Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het strafdossier onder parketnummer 16/990308-12, waaronder het proces-verbaal van opsporingsonderzoek in het onderzoek Mintaka, nummer 51685, en het gedeeltelijke gevoegde dossier, nummer 48467 (onderzoek Orion);
- het veroordelend vonnis van 10 juli 2018 waaruit blijkt dat veroordeelde door de rechtbank Midden-Nederland is veroordeeld tot de in dat vonnis vermelde straf ter zake van:
- de stukken uit het Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (dossiernummer 50226), waaronder het ‘Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e Sr’ (opgenomen onder 2-SFO-015) van 15 december 2014, onderdeel van het hiervoor genoemde strafdossier;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting en de overige stukken in het dossier.
2.Het wederrechtelijk verkregen voordeel
[dan het bewezen verklaarde witwassen]er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen”.
alleen weergegeven voor zover de bedragen afwijken van het SFO
Toelichting vermogensopbouw tot 2000, verklaard dat hij een rekening in Zwitserland had waar hij een aanmerkelijk hoger rendement kon halen dan in Nederland. [12] In zijn verhoor van 27 november 2012 heeft veroordeelde hierover verklaard dat je bij een goede beleggingspolitiek een rendement kon halen van 6 of 7 procent per jaar. [13] In zijn volgende verhoor heeft veroordeelde verklaard dat je vermogen in die tijd verdubbelde, ook als je niets deed. Het rendement van normale beleggingen lag tussen de 8 en 9 procent, maar er waren jaren bij dat het rendement 13 of 14 procent bedroeg. [14]
Toelichting vermogensopbouw tot 2000twee berekeningen toegevoegd van deskundigen, waarin wordt berekend dat het bedrag dat door veroordeelde zou zijn gestort op zijn Zwitserse rekening, Hfl. 3.375.000,-, door rendement zou zijn opgelopen in 2000 tot een bedrag tussen de € 9.884.416,- en € 13.694.627,- (volgens drs. Van Wakeren en mr. Tulp) dan wel een bedrag tussen de € 8.398.253,- en € 13.338.364,- (volgens de heer Rubingh). [15]
3.De beslissing
€ 5.149.742,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.