ECLI:NL:RBMNE:2018:2762

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
16/659886-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mensenhandel en bedreiging van zijn ex-vriendin

Op 19 juni 2018 heeft de rechtbank Midden-Nederland een 29-jarige man uit Almere veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar voor het seksueel uitbuiten van zijn ex-vriendin gedurende een periode van meer dan een jaar. De man heeft zijn vriendin in 2015 en 2016 onder druk gezet door haar telefoon te controleren, een camera in haar kamer op te hangen en haar sociaal te isoleren. Hij heeft haar niet alleen bedreigd met geweld, maar ook daadwerkelijk mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, bedreiging en diefstal. De rechtbank legde ook een vrijheidsbeperkende maatregel op, waardoor de man geen contact mag opnemen met het slachtoffer of diens familie. De rechtbank heeft de straf verlaagd ten opzichte van de eis van de officier van justitie, die 6 jaar gevangenisstraf had geëist, en heeft rekening gehouden met vergelijkbare zaken bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn slachtoffer ernstig heeft beschadigd, zowel lichamelijk als geestelijk, en dat zijn handelen een zware inbreuk heeft gemaakt op haar integriteit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659886-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [huis van bewaring] te [verblijfsplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 november 2017, 30 januari 2018, 10 april 2018 en 5 juni 2018. Op laatstgenoemde zitting heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [benadeelde partij 1] schriftelijk naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 30 januari 2018 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 7 augustus 2017 te Utrecht en/of Vlijmen en/of elders in Nederland [benadeelde partij 1] heeft bedreigd door haar een brief met een dreigende inhoud te sturen;
Feit 2: in de periode van 15 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017 te Vlijmen heeft ingebroken en daarbij twee slips en/of strings van [benadeelde partij 1] heeft weggenomen;
Feit 3: (A) in de periode van 1 november 2016 tot en met 31 december 2016 te Alphen aan den Rijn en/of Utrecht en/of elders in Nederland [benadeelde partij 1] heeft bedreigd door haar onder meer een kogel te geven en/of (B) in de periode van 1 juni 2017 tot en met 18 juli 2017 te Utrecht en/of Vlijmen en/of elders in Nederland heeft bedreigd door haar e-mailberichten met een dreigende inhoud te sturen;
Feit 4: in de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2017 te Zeist en/of Amersfoort en/of Zaandam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland zich ten aanzien van [benadeelde partij 1] schuldig heeft gemaakt aan verschillende vormen van mensenhandel;
Feit 5: op 8 maart 2017 te Alphen aan den Rijn [benadeelde partij 2] verbaal heeft bedreigd en/of haar heeft bedreigd met een honkbalknuppel;
Feit 6: op 9 augustus 2017 te Utrecht een nabootsing van een vuurwapen en een vlindermes voorhanden heeft gehad;
Feit 7: in de periode van ongeveer 1 november 2016 tot en met 31 december 2016 te Alphen aan den Rijn en/of Utrecht en/of elders in Nederland een scherp patroon voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde een kortere periode bewezen dient te worden verklaard dan is ten laste gelegd, te weten een periode van 1 juli 2015 tot en met november 2016.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de volgende ten laste gelegde feiten en/of onderdelen daarvan:
  • feit 1;
  • feit 2, partiële vrijspraak van braak, verbreking en inklimming;
  • feit 3, integrale vrijspraak van onderdeel A en partiële vrijspraak van onderdeel B voor zover dat ziet op de bewoordingen: “ik maak je kapot” en “ik ga je pakken”;
  • feit 4;
  • feit 5, voor zover dat ziet op de verbale bedreigingen;
  • feit 7.
De door de verdediging gevoerde standpunten en verweren ten aanzien van voornoemde feiten worden hierna besproken.
Met betrekking tot de onder 5 ten laste gelegde bedreiging met een honkbalknuppel en het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het onder 2 ten laste gelegde kan volgens de raadsman, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte, een bewezenverklaring volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [1] ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
[benadeelde partij 1]heeft aangifte gedaan van bedreiging. Zij heeft bij haar aangifte opgegeven dat zij woonachtig is in [woonplaats] en – zakelijk weergegeven – de volgende verklaring afgelegd:
Op maandag 7 augustus 2017, omstreeks 21.50 uur, vond ik een paarskleurige enveloppe in mijn brievenbus waarop mijn voornaam en achternaam stonden. (…) Ik opende de enveloppe en zag dat er een brief in zat van vijf kantjes. Ik wist gelijk dat deze brief afkomstig is van mijn ex [verdachte] .(…) [A] (
de rechtbank begrijpt: [A] , de vriend van aangeefster) heeft [verdachte] nog gezien bij mijn woning op het dakterras op zondag 6 augustus 2017. (…) [verdachte] geeft aan in de brief dat ik bij hem terug moet komen en dat ik niks mag zeggen tegen mijn ouders, politie of wie dan ook, anders steekt hij mijn huis in brand en die van mijn ouders of hij blaast deze op met C4 of hij pompt gas in de woningen. Ik ben echt bang dat hij zoiets doet, want hij wordt steeds dreigender. (…) [verdachte] geeft verder aan in de brief dat hij mij terug wilt en dat ik terug moet komen, omdat hij anders erge dingen gaat doen of laat doen. [2] (…) (…) in de brief geeft hij ook aan dat hij twee strings heeft meegenomen. [3]
De briefis aan de politie overgelegd en maakt deel uit van het dossier. In de brief is – zakelijk weergegeven – het volgende te lezen:
Ojaa mis je geen 2 strings uit wasmand grijze string en zwart met roze strikjes (…) [4] (…) ik had allang die huis allang in de fik kunnen steken of vol met gas pompen of klein C4 kunnen plakken of wat dan ook als jij mensen erbij gaat halen of je ouders ik zweer het ik blaas alles op bij jou en je ouders (…). [5]
De verklaring van
verdachteafgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2018, inhoudende – zakelijk weergeven –:
Ik heb de brief geschreven en ik heb deze aan [benadeelde partij 1] verstuurd. Ik heb twee strings van [benadeelde partij 1] gestolen. De strings lagen in een wasmand in haar woning in [woonplaats] . [6]
De verklaring van [benadeelde partij 1] afgelegd op 10 augustus 2017:
V: Wij tonen jou nu een foto van een zwarte string met roze strikjes
A: Ja, die is van mij, 100%.
V: Wij tonen jou nu een foto van een grijze string
A: Ja, die is van mij, dat is die met die korset touwtjes. [7]
4.3.1.1 De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat, kijkend naar de omstandigheden waaronder de bedreigingen zijn geuit, vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de vraag of aangeefster door de inhoud van de brief de redelijke vrees heeft bekomen dat verdachte zijn bedreigingen daadwerkelijk ten uitvoer zou brengen. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bekennende verklaring van verdachte hieromtrent, tot een bewezenverklaring gekomen kan worden.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht de door verdachte geuite bewoordingen, zoals onder 1 ten laste gelegd, van dien aard dat de aangeefster in redelijkheid kon vrezen dat zij het leven zou verliezen en dat verdachte haar huis in brand zou steken. De rechtbank acht aldus bewezen dat sprake is van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting. De onder 2 ten laste gelegde diefstal kan, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen worden. De rechtbank zal verdachte zoals de verdediging heeft verzocht partieel vrijspreken van de braak, verbreking en inklimming. De rechtbank spreekt verdachte daarnaast ook vrij van het gebruik van een valse sleutel, nu niet vaststaat dat verdachte onbevoegd gebruik heeft gemaakt van de sleutel van de woning van aangeefster. De rechtbank kan niet vaststellen dat de verklaring van verdachte dat hij die sleutel heeft gekocht van de vriend van aangeefster juist is.
4.3.2
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3 en 7 ten laste gelegde
[benadeelde partij 1]heeft tegenover de politie meerdere verklaringen afgelegd. Zij heeft
– zakelijk weergegeven – onder meer verklaard:
Op 8 augustus 2017 (PL2100-2017164607-3):
(…) ik kan u verklaren dat ik in november of december 2016, een kogel van [verdachte] heb gekregen. [verdachte] heeft toen hierbij gezegd dat als ik ooit voor werk en of privé met een andere jongen zou gaan deze kogel voor mij zou zijn. Op dat moment had ik de relatie met [verdachte] al verbroken. [verdachte] kwam in die tijd op onregelmatige tijden en onverwachts bij mij langs. Op het moment dat hij de kogel als dreigmiddel gaf, zette hij deze op tafel voor mijn neus neer (…) Deze kogel heb ik thuis nog liggen en stel ik ter beschikking als bewijs. [8] Verder kan ik u verklaren dat hij diezelfde dag mij een foto via what's app heeft gestuurd met hierop een zelfde kogel als ik van hem overhandigd heb gekregen. Ernaast lag een vuurwapen, beide op een pizzadoos van Just Eat, met rode letters. Tevens was te zien dat de foto in een auto was genomen. [9]
Op 18 juli 2017, waarbij zij als woonplaats opgeeft [woonplaats] : [10]
Ongeveer een maand geleden heb ik er definitief een punt achter gezet. (…) Hierna begon [verdachte] mij emails te sturen.(…) Ik las in deze emails onder andere "dat hij me kapot maakt", "jij bent dood", "ik ga jouw pakken". [11]
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] is onder meer een
HP Laptopinbeslaggenomen. [12] Deze laptop is door verbalisant [verbalisant 1] onderzocht en uit haar bevindingen blijkt zakelijk weergegeven het volgende:
(…) door mij is een snelle scan uitgevoerd in de laptop (…). (…) Deze laptop, HP Elitebook 256P, werd op de kamer van de verdachte aangetroffen. (…) Bij deze snelle scan heb ik het volgende waargenomen. Ik zag in het pad D/Users/HP/Pictures/spik span/fotossss 171.jpg de foto waar het slachtoffer kennelijk over verklaarde. [13]
Uit een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot onderzoek aan deze laptop blijkt – zakelijk weergegeven - dat in de map Spik span verschillende afbeeldingen zijn aangetroffen, waaronder een afbeelding van een wapen met patronen op een pizzadoos, waarover afzonderlijk proces-verbaal door [verbalisant 1] is opgemaakt. [14]
De door [benadeelde partij 1] overgelegde kogel/patroon is door een opsporingsambtenaar, werkzaam bij een specialistische team met betrekking tot wapens, munitie en explosieven onderzocht. Uit de
bevindingen omtrent de kogel/patroonblijkt –zakelijk weergegeven – het volgende:
Naar aanleiding van het onder het proces PL2100-2017164607 aangetroffen- en in beslag genomen voorwerp (…) werd onderstaande bevonden.
