkzaamheden en zal naar rato van het aantal arbeidsuren, op basis van een 40-urige werkweek, worden uitbetaald. Het salaris wordt telkens voor het einde van de loonbetalingperiode uitbetaald. De vakantietoeslag bedraagt 8% van het bruto jaarsalaris. Dit wordt naar evenredigheid van de duur van de arbeidsovereenkomst opgebouwd in de periode van 1 juni tot en met 31 mei. De werkgever verstrekt per loonbetalingperiode een loonspecificatie (loonstrook).’Het aantal vakantiedagen is in artikel 7 van de arbeidsovereenkomst vastgesteld op 24.
2.5.
Werksaam heeft ongeveer 23 leden. Met 15 van hen heeft Werksaam - net als met [eiseres] - een als arbeidsovereenkomst betitelde overeenkomst gesloten.
2.6.
[eiseres] heeft zich per 28 juli 2017 als zelfstandig ondernemer laten uitschrijven bij de Kamer van Koophandel. Zij heeft bij de gemeente Alphen-Chaam een bijstandsuitkering aangevraagd. De eerste 13 dagen van de maand augustus 2017 heeft [eiseres] in verband met vakantie niet gewerkt. Van 14 tot en met 31 augustus 2017 heeft zij 79 uren gewerkt.
2.7.
Omdat [eiseres] voor haar werkzaamheden een betere bedrijfsbus nodig had dan die welke zij in het kader van haar eigen bedrijf ‘ [eenmansbedrijf] ’ had gebruikt, heeft Werkzaam de bus op haar naam laten zetten, de verzekeringskosten en de wegenbelasting voorgeschoten en aan [eiseres] een tankpas verstrekt.
2.8.
Over de maand augustus 2017 heeft Werkzaam aan [eiseres] een loonstrook verstrekt waarop een uurloon van € 10,-- bruto en het minimumloon van € 1.565,40 bruto per maand is vermeld. Volgens deze loonstrook had [eiseres] in deze maand op één dag gedurende vijf uren gewerkt. Hierover heeft Werksaam op 24 augustus 2017 aan [eiseres] gemaild:
‘Voor het geruststellen van de gemeente hierbij een loonstrook voor augustus 2017. Het salaris zal ik vandaag aan je overmaken. Dit is een symbolisch bedrag en ik ga ervan uit dat in september meer kan worden uitbetaald, ook afhankelijk van de inkomsten en onkosten die er komen.’Werksaam heeft op basis van deze loonstrook aan [eiseres] € 54,-- netto overgemaakt (€ 50,-- aan salaris en € 4,-- aan vakantiegeld).
2.9.
In de maand september 2017 heeft [eiseres] 117 uren gewerkt. Op 1 september 2017 heeft Werksaam aan [eiseres] coulancehalve € 270,-- netto aan
‘Voorschot salaris en onkosten’betaald. In de loop van de maand september 2017 bleek dat de gemeente Alphen-Chaam aan [eiseres] geen bijstandsuitkering wilde toekennen. Volgens de gemeente had zij jegens Werksaam recht op loon.
2.10.
Over de maanden augustus en september 2017 heeft Werksaam aan [eiseres] een overzicht van haar ledenrekening verstrekt. Eind september 2017 heeft [eiseres] haar lidmaatschap van en werkzaamheden voor Werkzaam beëindigd. Het saldo van haar ledenrekening was toen negatief. Werksaam heeft voor de door [eiseres] verrichte werkzaamheden bij derden tussen de € 1.500,-- en € 2.200,-- gefactureerd.
2.11.
Bij brief van 31 oktober 2017 heeft de gemachtigde van [eiseres] jegens Werksaam aanspraak gemaakt op, en Werksaam gesommeerd tot betaling van, loon (van € 10,-- bruto, exclusief emolumenten) over de gewerkte uren. Werksaam heeft hiertoe niet willen overgaan. Voortgezette correspondentie heeft niet tot een minnelijke regeling geleid.

