Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[Partij I] ,
[Partij II],
[Partij I],
1.De procedure in de zaak 16-215
- het vonnis in het incident van 27 juli 2016
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie
- de akte uitlating producties van Rabobank
- de tijdens de pleidooien overgelegde pleitaantekeningen.
2.De procedure in de zaak 16-792
- het vonnis van 4 mei 2016 van de rechtbank Oost-Brabant
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties en overlegging van een productie van Rabobank
- de antwoordakte van [Partij I/Partij II c.s.]
- de tijdens de pleidooien overgelegde pleitaantekeningen.
3.De feiten
het jaar 2011 verlieslatend is afgesloten […];
het eerste kwartaal 2012 zeer teleurstellend is verlopen en er een groter verlies is geleden dan geprognosticeerd;
de crediteurendruk tot een onaanvaardbaar risico is opgelopen en u kampt met een ernstig liquiditeitstekort;
het werkkapitaal in de loop van 2011-2012 met afgerond € 2.000.000,- is afgenomen […];
uw ondernemingen dringend behoefte hebben aan aanvulling van de liquiditeiten in de orde van grootte van op dit moment € 600.000,- en u daarvoor een beroep doet op de bank;
dat u in onderhandeling bent met een overname kandidaat om uw ondernemingen […] over te dragen aan [bedrijfsnaam 11] , maar dat u tijd nodig heeft om die onderhandelingen af te ronden. De onderhandelingen zijn al in een vergevorderd stadium en u verwacht dat [bedrijfsnaam 11] binnen een week een bod zal uitbrengen.
4.Het geschil
5.De beoordeling
in beide zaken
vgl. HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929, r.o. 3.5.2). De rechtbank is echter van oordeel dat het niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Rabobank een beroep heeft gedaan op haar opzeggingsbevoegdheid. Dit wordt hieronder toegelicht.
“Op basis van de dan geldende marktomstandigheden zal worden vastgesteld welk bedrag u hiervoor terugkrijgt of juist dient te betalen”, omdat de renteswap een positieve of een negatieve marktwaarde kan hebben. Verder is in een grafiek een voorbeeld gegeven hoe de marktwaarde van een renteswap zich in de loop van de tijd kan ontwikkelen.
“een positieve waarde kan krijgen (bij stijgende marktrentes), maar ook een negatieve waarde (vergelijkbaar met boeterente maar dan qua bedrag lager)”. En op blz. 3 van dat voorstel is vermeld:
“De marktwaarde kan zich echter ook ongunstig ontwikkelen.”[Partij I/Partij II c.s.] heeft de ontvangst van de hiervoor genoemde stukken en de hiervoor weergegeven inhoud van het gesprek niet betwist.
“Indien er geen sprake meer is van een onderliggende financiering zal een losse rente swap worden beëindigd.”. Onder deze omstandigheden is van schending van de zorgplicht door Rabobank geen sprake en moet de vordering onder 2) dus worden afgewezen.
2.172,00(4,0 punten × tarief € 543,00)
per jaarover een bedrag van € 4.181,41 en een rente van 0,73%
per maandover een bedrag van € 1.886.716,25 toewijzen, ingaande 1 april 2017. Rabobank heeft verzuimd aan te geven per welke tijdvakken de genoemde percentages verschuldigd zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat, indien en voor zover de hiervoor genoemde, cursief weergegeven tijdvakken niet de overeengekomen tijdvakken zijn, Rabobank bij de berekening van de verschuldigde rente zal uitgaan van de overeengekomen tijdvakken.
€ 7.712,00(4,0 punten x 0,5 x tarief € 3.856,00)
“Deze borgtocht komt te vervallen zodra de aan de debiteur verleende tijdelijke kredietuitbreiding van EUR 200.000,00, zoals overeengekomen in het schrijven de dato 29 februari 2012, is ingeperkt en er weer binnen de reguliere kredietlimiet wordt gebankierd”.[Partij I] stelt dat gelet hierop de borgstelling is vervallen, omdat de tijdelijke kredietverhoging van € 200.000,00 is vervallen en de reguliere kredietlimiet van € 1.000.000,00 (uiteindelijk) weer is gaan gelden. De rechtbank verwerpt deze stelling. Bij de uitbreiding van de kredietfaciliteit tot € 1.465.000,00 tot en met 31 mei 2012 is namelijk overeengekomen dat de borgstelling van 29 februari 2012 van kracht bleef (zie 3.14). Bovendien heeft Rabobank onbetwist gesteld dat het [(achternaam van Partij I en partij II)-concern] vanaf de borgstelling van 29 februari 2012 niet meer binnen de reguliere kredietlimiet van € 1.000.000,00 heeft gebankierd.
“het woonhuis aan de [adres] te [woonplaats] kadestraal bekend [naam gemeente] [sectie-aanduiding] [nummeraanduiding] […] , welk onroerend goed thans in mede eigendom is van de ondergetekende met zijn broers uit hoofde van een nalatenschap”(productie 3 van Rabobank; hierna: de hypotheekverklaring). [Partij I] is door Rabobank gesommeerd om het hiervoor bedoelde hypotheekrecht te vestigen, maar heeft aan die sommatie niet voldaan.
15.424,00(4,0 punten × tarief 3.856,00)