Betreft 1 scherpe patroon, categorie III. (…) Bovengenoemd scherp patroon kaliber 9mm, merk PMC is munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van een vuurwapen kaliber 9mm Luger (= 9x19mm) af te schieten. [15]
De verklaring van
verdachteafgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2018, inhoudende –zakelijk weergegeven–:
De inbeslaggenomen laptop HP is mijn laptop. De mails waarover [benadeelde partij 1] heeft verklaard heb ik geschreven en ik heb deze mails aan haar verstuurd. [16]
4.3.2.1 Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 3 en 7 ten laste gelegde
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3, onderdeel A, en 7 ten laste gelegde.
De raadsman heeft hiertoe met betrekking tot het onder 3, onderdeel A, ten laste gelegde – kort gezegd – aangevoerd dat de verklaring van aangeefster met betrekking tot het ontvangen van een patroon en de daarbij geuite bewoordingen van verdachte, zoals onder de eerste twee gedachtestreepjes ten laste is gelegd, geen steun vindt in andere bewijsmiddelen en dat om die reden hiervoor vrijspraak dient te volgen. Het enkel versturen van een foto met daarop een vuurwapen en een kogel, zoals onder het derde gedachtestreepje ten laste is gelegd, is volgens de raadsman niet zonder meer voldoende om van een bedreiging te kunnen spreken. In dat kader heeft de raadsman aangevoerd dat omtrent de context waarin deze afbeelding is verstuurd te weinig bekend is, zodat niet beoordeeld kan worden of aangeefster op dat moment de redelijke vrees heeft kunnen bekomen dat zij mogelijk het leven zou verliezen.
Nu aangeefsters verklaring omtrent het ontvangen van een patroon van verdachte geen steun vindt in andere bewijsmiddelen dient verdachte van het onder 7 ten laste gelegde, het voorhanden hebben van een patroon, eveneens vrijgesproken te worden, aldus de raadsman.
Met betrekking tot het onder 3, onderdeel B, ten laste gelegde, dient volgens de raadsman partieel vrijspraak te volgen, namelijk van de geuite bewoordingen “ik maak je kapot” en “ik ga je pakken” omdat deze te onbestemd zijn om een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling te vormen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van de vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het onder 3, onderdeel A, ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot het onder 3, onder B, ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte geuite bewoordingen “ik ga je pakken” geen bedreiging in de zin van artikel 285 Sr opleveren, daar deze bewoordingen daarvoor te onbestemd zijn. De rechtbank zal verdachte voor zover de ten laste gelegde bedreiging ziet op die bewoordingen vrijspreken.
Daarentegen zijn de door verdachte geuite bewoordingen “ik maak je kapot” gelet op de context van de zaak wel van dien aard dat aangeefster in redelijkheid kon vrezen dat zij het leven zou verliezen. De rechtbank acht het ten laste gelegde voor zover betrekking hebbend op die bewoordingen en de bewoordingen “jij bent dood” dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Door de politie is onderzoek gedaan naar eerdere incidenten in relatie tot [benadeelde partij 1] en [verdachte] . Hieromtrent is een
proces-verbaal van bevindingenopgemaakt en hieruit blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 8 maart 2017 werd een melding bij de politie in Alpen aan den Rijn gedaan van een ruzie tussen genoemde [benadeelde partij 1] en [verdachte] . De meldster in deze, genaamd [benadeelde partij 2] , is bedreigd met een honkbalknuppel door [verdachte] (…) [benadeelde partij 2] gaf aan bang te zijn voor [verdachte] . [17]
[benadeelde partij 2]heeft op 21 augustus 2017 tegenover de politie een verklaring afgelegd, inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
V: Wat is er op 8 maart 2017 gebeurd? Er is toen een conflict geweest met een knuppel (…)
V: Wat is het adres van de woning?
A: [adres] (…) in [woonplaats] .
(…)
A: [bijnaam verdachte] (de rechtbank begrijpt
telkens:
verdachte, nu uit het dossier volgt dat [bijnaam verdachte] een bijnaam is van verdachte) kwam de gang weer in met een knuppel in zijn hand. Hij had de knuppel met 2 handen vast omhoog en hij liep op mij af. Ik zag dat hij mij wilde slaan. Toen is mijn ex er tussen gesprongen (…)
Op 17 oktober 2017 heeft
[getuige]tegenover de politie een verklaring afgelegd, inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
V: op 8 maart 2017 (….)
A: (…) Ik zag dat [benadeelde partij 2] en [bijnaam verdachte] aan het ruzie maken waren. Ik zag dat [bijnaam verdachte] dichterbij [benadeelde partij 2] kwam staan. (…) Ik zag vervolgens dat [bijnaam verdachte] terugliep naar de kamer van [benadeelde partij 1] en vervolgens hoorde ik [benadeelde partij 1] zeggen: “nee, [bijnaam verdachte] , laat liggen, leg terug” (…) Ik zag vervolgens dat [bijnaam verdachte] de honkbalknuppel in zijn rechterhand vast had. Ik zag dat hij een beweging maakte met de honkbalknuppel in de richting van [benadeelde partij 2] . Hierop ben ik op de knuppel gedoken om hem tegen te houden. [18]
4.3.3.1 Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van de verbale bedreiging. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [benadeelde partij 2] op dat punt geen steun vindt in andere bewijsmiddelen en dat verdachte om die reden van de verbale bedreiging vrijgesproken dient te worden. Met betrekking tot de bedreiging met de honkbankknuppel heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [benadeelde partij 2] omtrent de verbale bedreiging onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken. Daarentegen acht de rechtbank de ten laste gelegde bedreiging met de honkbalknuppel wel wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van [benadeelde partij 2] vindt op dat punt immers steun in de verklaring van [getuige] .
4.3.4
Het oordeel ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
Verdachte heeft ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde een bekennende verklaring afgelegd en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming; [19]
- het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek Wet wapens en munitie); [20]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2018. [21]
4.3.5
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Na een informatief gesprek mensenhandel op 18 juli 2017 heeft
[benadeelde partij 1]op verschillende momenten verklaringen afgelegd. Uit dit informatieve gesprek en de latere verklaringen blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Informatief gesprek mensenhandel met [benadeelde partij 1] op 18 juli 2017:
In 2015 was zij werkzaam bij Thuiszorg. In juni 2015 heeft zij een advertentie gezet op [website 1] . Zij heeft toen een aantal klanten gehad. Zij heeft een keer problemen met een klant gehad. Via de advertentiesite [website 1] zocht zij toen een chauffeur "pooier" en zij heeft toen zelf contact opgenomen met de persoon die zich op die site had aangeboden. Die persoon ( [verdachte] ) kwam, volgens haar was dit op 20 juli 2015. Met hem is zij overeengekomen om de verdiensten van haar uit het prostitutiewerk 50/50 te delen tegen bescherming door [verdachte] . In het begin deed [verdachte] lief tegen haar en hebben zij een relatie gekregen. [verdachte] regelde advertenties bij [website 2] en [website 1] . In het begin werkte zij op de dagen dat zij vrij van haar werk was, maar dit werd steeds meer, want [verdachte] regelde gaandeweg meer klanten voor haar. Zij moest van haar werk vrij nemen en zich soms ziek melden. Volgens [verdachte] moest zij meer werk gaan doen om samen een toekomst te kunnen opbouwen. [verdachte] wilde voor hen een bedrijf gaan starten en daarom moest meer geld binnen komen. Op een gegeven moment had zij totaal geen controle meer, want [verdachte] had haar volledig in zijn handen. [verdachte] bepaalde wanneer zij moest stoppen. Op momenten als zij moe was of geen zin had, werd [verdachte] boos en hij bedreigde haar. Er was geen sprake meer van een relatie met [verdachte] . Zij werd door hem bedreigd en mishandeld als zij weigerde om te werken of klanten op te vangen. Zij moest al het geld wat zij verdiende met het prostitutiewerk overdragen aan [verdachte] . Zij kreeg af en toe geld van hem om iets te kunnen kopen. Als zij aan [verdachte] geld vroeg, [22] werd hij boos en sloeg hij haar. [verdachte] had zelf geen werk. Zij heeft in een woning in [woonplaats] , in de buurt van de [adres] gewerkt. De huur en de overige onkosten werden door [verdachte] betaald van het geld dat zij van het prostitutiewerk verdiende. [verdachte] regelde klanten via de SMS en hij deed zich voor als zijnde [benadeelde partij 1] . Zij moest soms 10 klanten op een dag ontvangen. Door de drukte had zij niet voldoende rust en zoveel pijn dat zij van de pijn niet kon zitten of lopen. In 2016 heeft [verdachte] € 40.000 verloren bij Holland Casino. Later in dat jaar verloor [verdachte] nog eens €10.000 en € 12,500,-. Zij heeft een periode in [woonplaats] , vanuit een flatwoning op 1e verdieping, gewerkt. Vanaf oktober of november 2016 niet meer gewerkt. [23] Werknamen waren o.a. [naam] , [24] [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] . [25]
Verhoor van aangeefster [benadeelde partij 1] op 9 augustus 2017:
V: Wat gebeurde er als je niet wilde werken in de prostitutie?