3.De vordering en het daartegen gevoerde verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat Werksaam wordt veroordeeld om aan haar € 1.906,-- bruto aan achterstallig loon en € 152,47 bruto aan vakantiebijslag te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit loon en deze vakantiebijslag vanaf het verzuim tot de voldoening. Tevens vordert [eiseres] de veroordeling van Werksaam tot verstrekking van correcte loonstroken over de maanden augustus en september 2017, en wel binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag of gedeelte van een dag dat Werksaam hiermee in gebreke blijft. Voorts vordert [eiseres] dat Werksaam wordt veroordeeld om aan haar € 308,77 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten te betalen. Ten slotte vordert [eiseres] dat Werksaam wordt veroordeeld in de proceskosten (met rente) en in de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen partijen in de periode van 1 augustus tot en met 30 september 2017 een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft bestaan en dat dit ook de bedoeling van partijen is geweest. Werksaam heeft instructies en aanwijzingen gegeven over werkinhoud en -tijden, zodat [eiseres] in de maanden augustus en september 2017 in ondergeschiktheid werkzaam is geweest. Zelf had zij geen inzicht in of bemoeienis met (de administratie van) haar onderneming, zo stelt [eiseres] . Zij heeft in totaal 196 uren voor Werksaam gewerkt. Volgens haar is een uurloon € 10,-- bruto (exclusief vakantiebijslag) per gewerkt uur overeengekomen, maar heeft zij van Werksaam slechts een eenmalige loonbetaling van € 54,-- netto ontvangen. [eiseres] wijst erop dat zij uit de mededelingen van [D] van ‘Over Rood’ bij gelegenheid van het intakegesprek, uit de inhoud van de arbeidsovereenkomst en de loonstrook over augustus 2017 heeft mogen concluderen dat zij in elk geval recht had op € 10,-- bruto loon (exclusief vakantiebijslag) per gewerkt uur en dat haar, als lid van de coöperatie, daarenboven de eventuele winst toekwam die met haar werkzaamheden zou worden gerealiseerd. Pas later heeft Werksaam zich op het standpunt gesteld dat het salaris van [eiseres] afhankelijk was van de winst die met haar werkzaamheden zou worden gemaakt. Daarmee heeft [eiseres] niet ingestemd. Een dergelijke afspraak, zo al gemaakt, is ook in strijd met dwingend recht dat ingevolge de arbeidsovereenkomst tussen partijen geldt.
3.3.
Werksaam betwist de vordering. Zij is opgericht om in de problemen geraakte (gewezen) ondernemers als [eiseres] in staat te stellen hun eerdere bedrijfsactiviteiten tijdelijk in het kader van de coöperatie voort te zetten. Partijen hebben dan ook niet bedoeld een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Werksaam betwist dat tussen partijen een gezagsverhouding heeft bestaan. [eiseres] heeft binnen de coöperatie haar eerdere bedrijfsactiviteiten voortgezet als ware zij nog altijd zelfstandig ondernemer, zonder dat Werksaam op de omvang van die werkzaamheden of de wijze waarop deze werden verricht invloed heeft gehad of willen hebben. Dat [eiseres] zich bij de Kamer van Koophandel heeft laten uitschrijven, was nodig om te voorkómen dat zij als ondernemer niet tot de WSNP-schuldsanering zou worden toegelaten. Ook alleen daarom is de ‘Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’ gesloten. Wat de financiële afwikkeling betreft is in de ledenovereenkomst en het huishoudelijk reglement bepaald waarop [eiseres] recht heeft. Daaruit heeft zij niet kunnen opmaken dat haar, naast het resultaat dat zij met haar activiteiten zou boeken, ook nog recht op loon zou hebben. De fictieve loonstrook die Werksaam over de maand augustus 2017 heeft opgemaakt, diende uitsluitend om [eiseres] behulpzaam te zijn bij het verkrijgen van een bijstandsuitkering. Zij kon met de loonstrook de gemeente ervan doordringen dat haar inkomsten voorshands te gering waren om in haar levensonderhoud te voorzien.