ECLI:NL:RBMNE:2018:298
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opschorting en intrekking van uitkering op grond van de Participatiewet wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om haar uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) met ingang van 1 augustus 2016 op te schorten en later in te trekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitkering van eiseres tijdelijk was stopgezet op basis van vermoedens van fraude, die voortkwamen uit een huisbezoek en een daaropvolgend onderzoek door de Sociale Recherche. Eiseres had aangegeven alleen te wonen, maar uit het onderzoek bleek dat zij samenwoonde met [A] en diens zoon, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding.
De rechtbank heeft de bezwaren van eiseres tegen de besluiten van verweerder ongegrond verklaard. Eiseres had aangevoerd dat er geen gezamenlijke huishouding was, maar de rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden uitsluitend betrekking hadden op de motivering van het primaire besluit 3, en niet op de beslissing tot opschorting van de uitkering. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden waren om het bestreden besluit te vernietigen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.