A: Dan werd [verdachte] boos. De eerste keer was in [woonplaats] , ik was ziek, beroerd, ik had pijn van onderen. Ik ben toen heel vaak bij de dokter geweest. [verdachte] heeft mijn telefoon toen kapot geslagen, mij aan mijn haren gesleurd en op bed gegooid. Ik huilde, de telefoon ging en ik moest opnemen van [verdachte] . Hij riep toen, o wee als je wat laat merken.(…) Dat was een maand of drie nadat ik [verdachte] leerde kennen (…)
V: Hoe vaak is dat daarna gebeurd?
A: Wel een paar keer, dat ik ziek was, dat ik niet wilde.
(…) Ik was een keer bij een klant binnen en ik was te laat buiten. Toen heeft hij mij beet gegrepen, een hand aan mijn haar en een hand in mijn gezicht, mij naar beneden gedrukt.(…)
V: Hoe voelde dat voor jou?
A: Bedreigend, beangstigend. [26]
V: Waarover werd [verdachte] boos?
A: (…) Als ik naar mijn ouders ging, kon ik niet eens een gesprek met mijn moeder voeren. Ik moest de hele tijd appen, continu, over waar ik was, wat ik deed. [verdachte] hield mij via de app de hele tijd aan de praat, o wee als ik niet antwoordde. Op een gegeven moment wilde ik niet eens meer naar mijn ouders, ik had meer ellende dan plezier van zoiets. (…) Ik ging ook naar de markt met een autistische man op zaterdag. Daar moest ik van [verdachte] mee stoppen (…). Ik werkte ook in de thuiszorg, eerst werkte ik vijf dagen, ik wilde dat niet opzeggen. (…) Uiteindelijk moest ik mijn werk in de thuiszorg van [verdachte] gedeeltelijk opzeggen. Ik wilde het niet opzeggen, ik werkte al jaren met die mensen, het was wit inkomen, dat is belangrijk als je een huis wilt huren. (…) In het weekend wilde ik dat prostitutiewerk ook niet doen, ik wilde gewoon naar mijn vriendin [B] , maar [verdachte] zei dat het in het weekend juist goed was om te werken.
Ergste mishandeling.
A: Toen hebben buren de politie gebeld. (…) Mijn gezicht was toen zo verschrikkelijk dik, ik kon het niet aanraken. Ik ben pas na twee weken naar de huisarts geweest. (…) Hij heeft mij ook heel erg geschopt, mijn knieholte en mijn bovenarm waren helemaal blauw, mijn bovenarm was zelfs helemaal zwart. Mijn gezicht was helemaal blauw aan de linkerkant, dat zakte na verloop van weken naar mijn kaak, toen werd het geel. [27] (…)
V:Waar is die ergste mishandeling geweest?
A:Bij mij thuis op de [adres] in [woonplaats] (…). Hij heeft mijn trommelvliezen een andere keer kapot geslagen. (…) Dat was toen wij in [woonplaats] aan het werk waren. Hij bleef alleen maar slaan met platte hand in mijn gezicht, rechts, links, rechts, links, zo ging het de hele tijd. Mijn trommelvliezen waren aan beide kanten kapot en ik heb gehoorschade opgelopen. [28]
Verhoor aangeefster [benadeelde partij 1] op 10 augustus 2017:
V: Hoe weet je dat [verdachte] al die bedragen heeft vergokt?
A: Dat heeft hij gezegd. De eerste keer was met zijn verjaardag (…) 8 of 9 februari 2016. Toen ging het om een bedrag rond 40.000 euro.
V: Hoe lang werkte jij toen voor [verdachte] ?
A: Vanaf 20, 21 juli 2015. [29]
V: In de intake heb je gezegd, als ik geen zin had of ik was moe, werd hij boos.
A: Ja, dat werd niet geaccepteerd (…) Hij had er gewoon geen boodschap aan als ik zei dat ik moe was, dat ik wilde slapen (…).
V: Waarom ben je niet keihard op je strepen gaan staan?
A: Ik durfde dat niet. Ik was bang dat [verdachte] agressief zou worden. (…) Alle klanten die hij wilde, kwamen ook. Alleen die dag in [woonplaats] , toen heeft hij mij uiteindelijk naar huis gebracht (…).
V: Het geld dat jij verdiende ging naar hem, daar gokte hij van. Wat heeft hij nog meer gekocht van dat geld?
A: Hij heeft die Seat van gekocht. Kleren kopen, dingen kopen, gewoon ervan leven zeg maar. [30]
Verhoor aangeefster [benadeelde partij 1] op 17 oktober 2017:
V: Wanneer werd [verdachte] gewelddadig naar jou toe?
A: Voor het eerst in [woonplaats] na een paar weken in [woonplaats] gewerkt te hebben. (…) Ik had pijn van onderen, in mijn geslachtsgebied. (…) Ik wilde niet meer verder werken omdat het pijn deed van onderen. (…)
V: Wat wilde hij dan?
A: Hij wilde dat ik wel door zou gaan werken en daardoor werd hij boos, wij kregen ruzie.(…) Hij heeft mijn haar vastgeknepen en in mijn gezicht geknepen en mij op het bed gegooid. (…)
A: Hij heeft zijn zin gekregen, [verdachte] wil is wet.
V: Hoe vaak ben jij om die reden door [verdachte] mishandeld?
A: Ik weet het niet precies, op één hand of twee maanden (
de rechtbank begrijpt: handen) te tellen, als je weet wat er kan gebeuren dan houd je je wel gedeisd.
V: Wat was de ergste/zwaarste mishandeling?
A: Die keer dat mijn bot, jukbeen was verschoven. [31] (…) Dat was in mijn kamer in [woonplaats] .
A: Zo vaak gezegd dat ik niet meer wilde. Er zijn verschillende keren geweest dat ik niet meer wilde dat ik zo moe was dat ik wilde slapen en dat ik niet kon.
V: Wat deed hij dan?
A: Alsnog iemand laten komen alsnog een nieuwe afspraak maken ondanks het feit dat ik niet meer wilde en kon.
V: Hoe reageerde hij daarop?
A: Pakken wat je pakken kan morgen kan het anders zijn.
V: Je kon niet tegen hem zeggen nee is nee?
A: [verdachte] nam geen nee, [verdachte] wil is wet als jij zo’n uitbarsting van hem heb meegemaakt kun je als meisje niets tegen inbrengen. Ik had diverse uitbarstingen van hem meegemaakt.
V: Wat deden die uitbarstingen met jou?
A: Die maakten mij bang. [32] (…)
V: Wat waren de ontvangsten per klant?
A: [verdachte] stelde vast wat de prijzen waren per half uur en per uur.
Volgens mij 150 euro voor een uur en 100 euro voor een half uur. Ik sprak alleen voor een uur af toen ik voor mijzelf werkte bij [verdachte] sprak ik ook voor halve uren af. [verdachte] maakte ook de advertentie. (…)
A: In het begin kreeg ik de helft van de opbrengst in mijn handen maar na een paar weken ging [verdachte] het geld beheren, bewaren. Vanaf dat moment binnen een maand nadat ik begonnen was met werken kregen [verdachte] en ik iets met elkaar en toen beheerde hij het geld. Hij kocht sigaretten en beltegoed en weed voor mij. Hij gaf een paar tientjes huishoudgeld. Ik mocht niet aan het geld van de Thuiszorg komen, dat moest ik sparen. Ook dit geld is allemaal vergokt door [verdachte] . [33]
V: Wanneer moest jij het verdiende geld afgegeven?
A: Als de klant het aan mij had gegeven gaf ik het geld aan [verdachte] .(…) V: waar houdt de verdachte de verdienste?
A: Volgens mij gewoon bij zich houden. (…)
V: Werden er werkruimtes gehuurd?
A: Ja, appartementen, in [woonplaats] , twee huizen in [woonplaats] , in [woonplaats] een flat, twee in [woonplaats] , [wijk] en [wijk] . (…)
V: (…) Hoe ging jij naar klanten? (…)
A: Hij heeft mij altijd met de auto gehaald en gebracht. [34]
V: Wie betaalde de huur van die woningen?
A: Van het werkgeld (…)
V: Wie betaalde die kosten voor eten en drinken?
A: Wij samen van het door mij verdiende geld. (…)
V: Wie betaalde de kosten voor lingerie?
A: [verdachte] rekende af hij had het geld. (…)
V: Welke kosten werden gemaakt voor de uitvoering van de werkzaamheden?