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Het gaat in dit geding om de afwikkeling van de rechtsverhouding die van 1 augustus tot en met 30 september 2017 tussen partijen heeft bestaan. Nu [eiseres] haar vordering baseert op het bestaan van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW, moet worden beoordeeld of inderdaad tussen partijen een arbeidsovereenkomst in de zin van deze wetsbepaling heeft bestaan. Op zich is het mogelijk dat een arbeidsovereenkomst moet worden aangenomen tussen een coöperatie en een lid van die coöperatie. Omdat Werksaam betwist dat tussen haar en [eiseres] sprake is geweest van een gezagsverhouding, begrijpt de kantonrechter haar erkenning dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen aldus dat zij - enkel - erkent dat de door [eiseres] in het geding gebrachte overeenkomst, die als ‘Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’ is aangeduid, feitelijk is gesloten. Omdat een gezagsverhouding één van de wettelijke vereisten is die artikel 7:610 BW aan de arbeidsovereenkomst stelt, kan het standpunt van Werksaam niet aldus worden verstaan dat zij het bestaan van een arbeidsovereenkomst in juridische zin, dus in de zin van artikel 7:610 BW, heeft bedoeld te erkennen.
4.2.
Bij de beantwoording van de kernvraag in dit geding stelt de kantonrechter het volgende voorop. In artikel 7:610 BW wordt de arbeidsovereenkomst omschreven als ‘de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.’ Algemeen wordt aangenomen dat hieruit volgt dat, wil een overeenkomst tot het verrichten van arbeid als een arbeidsovereenkomst in de zin van deze wetsbepaling kunnen worden aangemerkt, moet zijn voldaan aan een drietal cumulatieve vereisten: er dient sprake te zijn van (a) arbeid, die (b) in een gezagsverhouding en (c) tegen loon wordt verricht. Bij de beoordeling van de vraag of aan deze vereisten is voldaan, geldt dat niet één enkel kenmerk beslissend is, maar moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband gezien, in aanmerking worden genomen. Of partijen hun overeenkomst al dan niet als een arbeidsovereenkomst hebben betiteld speelt geen rol, omdat door deze uiterlijke schijn heen moet worden gekeken naar het wezen van de rechtsverhouding. Sinds het arrest van de Hoge Raad van 14 november 1997 (ECLI:NL:HR:1997:ZC2495 ( [naam] /Schoevers) moet hierbij tot uitgangspunt worden genomen dat partijen die een overeenkomst sluiten die strekt tot het verrichten van werk tegen betaling, deze overeenkomst op verschillende wijzen kunnen inrichten, en dat wat tussen hen heeft te gelden wordt bepaald door hetgeen hun bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven (zie ook HR 25 maart 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP3887 ( ‘De Gouden Kooi’)).
4.3.
Het onderhavige geval wordt hierdoor gekenmerkt dat partijen hun rechtsverhouding niet alleen in een als ‘Arbeidsovereenkomst’ aangeduide overeenkomst hebben geregeld, maar ook hebben vormgegeven als een lidmaatschap van [eiseres] van de coöperatie, waarop de gesloten ledenovereenkomst en de daarin geïncorporeerde statuten en het huishoudelijk reglement van Werksaam van toepassing zijn. Bij de juridische kwalificatie van de rechtsverhouding van partijen moet de inhoud van deze ledenovereenkomst, die statuten en dit huishoudelijk reglement mede worden betrokken. Waar [eiseres] haar vordering eenzijdig heeft gebaseerd op de als ‘Arbeidsovereenkomst’ aangeduide overeenkomst, ziet zij hieraan ten onrechte voorbij.
4.4.