A: Condooms en glijmiddel, doekjes dat soort dingen kocht [verdachte] allemaal. [35] (…)
V: Hoeveel klanten heb je het meest op één dag gehad? (…)
A: Soms veel, soms niemand. Er zijn wel dagen dat ik 1000 euro per dag had maar vaak was dat niet. [36]
Verhoor aangeefster [benadeelde partij 1] op 8 november 2017:
(…) nummer [telefoonnummer] was mijn privénummer. [37]
(…) Wij hebben jouw medische gegevens ontvangen van jouw huisarts. De huisarts heeft verklaard dat jij sinds september 2015 ongeveer 20 keer contact hebt gehad met de huisarts in verband met urethra-vaginale klachten, vaginale afscheiding, pijn aan vagina, zwelling in de liezen. Hoe kwam je aan die klachten? A: Ik denk door het werk. Daarvoor had ik die klachten niet. Ik had weleens een blaasontsteking gehad, maar nooit meer dan dat. V: De huisarts heeft verklaard dat zij een niet pluis gevoel had en dat zij jou had geconfronteerd met het vermoeden van misbruik. Jij ontkende dit. A: Klopt. Ik wilde niet toegeven. (…) A: Omdat ik niet wilde dat iemand erachter zou komen, het moest geheim blijven. (…) ik wilde niet dat het uit zou komen, dat mensen ervan wisten, van dat werk. V: Je bent in juni 2016 naar de huisarts gegaan, je had een trommelvliesperforatie opgelopen als gevolg van een harde klap op je oor. Hoe zit dat? A: Dat had [verdachte] gedaan, dat was in [woonplaats] , allebei mijn trommelvliezen waren kapot geslagen. (…) Toen had ik een gehoorverlies (…) V: In augustus 2016 heb je bij de huisarts verklaard dat je was gevallen van de fiets. Wat was er gebeurd? A: Dat was volgens mij die keer dat [verdachte] mij zo geslagen had, met dat bot van mijn jukbeen, dat had hij kapot geslagen. (…) Toen ik bij de dokter kwam met die verwonding aan mijn jukbeen, vroeg de dokter verbaasd of ik van mijn fiets was gevallen. Ik heb toen meteen ja gezegd, zodat ik geen ander verhaal hoefde op te hangen, want ik ben niet zo goed in liegen. Ik had aan andere mensen verteld dat ik van de trap was gevallen. [38]
De
medische gegevensvan [benadeelde partij 1] zijn opgevraagd. Uit een schrijven van [naam huisarts] , huisarts, volgt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Pte heeft sinds september 2015 ongeveer 20 maal contact met de praktijk gehad (consulten/telefonisch) ivm urethro-vaginale klachten. De klachten wisselden per keer (…). Wel is er bij de huisarts herhaaldelijk een ‘niet pluis’ gevoel geweest, maar bij voorzichtig of direkt uitvragen (dokterspost september 2015) ontkende pte dit misbruik. (…) In juni 2016 heeft pte een trommelvliesperforatie opgelopen agv een klap op het oor, [39] waardoor er sprake was van 10-25 decibel verlies conductief. [40] In augustus 2016 is [benadeelde partij 1] gevallen met de fiets.
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte, locatie [adres] te [woonplaats] zijn diverse
telefoons, simkaarten en andere gegevensdragers van verdachteinbeslaggenomen. Deze zijn onderzocht en hierin zijn – zakelijk weergegeven – de volgende berichten aangetroffen:
Lebara Simkaart:
Van [telefoonnummer] ; 12 november 2016:
20.40:04: “ik ga dat werk niet meer doen, nooit meer wil ik niemand die aan me zit mij aanraakt nooit meer nooit meer. Ik heb gezien wat geld is wat geld doet en veroorzaakt. Ik wil dat niet meer”
20:54:43 en 44: “Hoeveel ik ook van je hou [verdachte] ik kan dat werk niet meer aan ik kan het echt niet meer verdragen ik kan gewoon niet meer het spijt me echt. Ik wou dat ik hardere persoon was dat jou woorden me niet zo diep in me ziel raakte, dat het werk me niet zo kapot maakte. Ik woud dat ik dikke huid had.”
20:15:00 en 01: “in me mond ik wil niet die piemels meer in mijn mond ik wil niet meer voelen niet meer ruiken niet meer die lucht van oud zweet en vieze ongewassen kont tijdens het pijpe ik kan het niet meer ik kan het echt niet meer. Ik ben geen meisje voor dit leven dit werk. Nooit meer van me leven echt nooit meer”.
21:37:48: “ [verdachte] ik wil dat werk niet meer doen ik ga dat niet meer doen. Hoe dan ook alsjeblieft ik kan dat echt niet meer”. [41]
OneTouch telefoon, type 1016D:
Van [...] [telefoonnummer] ; 12 november 2016:
Inkomend 21:14: “Het spijt me echt dat ik niet sterker ben, dat ik geen dikkere huid heb. Ik kan het echt niet meer aan ik wil door niemand meer aangeraakt worden ik wil geen lichaamsgeur ruiken geen vieze zweet op me druppelen of aan me lichaam krijgen ik wil die vieze adem niet meer ruiken ik wil niet die speeksel meer”
Uitgaand 22:08: “Jawel en ik zal je erin steune en helpe we hebben het nodig aub ik zal je steune ik kom eraan je geeft geen antw alles komt goed” [42]
Laptop HP:
Ik zag dat er meerdere mapjes in de pictures map van de laptop stonden. Ik zag dat deze de volgende namen en inhoud hadden: [43] (…)
“ [verdachte en benadeelde partij 1] ”
Ik zag dat hier meerdere afbeeldingen van [verdachte] en [benadeelde partij 1] in stonden. (…) Ik zag dat er meerdere afbeeldingen van een geheel ontklede en half ontklede [benadeelde partij 1] in de map stonden. Ik zag ook dat er meerdere afbeelden van een ontkleed en een half ontkleed persoon in de map stonden waarbij het hoofd niet zichtbaar was. Ik zag dat een afbeelding uit deze map overeenkomsten heeft met meerdere afbeeldingen uit de hieronder genoemde map met de naam “werk”.
“Spik span”
(…) Afbeeldingen van [verdachte] met grote sommen geld in zijn hand. [44]
“Werk”
Ik zag dat er in deze map meerdere prostitutie gerelateerde afbeeldingen stonden. In deze map stonden meerdere afbeeldingen van een ontklede en half ontklede [benadeelde partij 1] . Ik zag ook meerdere afbeeldingen van een ontkleed en half ontkleedpersoon in de map staan waarbij het hoofd niet zichtbaar was. (…) Ik zag tevens dat er een printscreen van een [website 2] advertentie in de map stond. (…)
Door mij is onderzoek gedaan naar het internet gebruik op deze computer. Ik zag dat er meerdere sekssites bezocht zijn op de laptop. Ik zag dat 2 van deze websites, seksadvertentiessites waren, dit betrof [website 1] en www. [website 3] . Ik zag dat er op beide sites ingelogd was op het beveiligde gedeelte van deze websites. [45]
De
telefoon van [benadeelde partij 1], een Samsung Galaxy S5 mini, in door de politie inbeslaggenomen en onderzocht. Hieruit zijn – zakelijk weergegeven – de volgende berichten/chats aangetroffen:
Gesprek tussen [benadeelde partij 1] en [bijnaam] :
Op 12 juli 2016 (…). [benadeelde partij 1] spreekt de contactpersoon aan met de naam [B] (de rechtbank begrijpt: [B] ).
(…)
Op 20 juli 2016 geeft [benadeelde partij 1] aan bij [B] (…) dat hij haar echt kapot heeft gemaakt met dat afkraken en afkeuren.
Op 21 juli 2016 geeft [benadeelde partij 1] bij [B] aan dat ze van alles moet en niets kan doen wat zij wil. [benadeelde partij 1] zou nergens de controle over hebben.
Op 23 juli 2016 hebben [B] en [benadeelde partij 1] een chatgesprek. Daarin geeft [benadeelde partij 1] aan dat ze het helemaal zat is, dat ze niet eens mag schijten zonder toestemming, dat ze alleen maar stress heeft en dat ze er niet meer tegen kan.
Op 31 juli geeft [benadeelde partij 1] bij [B] aan dat het over is tussen “hem” en [benadeelde partij 1] . (…) [B] zegt tegen [benadeelde partij 1] dat ze snel de camera weg moet halen want “hij” kan alles zien en horen. (…) [benadeelde partij 1] geeft aan dat ze “hem” heeft gesproken, hij er doorheen zit en al het geld heeft vergokt. (…)
Op 6 augustus 2016 vraagt [B] aan [benadeelde partij 1] of ze 10 of 15 euro mag lenen. [benadeelde partij 1] zegt: “ik mag dat niet meer doen van [bijnaam verdachte] ”.
Op 16 augustus 2016 stuurt [benadeelde partij 1] een bericht aan [B] (…) hij heb alles al geregeld ik word onverwacht in de kofferbak geladen door iemand en naar hem toegebracht en hij breekt alle vingers van de hand die ik tegen hem heb opgestoken (…). Tevens geeft [benadeelde partij 1] aan dat ze blauwe plekken heeft op haar arm en been. [B] zegt dan tegen [benadeelde partij 1] dat ze aangifte moet doen. [benadeelde partij 1] antwoord: “nee nooit me doodvonnis”
Op 17 augustus 2016 stuurt [benadeelde partij 1] een aantal foto’s van blauwe plekken op haar gezicht, bovenarm en arm. [B] zegt tegen [benadeelde partij 1] : “Ik snap niet dat je je zo laat slaan”. [46]
Op 21 oktober 2016 stuurt [benadeelde partij 1] een bericht naar [B] en daar staat het volgende in: (…) Het is allemaal nog 100x erger geweest afgelopen jaar dan ik je verteld heb, maar dat vertel ik later wel.
Whatsappgesprek van [verdachte] 152:
22 oktober 2016; 00:39:16, inkomend: “Als ik jou pak he dit keer is jou oor niet kapot jou bot niet maar jou hele lichaam jij gaat K.O. neem dat van mij aan (…) als ik jou niet kapot ga maken ben ik een hoerenkind (…)” [47]
[benadeelde partij 2], oud-huisgenote van aangeefster in de woning aan de [adres] in [woonplaats] , heeft op 21 augustus 2017 tegenover de politie een verklaring afgelegd, inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
V: Wat voor meisje was [benadeelde partij 1] voordat ze [verdachte] kende?
A: Ze was heel open, wel een beetje verlegen. Ze ging vaak mee naar mijn vrienden om series te kijken of om wat te drinken. We waren zeker goede vriendinnen.
V: Welke veranderingen zag je aan [benadeelde partij 1] toen zij met [verdachte] omging?
A: Ze had meer make up op. Ze moest van hem naar de schoonheidsspecialiste en moest zich mooi maken van hem want hij vond haar niet mooi. [benadeelde partij 1] hield niet van hakken en rokjes, maar dat veranderde. Zij droeg ook niet veel make up voordat zij hem kende. Ik heb weleens gehoord dat [verdachte] tegen [benadeelde partij 1] zei dat ze lelijk was (…) [benadeelde partij 1] mocht geen telefoon, geen whatsapp, geen facebook meer. Eigenlijk mocht zij helemaal geen social media meer. Op den duur kreeg zij steeds andere telefoons (…) [48]
V: Heeft [verdachte] weleens geweld gebruikt tegen anderen?
A: Ja tegen [benadeelde partij 1] . V: Wat heb je daarvan gezien?
A: Dat hij haar sloeg. Ik liep van de trap af en was aan het skypen met een vrienden en zelfs die hoorde het. Ik zag dat [bijnaam verdachte] haar met een vuist in haar gezicht sloeg. Ik weet niet precies wanneer dit was, maar het was voor het incident met de knuppel (
de rechtbank begrijpt: voor 8 maart 2017).
(…)
A: Op den duur ging [benadeelde partij 1] zichzelf pijn doen. [benadeelde partij 1] sneed in haar been, ik heb dat gezien.
V: Waar gingen die gesprekken over tussen jou en [benadeelde partij 1] ?
A: Ze vertelde over de relatie tussen haar en [bijnaam verdachte] . Ze vertelde dat hij haar weer geslagen had (…). (…) [benadeelde partij 1] had ook blauwe plekken op haar schouders en in haar nek. (…) Ze had een keer iets met haar kaak of haar oren en is daarvoor bij de dokter geweest. (…) [bijnaam verdachte] had een camera in de kamer van [benadeelde partij 1] opgehangen om haar af te luisteren en haar te zien. [49]
[B] , destijds bevriend met aangeefster,heeft tegenover de rechter-commissaris een verklaring afgelegd, inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
U zegt mij dat ik heb verklaard dat [benadeelde partij 1] door haar ex-vriend gedwongen werd om in de prostitutie te werken. Dat heeft [benadeelde partij 1] allemaal tegen mij verteld. Ik zag inderdaad blauwe plekken bij [benadeelde partij 1] (…). (…) U zegt tegen mij dat ik heb verklaard dat ik weet dat ze heel erg bang voor hem was. (…) dat heb ik van haar zelf gehoord en af en toe zag ik tranen en angst in haar ogen (…). (…) Ze zei wel eens dat hij haar sloeg, verder vertelde ze niet zoveel. (…) dat heeft ze me een paar keer verteld. (…) U vraagt mij of ik het idee had dat ze gecontroleerd werd door [verdachte] . Ja, haar telefoon werd gecontroleerd. Dat vertelde [benadeelde partij 1] . Hij controleerde ook wel eens waar ze was. (…) Ze moest wel eens een foto sturen als ze bij mij was. [50]
[C], de moeder van [benadeelde partij 1] , heeft op 18 september 2017 tegenover de politie een verklaring afgelegd, inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
V: Wat voor een meisje was [benadeelde partij 1] in haar jeugdperiode?
(…) Toen zij bijna achttien was had zij een eetstoornis, boulimia. [51]
V: Wie is [verdachte] ?
A: Als vriend van [benadeelde partij 1] is hij bij ons binnengekomen en ja… ik vertrouwde het niet. Hij zat altijd in haar telefoon en zij mocht nooit alleen zijn. Ik heb haar nog gevraagd of hij een loverboy was. (…) Als hij haar niet kon bereiken moest ik dat doen met de mededeling dat zij hem binnen tien minuten moest bellen en dat er anders maatregelen zouden worden getroffen. [52] (…)
V: Wat kunt u vertellen over de relatie tussen [benadeelde partij 1] en [verdachte] ?
A: (…) Ik had het idee dat zij een beetje onderdanig was. Zij deed alles wat hij zei. Het was niet de [benadeelde partij 1] zoals ik haar kende.
(…) Hij was continue met haar aan de telefoon. (…)
O: [benadeelde partij 1] heeft het volgende verklaard: “Ik heb ook tegen mijn ouders gezegd dat ik van de trap was gevallen, tegen mijn ouders had ik gezegd dat ik mijn been had verdraaid bij het vallen van de trap (…)”
A: Ja dat klopt dat heeft zij gezegd. [53]
Naar verdachtes
bezoeken aan het Holland Casinois onderzoek verricht. Uit de bevindingen hieromtrent blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
In de jaren 2013 tot en met 2017 heeft [verdachte] respectievelijk 13 keer, 19 keer,12 keer, 24 keer en 32 keer Holland Casino bezocht. Meestal werd de locatie Utrecht bezocht, maar ook Amsterdam en Eindhoven werden bezocht. [54]
Incidenten ten aanzien van [verdachte] :
(…)
Op 25-08-2016 wordt gelogd dat [verdachte] zelf aangeeft zijn spelgedrag niet onder controle te hebben. Hij (…) kan niet stoppen met spelen, levert zijn winst weer in en neemt geen pauzes.
Op 26-08-2016 wordt gelogd dat [verdachte] aan andere speeltafels veel heeft verloren. [55]
Naar
verdachtes financiële situatieis onderzoek verricht. Hieruit blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Geen geregistreerde leningen op naam. Geen huurtoeslag. Wel zorgtoeslag van ca 1000 per jaar. Twee bankrekeningen…( [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] ) De saldi zijn consequent laag en bedroegen sinds 2012 nooit meer dan 385 euro. Deze saldi zijn vertrekt door de Belastingdienst en zijn dus gepeild op 31 december van elk kalenderjaar. Van de verdachte zijn de onderstaande bruto inkomsten bekend.
2012: 2832 euro
2013: 194 euro
Sinds 2014: 0,00 euro. [56]
Op de bankrekening [rekeningnummer 1] is in de periode 1 januari 2015 tot en met 21 september 2017 10.975 euro aan contante stortingen bijgeschreven. [57]
De
verdachteheeft op 10 augustus 2017 tegenover de politie een verklaring afgelegd, inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik weet dat [benadeelde partij 1] een gevoelig persoon is. Zij heeft een psychiatrische achtergrond. Zij heeft in een kliniek gezeten. [58]
De
verdachteheeft ter terechtzitting van 5 juni 2018 de volgende verklaring afgelegd, inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt.
Ik ben medio 2015 via een advertentie met [benadeelde partij 1] in contact gekomen. Ik had mij in een advertentie aangeboden als chauffeur bij prostitutiewerkzaamheden. Zij was op dat moment al werkzaam als prostituee. In het begin regelden we samen de advertenties voor haar werkzaamheden als prostituee. Later regelde ik de advertenties voor haar werkzaamheden. Ik vervoerde [benadeelde partij 1] naar en van de locaties waar zij met klanten afsprak. Ik vroeg haar wel eens een foto te sturen van de locatie waar zij op dat moment was of van de persoon met wie zij was. Ik heb inderdaad in haar kamer in [woonplaats] een camera opgehangen. Ik las ook haar berichten in haar telefoon omdat ik wilde kijken wat ze besprak. Het zou goed kunnen dat de werknamen, die zij in haar verklaring heeft genoemd, haar namen waren met betrekking tot haar prostitutiewerkzaamheden. Ik ben in de periode dat ik met [benadeelde partij 1] in de prostitutie werkzaam was meerdere keren naar het casino geweest. Ik kan mij bij mijn bezoeken aan het casino wel verliezen in het spel. Ik heb ook wel verloren.
Naast het geld dat ik verdiende met de werkzaamheden met betrekking tot de werkzaamheden van [benadeelde partij 1] deed ik nog wel eens kleine klusjes voor vrienden of kennissen. Daarmee verdiende ik geen grote bedragen. Verder heb ik geen inkomsten gehad in de afgelopen jaren. Ik kan mij voorstellen dat op de momenten dat ik boos was ik dingen heb gezegd die voor [benadeelde partij 1] bedreigend overgekomen zijn.
Ik weet dat [benadeelde partij 1] geen stabiel persoon is. Zij is heel gevoelig. [59]
4.3.4.1 De overwegingen ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De bruikbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Door de raadsman is aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster [benadeelde partij 1] niet bruikbaar zijn voor het bewijs, nu de inhoud ervan onbetrouwbaar is. De raadsman heeft in dit kader aangevoerd dat zij uit rancune vanwege het vreemdgaan van verdachte aangifte heeft gedaan en dat zij om die reden voor verdachte belastende en niet met de waarheid overeenkomende verklaringen heeft afgelegd. De verklaringen van aangeefster dienen van het bewijs uitgesloten te worden, aldus de raadsman.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat, mocht de rechtbank menen wel gebruik te kunnen maken van de verklaringen van de aangeefster, die verklaringen onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen, hetgeen tot vrijspraak dient te leiden.