De rechten en verplichtingen die partijen jegens elkaar hebben, zijn met name geregeld in bedoeld huishoudelijk reglement. Daaruit, en uit de ledenovereenkomst, volgt dat [eiseres] zich ertoe heeft verplicht om zich ervoor in te spannen dat met ingang van 1 augustus 2017 tussen Werksaam en de klanten van wie [eiseres] eerder als zelfstandig ondernemer de hond(en) uitliet, overeenkomsten (van opdracht) werden gesloten, strekkende tot het verlenen van diezelfde (hondenuitlaat-)diensten door [eiseres] , maar nu tegen betaling aan Werksaam van het door [eiseres] met die klanten overeengekomen tarief. De betalingen die Werksaam aldus voor de door [eiseres] verrichte werkzaamheden ontving, werden geadministreerd op een zogenoemde ledenrekening ten name van [eiseres] . Via deze ledenrekening liepen ook de kosten (zoals die van de bedrijfsbus) die Werksaam voldeed om [eiseres] in staat te stellen haar werk te doen, alsook de bedongen (bijdrage in de) kosten die gemoeid waren met de ondersteuning die Werksaam aan [eiseres] bood op het gebied van administratie en debiteurenbeheer.
4.5.
Mede gezien de aard en doelstelling van Werksaam, om (gewezen) ondernemers die het niet lukt om op eigen kracht hun bedrijf rendabel te maken, en het aan haar zijde ontbreken van enige kennis van of ervaring met de uiteenlopende bedrijfsactiviteiten van haar leden, volgt uit deze regeling van de onderlinge rechten en verplichtingen dat partijen bij het sluiten van hun overeenkomsten, in onderlinge samenhang bezien, niet voor ogen heeft gestaan dat [eiseres] in dienst van Werksaam zou treden. Integendeel: [eiseres] bleef onverminderd het bedrijfsrisico van tegenvallende inkomsten dragen. Zij kon als lid van Werkzaam - tegen betaling van een percentage van de eventuele winst - gebruik maken van de door de coöperatie geboden ondersteuning. Het was de kennelijke bedoeling van partijen dat [eiseres] , middels de door Werksaam in het belang van (gewezen) ondernemers als zij opgezette constructie, in staat zou worden gesteld om de bedrijfsactiviteiten die zij eerder onder de handelsnaam ‘ [eenmansbedrijf] ’ verrichtte te kunnen voortzetten zonder dat de beperkingen, verbonden aan de WSNP-schuldsanering, daaraan in de weg zouden staan. Dat [eiseres] zich eind juli 2017, met het oog op haar lidmaatschap van Werksaam, als ondernemer heeft laten uitschrijven bij de Kamer van Koophandel maakt dit niet anders, nu partijen er gezamenlijk van uitgingen dat dit noodzakelijk was, wilde [eiseres] kunnen worden toegelaten tot de WSNP-schuldsanering. In dit verband moet ook het sluiten van de als ‘arbeidsovereenkomst’ aangeduide overeenkomst worden bezien: die was kennelijk slechts bedoeld om het [eiseres] mogelijk te maken tot WSNP-schuldsanering te worden toegelaten. Tussen partijen beperkte de rol van Werksaam zich tot het bieden van ondersteuning op administratief gebied, debiteurenbeheer en dergelijke, zijnde aspecten waarvan voorstelbaar is dat mensen die uit een passie - zoals die van [eiseres] voor honden - een eigen bedrijf opzetten daarmee minder affiniteit hebben.
4.6.