De rechtbank overweegt als volgt.
[benadeelde partij 1] heeft op 18 juli 2017 aangifte gedaan van door verdachte jegens haar uitgevoerde mishandelingen en op dezelfde datum heeft er met haar een informatief gesprek ter zake van mensenhandel plaatsgevonden. Op 8 augustus 2017 heeft zij aangifte gedaan van door verdachte gedane bedreigingen en een dag later heeft zij aangifte gedaan van – kort gezegd – mensenhandel. Hierna is zij nog meermalen door de politie gehoord en op 11 april 2018 heeft de verdediging bij de rechter-commissaris de gelegenheid gehad haar te ondervragen.
Hoewel tussen de genoemde verhoren bij de politie en het verhoor bij de rechter-commissaris enige tijd is gelegen, zijn haar verklaringen consistent en gedetailleerd. Haar verklaringen vinden op onderdelen steun in de door verdachte afgelegde verklaringen. Daarnaast worden haar verklaringen op essentiële onderdelen ter zake van de ten laste gelegde mensenhandel ondersteund door andere bewijsmiddelen. Deze ondersteuning is onder meer gelegen in – kort gezegd – verklaringen van getuigen, medische informatie, informatie afkomstig van gegevensdragers (telefoons, simkaarten en een laptop) en andere onderzoeksresultaten (bezoek casino en verdachtes financiële situatie).
Het verweer van de raadsman dat vrijspraak dient te volgen omdat de verklaringen van aangeefster onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen wordt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verworpen.
Het verweer van de raadsman tot bewijsuitsluiting van de door aangeefster afgelegde verklaringen wordt eveneens verworpen. De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven, geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de door aangeefster afgelegde verklaringen en zal haar verklaringen gebruiken voor het bewijs. Dat aangeefster na haar aangifte en haar verhoren bij de politie naar verdachte berichten heeft verstuurd, waaruit zou kunnen volgen dat nog sprake was van een affectieve relatie en dat zij die relatie zou willen voortzetten, leidt niet tot een andersluidend oordeel.
Overwegingen ter zake van het ten laste gelegde artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht
Inleidende opmerkingen ter zake van 273f
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – mensenhandel zoals omschreven in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Wezenlijk bestanddeel van diverse varianten van het delict mensenhandel is dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van verdachte daarop is gericht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat instemming met de uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan bewezenverklaring van die uitbuiting, indien één van de in de wet omschreven dwangmiddelen is gebruikt. De beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter aan te nemen. Er hoeft geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. Tot slot mag de rechter (mede) uit de omstandigheden afleiden dat er sprake is van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misbruik van een kwetsbare positie. Van een uitbuitingssituatie in de prostitutie kan worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de "gemiddelde mondige prostituee in Nederland" pleegt te verkeren, die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij werkt. Vereist is wel dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene, waaruit het overwicht voortvloeit.
Een bewezenverklaring van mensenhandel ingevolge artikel 273f lid 1 Sr kan volgen indien:
- (i) verdachte een persoon met
het oogmerk van uitbuitingdoor gebruik van
dwangmiddelenheeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen (te weten:
handelingen) (artikel 273f lid 1 sub 1 Sr);
- (ii) verdachte door het hanteren van dergelijke middelen een persoon gedwongen heeft of bewogen heeft zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (artikel 273f lid 1 sub 4 Sr);
- (iii) verdachte door het hanteren van voornoemde middelen een persoon heeft gedwongen dan wel heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met en/of voor een derde (artikel 273f lid 1 sub 9 Sr);
- (iv) verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander persoon (artikel 273f lid 1 sub 6 jo. lid 2 Sr).
In de hierna te volgen bewijsoverweging zal op deze onderdelen worden ingegaan.
Dwangmiddelen (artikel 273f lid 1 sub 1, 4 en 9 Sr)
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, bewezen kan worden dat sprake is geweest van geweld, dreiging met geweld, van misbruik van een kwetsbare positie en van andere feitelijkheden.
Geweld
[benadeelde partij 1] heeft verklaard, welke verklaringen de rechtbank zoals hiervoor weergegeven als betrouwbaar aanmerkt, dat verdachte haar meermalen (fors) heeft mishandeld en dat deze mishandelingen ook direct zagen op haar werkzaamheden als prostituee. De verklaringen omtrent het op haar uitgeoefende geweld door verdachte vinden allereerst steun in de medische informatie over aangeefster, waaruit onder meer letsel aan trommelvliezen en (tijdelijk) gehoorverlies blijkt. Daarnaast vinden haar verklaringen op dit punt steun in de verklaringen van [benadeelde partij 2] en [B] . Zo heeft [benadeelde partij 2] verklaard dat zij zag dat verdachte aangeefster sloeg en heeft [B] blauwe plekken bij aangeefster waargenomen. Verder wordt in berichten tussen [B] en aangeefster gesproken over de mishandelingen, maar ook verdachte zelf heeft hierover in niet mis te verstane bewoordingen berichten aan aangeefster verstuurd. Hierbij wijst de rechtbank onder meer op het van verdachte afkomstige bericht van 22 oktober 2016, inhoudende:
“Als ik jou pak he dit keer is jou oor niet kapot jou bot niet maar jou hele lichaam jij gaat K.O. neem dat van mij aan (…) als ik jou niet kapot ga maken ben ik een hoerenkind (…).”
Dreiging met geweld
Uit de verklaring van [benadeelde partij 1] en de verstuurde berichten van verdachte, waarbij de rechtbank ook wijst op het hiervoor genoemde bericht van 22 oktober 2016, blijkt dat verdachte aangeefster bedreigde met geweld. Deze bedreigingen waren bedoeld aangeefster te laten doen wat hij wilde en haar onder druk te zetten.
Misbruik van een kwetsbare positie
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [benadeelde partij 1] onvoldoende in staat was weerstand te bieden tegen verdachte. Verder volgt uit de verklaringen van haar moeder en getuige [benadeelde partij 2] dat zij een kwetsbare vrouw was. [benadeelde partij 2] heeft onder meer verklaard dat aangeefster zich sneed in haar been. Uit de door verdachte afgelegde verklaringen blijkt dat hij op de hoogte was van de kwetsbaarheid van aangeefster. Volgens zijn eigen verklaring wist hij dat zij in het verleden psychische problemen had, dat zij daarvoor in een kliniek had gezeten en dat zij geen stabiel persoon was. Verdachte was zich aldus van de kwetsbaarheid van aangeefster bewust en heeft hiervan misbruik gemaakt door haar op een dwingende manier aan te sturen, wetende dat zij mede als gevolg hiervan alles voor hem deed.
Andere feitelijkheden
- Controleren:
Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat verdachte haar permanent controleerde en continu toezicht hield op haar. Verdachte controleerde haar door een camera in haar kamer op te hangen, in haar telefoon haar berichten te lezen, continue met haar telefonisch contact te onderhouden en haar te vragen afbeeldingen te maken van de locatie waar zij was of de persoon met wie zij was. Hij wilde alles van haar weten en voor alles wat zij deed had zij zijn toestemming nodig.
- Isoleren:
Verdachte isoleerde [benadeelde partij 1] door haar te verbieden gebruik te maken van sociale media en door haar continu lastig te vallen op de momenten dat zij bij anderen op bezoek was, hetgeen volgt uit de verklaring van respectievelijk [benadeelde partij 2] en de moeder van aangeefster. Ook kwam aangeefster in een isolement terecht omdat zij van verdachte steeds meer dagen moest werken als prostituee, zij hiervoor steeds meer uren van haar reguliere baan in de thuiszorg moest opzeggen en zij op die wijze niet meer de dingen kon doen die zij doorgaans deed, zoals op zaterdagen met een autistische man naar de markt gaan en haar contacten met familie en vrienden onderhouden. Op deze wijze hield verdachte aangeefster volledig in zijn machtssfeer.
Handelingen
Vervoeren, overbrengen en huisvesten (artikel 273f lid 1 sub 1 Sr)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangeefster wegbracht naar de locaties waar zij haar prostitutiewerkzaamheden verrichte en hij haar daar ook weer ophaalde. Deze locaties werden door verdachte (mede)geregeld.
Oogmerk van seksuele uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1 Sr)
De rechtbank stelt vast dat verdachte, die zelf in de jaren voorafgaand aan de ten laste gelegde periode en tijdens die periode geen dan wel nagenoeg geen inkomen heeft gegenereerd, financieel gewin heeft gehad van de prostitutiewerkzaamheden van [benadeelde partij 1] en dat zijn oogmerk was gericht op de uitbuiting van die [benadeelde partij 1] in de prostitutie. Met de door aangeefster verdiende gelden kon verdachte zijn leven, waaronder veel casinobezoeken, bekostigen. In het kader van het oogmerk van seksuele uitbuiting wijst de rechtbank niet alleen op de verklaring van aangeefster en de informatie over verdachtes inkomenspositie, maar ook specifiek op het in de bewijsmiddelen aangehaalde bericht van verdachte aan aangeefster van 12 november 2016. Dit bericht is een reactie op een bericht van [benadeelde partij 1] waarin zij aangeeft het werk als prostituee niet meer aan te kunnen. Verdachte schrijft dan aan haar:
“Jawel en ik zal je erin steune en helpe we hebben het nodig aub ik zal je steune ik kom eraan je geeft geen antw alles komt goed”
Dwingen of bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (artikel 273f lid 1 sub 4 Sr)
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verdachte aangeefster door middel van de hierboven genoemde middelen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en dus tot het verrichten van arbeid en diensten van seksuele aard.
Dwingen of bewegen tot het bevoordelen uit de opbrengst (artikel 273f lid 1 sub 9 Sr)
Uit de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven omtrent de dwangmiddelen en (het oogmerk van) uitbuiting is overwogen blijkt verder dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van aangeefster, alsmede dat hij aangeefster heeft bewogen tot het afstaan van (een groot deel van) de opbrengsten uit haar prostitutiewerkzaamheden.
Opzettelijk voordeel trekken uit seksuele uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 6 Sr)
Uit de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van aangeefster.
Periode
Op grond van de verklaringen van aangeefster en de in november 2016 verstuurde berichten tussen verdachte en aangeefster acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het ten laste gelegde plaatsvond in de periode van juli 2015 tot en met november 2016.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals dit hieronder bewezen is verklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 07 augustus 2017 te Vlijmen Nederland, [benadeelde partij 1] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met brandstichting en met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij opzettelijk dreigend die [benadeelde partij 1] per brief (zakelijk weergegeven) de woorden toegevoegd je moet bij me terug komen en je mag niets tegen je ouders zeggen, anders steek ik je huis in de fik en pomp ik het vol gas en plak ik er C4 op, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
2.
omstreeks 07 augustus 2017 te Vlijmen, gemeente Heusden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee strings/slips, toebehorende aan [benadeelde partij 1] .
3.
in de periode (A) van ongeveer 01 november 2016 tot en met 31
december 2016 te Alphen aan den Rijn en/of Utrecht en/of elders in Nederland,
in de periode (B) van 01 juni 2017 tot en met 18 juli 2017
te Utrecht en/of Vlijmen en/of elders in Nederland,
telkens [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, immers
(A)
- heeft verdachte opzettelijk dreigend aan die [benadeelde partij 1] een kogel (patroon) gegeven
- en daarbij heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] dreigend de woorden toegevoegd "als je ooit voor werk of privé met een andere jongen zal gaan, dan is deze kogel voor jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
- en heeft verdachte opzettelijk dreigend per WhatsApp aan die [benadeelde partij 1] een foto gestuurd met daarop die kogel (althans een soortgelijke kogel) met daarnaast een pistool
en
(B)
- heeft verdachte opzettelijk dreigend aan die [benadeelde partij 1] mails gestuurd met de inhoud "ik maak je kapot" en “jij bent dood";
4.
in de periode van 01 juli 2015 tot en met november 2016 te Utrecht en/of Zeist en/of Amersfoort en/of Zaandam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland,
A) een ander , te weten [benadeelde partij 1] , telkens
door geweld en dreiging met geweld en andere feitelijkheden en door misbruik van een kwetsbare positie
(sub 1°)
- heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [benadeelde partij 1]
en
(sub 4°)
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
en
(sub 9°)
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van
haar, [benadeelde partij 1], seksuele handelingen met een derde
en
B) (sub 6°)
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die ander, te weten [benadeelde partij 1] ,
immers is en/of heeft hij, verdachte,
een relatie met die [benadeelde partij 1] aangegaan en onderhouden en
tegen die [benadeelde partij 1] gezegd dat ze samen een toekomst gingen opbouwen en hij
daarvoor een bedrijf ging starten waar hij geld voor nodig had en
tegen die [benadeelde partij 1] gezegd dat hij erg grote bedragen had verloren in het
casino en
een of meer seksadvertenties waarop die [benadeelde partij 1] haar diensten aanbood op
websites als [website 2] en/of [website 1] aangemaakt en onderhouden en
telkens woningen heeft geregeld waar die [benadeelde partij 1] als prostituee kon werken
en
die [benadeelde partij 1] telkens vervoerd van en naar die woningen en
per sms de contacten de prostitutieklanten gelegd en/of onderhouden en/of
daarmee seksafspraken gemaakt voor die [benadeelde partij 1] en
bepaald hoeveel klanten die [benadeelde partij 1] op een dag moest ontvangen en
bepaald wanneer die [benadeelde partij 1] mocht ophouden na een dag werken en
bepaald dat die [benadeelde partij 1] ook als ze moe was en ziek was en pijn had toch
klanten moest ontvangen als prostituee en
die [benadeelde partij 1] bedreigd en fors mishandeld en
de privételefoon van die [benadeelde partij 1] kapot gemaakt en een camera in de
woning van die [benadeelde partij 1] opgehangen en die [benadeelde partij 1] veelvuldig gebeld /geappt
en aldus gecontroleerd wat die [benadeelde partij 1] deed en
die [benadeelde partij 1] gedwongen steeds minder in haar reguliere baan in de thuiszorg te
werken en steeds meer in de prostitutie te gaan werken en
al, althans een groot deel van, het geld dat die [benadeelde partij 1] met prostitutie
verdiende aan hem, verdachte, laten afgeven;
5.
op 8 maart 2017 te Alphen aan den Rijn,
[benadeelde partij 2] heeft bedreigd met zware mishandeling,
immers is verdachte opzettelijk dreigend met een honkbalknuppel in zijn opgeheven hand naar die [benadeelde partij 2] toegelopen;
6.
op 9 augustus 2017 te Utrecht,
een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een vuurwapen, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een enkelloops hagelgeweer, merk Gymo, model 9.388, kaliber 6mm BB,
en een wapen, van categorie I, onder 1°, te weten een vlindermes,
voorhanden heeft gehad.
7.
in de periode van ongeveer 01 november 2016 tot en met 31 december 2016 te Alphen aan den Rijn en/of Utrecht en/of elders in Nederland
voorhanden heeft gehad een (1) scherp patroon in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank beschouwt het als een kennelijke misslag dat onder 4 A meermalen ten laste is gelegd het woord ‘of’ in plaats van ‘en/of’, nu duidelijk is dat sprake is geweest van meerdere dwangmiddelen en handelingen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
bedreiging met brandstichting
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal.
Het onder 3 onderdeel A en B levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Het onder 4 bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel – als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht – op te leggen. Deze maatregel dient te bestaan uit een volledig contactverbod met [benadeelde partij 1] en [A] en hun beider familieleden. Voor iedere overtreding van deze maatregel dient verdachte 2 weken hechtenis te ondergaan. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf buitenproportioneel is. De raadsman heeft, in het geval de rechtbank ook het onder 4 ten laste gelegde bewezen acht, verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de thans lopende voorlopige hechtenis en naast deze onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met een proeftijd van 3 jaren. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen dan bijzondere voorwaarden verbonden worden, zoals een contactverbod met [benadeelde partij 1] en [A] en hun beider familieleden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze gedurende een periode van ongeveer 15 maanden schuldig gemaakt aan – kort gezegd – mensenhandel ten aanzien van het slachtoffer, zijn toenmalige vriendin. Hij heeft daarbij onder meer meerdere malen geweld tegen haar gebruikt, hetgeen heeft geresulteerd in fors lichamelijk letsel. Ook was er sprake van bedreiging met geweld, het controleren en isoleren van het slachtoffer en een situatie van voortdurende controle op het slachtoffer.
Mensenhandel is een vergaande manier van uitbuiting waarbij een ernstige inbreuk wordt gemaakt op fundamentele rechten als menselijke waardigheid en persoonlijke vrijheid. Bij slachtoffers van mensenhandel kunnen lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid blijven bestaan, waardoor zij ernstig kunnen worden belemmerd in hun relaties en hun deelname aan het maatschappelijke verkeer, hetgeen ook in de onderhavige strafzaak is gebleken. Verdachte heeft de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn vriendin, van wie hij wist dat zij kwetsbaar was, volledig miskend en zijn eigen financiële gewin op de voorgrond gesteld.
De impact die het gebeurde op het slachtoffer heeft gehad blijkt niet alleen uit haar verklaringen afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris, maar ook uit haar opgestelde slachtofferverklaring, die door de voorzitter ter terechtzitting is voorgelezen. Uit deze verklaring blijkt dat het slachtoffer nog dagelijks terugdenkt aan hetgeen verdachte haar heeft aangedaan, dat zij nog steeds leeft met een constante doordringende angst voor verdachte en dat zij de rest van haar leven met deze angst zal moeten doorbrengen.
De uitbuitingssituatie heeft een ernstige en langdurige nasleep gehad waaruit blijkt dat verdachte zijn slachtoffer niet los wilde laten. Zo heeft verdachte het slachtoffer per brief, per e-mail en in persoon bedreigd, heeft hij onrechtmatig de woning van het slachtoffer betreden en vanuit de woning persoonlijke spullen van het slachtoffer weggenomen. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een huisgenoot van het slachtoffer met een honkbalknuppel. Met zijn handelen heeft verdachte de slachtoffers angst aangejaagd en voor hun bedreigende situaties gecreëerd. Ook heeft hij aangetoond voor andermans eigendommen geen enkel respect te hebben.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een patroon, een op echt gelijkend imitatiewapen en een vlindermes.