[eiseres] heeft zich in dit verband beroepen op het arrest van de Hoge Raad van 12 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2653). In de zaak die tot dit arrest heeft geleid, ging het om de vraag of prostituées in dienst waren van een werknemerscoöperatie van sekswerkers, die was opgericht ter bescherming van hun belangen jegens derden, te weten de relaxbedrijven waar zij tegen een door henzelf vastgesteld tarief, in door henzelf gekozen omvang en op de door henzelf bepaalde wijze hun diensten verlenen. In deze zaak heeft de Hoge Raad onder meer uitgemaakt dat voor de kwalificatie van een overeenkomst als arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht niet noodzakelijk is dat in die overeenkomst min of meer nauwkeurig is vastgelegd hoe lang en hoe vaak de arbeid zal worden verricht. Hieruit volgt inderdaad dat, zoals [eiseres] heeft betoogd, de omstandigheid dat zijzelf de omvang van haar werkzaamheden bepaalde niet aan het bestaan van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW in de weg staat. Ook het in deze wetsbepaling gestelde vereiste van een gezagsverhouding moet ruim worden uitgelegd. Uit de overwegingen van de Hoge Raad volgt dat de vrijblijvendheid die de leden van de coöperatie bij de uitoefening van hun beroep van prostituée (kunnen) betrachten niet in de weg staat aan de aanwezigheid van een gezagsverhouding als bedoeld in artikel 7:610 BW. In zoverre lijkt de positie van de leden van bedoelde coöperatie op die van de leden van Werksaam. Anders evenwel dan in het onderhavige geding tussen [eiseres] en Werksaam het geval is, stond tussen de coöperatie van sekswerkers en haar leden vast dat het bij het aangaan van het lidmaatschap de uitdrukkelijke bedoeling van beide partijen was dat de prostituées in dienst van de coöperatie zouden treden. Het ging in de procedure die tot genoemd arrest van de Hoge Raad heeft geleid dan ook niet, zoals hier, om een geschil tussen de coöperatie en haar leden, maar om een geschil tussen de coöperatie en de Staatssecretaris van Financiën over de vraag of de sekswerkers verzekerd waren op grond van de werknemersverzekeringen. Genoemd arrest brengt daarom niet mee dat voor de toepassing van artikel 7:610 BW geen betekenis meer toekomt aan hetgeen partijen bij het sluiten van hun overeenkomst(en) voor ogen stond.
4.7.
Naast de vaststelling (hierboven onder 4.5.) dat [eiseres] en Werksaam van meet af aan geen arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW voor ogen heeft gestaan, duidt ook de wijze waarop zij in de maanden augustus en september 2017 feitelijk aan de overeenkomst uitvoering en inhoud hebben gegeven erop dat hun overeenkomst(en), in onderlinge samenhang bezien, als een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aan te merken. Bij de wijze waarop Werksaam vanaf 1 augustus 2017 feitelijk de financiële relatie van partijen heeft ingericht, heeft zij uitvoering gegeven aan hetgeen daarover in het huishoudelijk reglement is bepaald. Werksaam heeft zich, gezien het saldo van de aangehouden ledenrekening, jegens [eiseres] steeds op het standpunt gesteld dat de kosten die waren gemaakt om [eiseres] haar werk te kunnen laten doen (zoals die van de bus) uitgingen boven de opbrengsten uit haar werk en dat daarom voor een betaling aan [eiseres] (nog) geen ruimte was. Uit de twee betalingen (van respectievelijk € 54,-- en € 270,--) die Werksaam desondanks aan [eiseres] heeft gedaan, kan niet worden geconcludeerd dat partijen aan hun rechtsverhouding een andere inhoud hebben willen geven dan in het huishoudelijk reglement is geregeld. De eerste betaling houdt verband met het feit dat Werksaam aan [eiseres] een loonstrook over augustus 2017 heeft willen verstrekken, opdat zij tegenover de gemeente waar zij een bijstandsuitkering had aangevraagd kon aantonen dat zij met haar werk niet in haar levensonderhoud kon voorzien. Dat het inderdaad om een ‘symbolisch bedrag’ en een fictieve loonstrook ging, volgt ook uit het feit dat [eiseres] in die maand veel meer had gewerkt. [eiseres] heeft niet betwist dat de tweede betaling door Werksaam uit coulance heeft gedaan. Zij zat op dat moment zonder inkomen.
4.8.
Op het voorgaande stuit de vordering van [eiseres] in al zijn onderdelen af. [eiseres] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten. Deze proceskosten worden aan de zijde van Werksaam tot dit vonnis begroot op € 300,-- (2 punten à € 150,--) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Werksaam, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 300,-- aan salaris gemachtigde;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2018.