De rechtbank heeft kennis genomen van het de verdachte betreffende strafblad van 19 december 2017. Hieruit blijkt dat verdachte recent niet meer met justitie in aanraking is gekomen en dat de laatste veroordeling dateert uit 2005. Deze veroordeling, ter zake van onder meer geweldsdelicten, is van te lang geleden om in strafverzwarende zin rekening mee te houden. Uit het strafblad blijkt verder dat aan verdachte in 2002 de PIJ-maatregel is opgelegd, en dat deze meerdere keren verlengd is. Hieruit kan worden afgeleid dat er in het verleden aanwijzingen zijn geweest voor problemen omtrent de (gedrags)ontwikkeling van verdachte.
Verdachte is ter observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum en over verdachte is naar aanleiding van deze observatie een rapport uitgebracht van 6 februari 2018. Uit dit rapport, opgemaakt door P.P. de Kloe, arts-assistent in opleiding tot psychiater, onder supervisie van A.E. Grochowska, psychiater, en P.E. Geurkink, GZ-psycholoog, blijkt onder meer dat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum heeft geweigerd. Door de weigering van verdachte kon er door de gedragsdeskundige onderzoekers geen inzicht worden gekregen in de belevingswereld van verdachte en wijze van psychisch functioneren. Zij konden wel vaststellen dat er uit het dossier duidelijke aanwijzingen naar voren komen van problematisch gokgedrag in het verleden, maar de onderzoekers konden onvoldoende zicht verkrijgen op de omvang en de gevolgen hiervan. Door de beperkte onderzoeksmogelijkheden hebben de gedragsdeskundigen geen stoornis bij verdachte kunnen vaststellen, zich onthouden van een uitspraak omtrent de mate van toerekenbaarheid en zich dus ook niet kunnen uitlaten over een eventuele doorwerking daarvan.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, verdachte in het kader van de straftoemeting ten aanzien van het bewezen verklaarde als volledig toerekeningsvatbaar beschouwen. De hiervoor genoemde aanwijzingen in het verleden voor problemen omtrent de (gedrags)ontwikkeling van verdachte kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet tot een ander oordeel leiden, gelet op het tijdsverloop en het feit dat er geen concrete informatie op dit punt beschikbaar is. De rechtbank weegt bij de straftoemeting wel in het nadeel van verdachte mee dat hij, ondanks deze aanwijzingen, heeft geweigerd mee te werken aan het psychiatrisch en psychologisch onderzoek.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank tevens de volgende omstandigheden mee:
  • de lange periode waarin het slachtoffer is uitgebuit, te weten ongeveer 15 maanden;
  • het forse geweld en de dreiging daarmee die gepaard gingen met de uitbuiting van het slachtoffer;
  • de kwetsbaarheid van het slachtoffer en het gegeven dat verdachte daarvan op hoogte was;
  • het feit dat verdachte het slachtoffer, nadat zij de relatie met hem had verbroken en duidelijk had aangegeven dat zij geen contact meer met hem wilde, per brief, per e-mail en in persoon heeft bedreigd en dat hij in haar woning is geweest;
  • het feit dat verdachte niet heeft aangetoond het laakbare van zijn handelen in te zien en hij voor zijn handelen geenszins verantwoordelijkheid heeft genomen. Integendeel, hij zet zichzelf neer als het slachtoffer van een wraakzuchtige ex-vriendin.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op al hetgeen hiervoor is afgewogen, in dit geval niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur. Bij de vaststelling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen in vergelijkbare gevallen is opgelegd. De rechtbank ziet in deze vergelijkbare gevallen aanleiding om in strafmatigende zin af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten acht de rechtbank het, overeenkomstig de officier, noodzakelijk dat aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel, zijnde een contactverbod met [benadeelde partij 1] en familieleden en [A] en familieleden, zal worden opgelegd voor de maximale duur van vijf jaren. Indien de verdachte zich niet houdt aan de geformuleerde maatregel zal verdachte telkens twee weken in hechtenis worden genomen, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en zal daarom bevelen dat de maatregel die verdachte wordt opgelegd dadelijk uitvoerbaar is.

9.Het beslag

De in deze rubriek gebruikte nummers verwijzen naar de door de officier van justitie overgelegde lijst van in beslag genomen voorwerpen, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting een beslaglijst overgelegd met daarin opgenomen een voorstel voor de afdoening van het beslag. Zij heeft onder meer gevorderd dat de zilveren laptop (
goednr. 2), de Samsung S5-telefoon (
goednr. 5) en de iPhone 6-telefoon (
goednr. 6) verbeurd zullen worden verklaard nu deze goederen zijn gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Voor het overige heeft zij, onbetwist, gevorderd dat de onder 1, 3, 4, 7, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 18, 19, 20 en 21 genummerde in beslag genomen goederen verbeurd worden verklaard. Daarnaast heeft zij voor de onder 8, 9, 16, 17 en 23 genummerde in beslag genomen goederen gevorderd de teruggave te gelasten. Laatstelijk heeft zij ten aanzien van de goederen genummerd onder 22 en 23 gevorderd dat deze zullen worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ter discussie zou kunnen staan of de inbeslaggenomen goederen, waarvan de officier de verbeurd verklaring heeft gevorderd, zijn gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Daarnaast heeft de raadsman benadrukt dat de hierboven genoemde gegevensdragers (
goednrs. 2, 5 en 6) persoonlijke foto’s bevatten van verdachte, zoals vakantiefoto’s en -filmpjes. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Hof Den Haag van 5 februari 2018 [60] heeft de raadsman betoogd dat, gelet op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van Mens, verdachte het recht heeft om de inhoud van de gegevensdragers in te zien en aan te geven welke bestanden op de gegevensdragers hij zou willen behouden. De gevorderde afdoening van de overige in beslag genomen goederen heeft de verdediging niet betwist.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde is begaan met behulp van de onder 1 tot en met 7, 10 tot en met 15 en 18 tot en met 21 genummerde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een fotocamera, een handgeschreven brief, een laptop, zes mobiele telefoons en zes simkaarten.
Deze goederen zullen daarom worden verbeurd verklaard.
De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder met betrekking tot de door de raadsman genoemde gegevensdragers (
goednrs. 2, 5 en 6) dat de door hem aangehaalde uitspraak van het Hof Den Haag niet tot gevolg heeft dat verdachte er recht op heeft om aan te geven welke bestanden hij zou willen behouden. Het hof heeft in de uitspraak aangegeven dat een belangenafweging moet plaatsvinden tussen de strafvorderlijke en maatschappelijke belangen bij onttrekking (
de rechtbank leest voor deze zaak: verbeurdverklaring) enerzijds en de persoonlijke belangen van de verdachte bij behoud c.q. verkrijging van de verzochte gegevensbestanden anderzijds. Bij die belangenafweging kan naar het oordeel van het hof onder meer worden betrokken het belang van de verdachte bij behoud c.q. verkrijging van de betreffende gegevensbestanden alsmede de mate waarin hij dat belang heeft onderbouwd. Verdachte heeft, anders dan in het door het Hof Den Haag geschetste geval, alleen aangegeven dat er vakantiefoto’s en -filmpjes op de gegevensdragers staan en dat hij deze graag wil hebben. Als de rechtbank dit – zeer summier onderbouwde – belang afweegt tegen het geschatte grote gemoeide tijdsbeslag voor de politie om samen met verdachte een selectie te maken van niet-strafbare privé bestanden van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de raadsman dient te worden afgewezen.
Teruggave
Met betrekking tot het in beslag genomen alarmpistool en A4-schrift (
goednr. 8 en 23) gelast de rechtbank de teruggave aan de verdachte, aangezien het strafvorderlijk belang zich daartegen niet verzet. De op de [adres] inbeslaggenomen kopieën (
goednr. 9) behoren aan mevrouw [D] toe en zullen derhalve aan haar worden teruggeven. Het inbeslaggenomen ondergoed (
goednrs. 16 en 17) behoort volgens de verklaringen van [benadeelde partij 1] , en de verklaring van verdachte aan mevrouw [benadeelde partij 1] toe en de rechtbank zal dan ook aan haar de teruggave gelasten van deze goederen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen imitatiewapen en vlindermes (
goednrs. 22 en 23) van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en zal deze goederen onttrekken aan het verkeer.

10.De benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft een schadebedrag gevorderd van in totaal € 61.000,-. Dit bedrag is opgebouwd uit de afgedragen inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden (€ 30.000,-), spaargeld afgestaan aan verdachte (€ 6.000,00,-) en immateriële schade (€ 25.000,-). De benadeelde partij heeft gevorderd deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en gevorderd aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op zijn verzoek tot integrale vrijspraak, primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering summier onderbouwd is. De rechtspraak waarnaar wordt verwezen acht de raadsman niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak. Het immateriële schadebedrag van de vordering dient volgens de raadsman te worden gematigd tot een symbolisch bedrag.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van het door verdachte bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de gevorderde materiële schadevergoeding, waarbij uitgegaan wordt van een gemiddelde verdienste van € 100,- per dag, toewijsbaar, met dien verstande dat uit het dossier is gebleken dat de werkweek van de benadeelde partij vier dagen telde en zij een periode van 15 maanden is uitgebuit. Bij herberekening op grond van deze omstandigheden wordt het bedrag vastgesteld op € 27.000,-.
De rechtbank zal de immateriële schade naar billijkheid begroten op een bedrag van
€ 15.000,-.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 42.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2016 (voor zowel de immateriële als de materiële schadevergoeding) tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel desgewenst aan de orde stellen in een procedure bij de burgerlijke rechter.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 42.0000,-, te vermeerderen met voornoemde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 245 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling door verdachte is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 38v, 57, 273f, 285, 310 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 t/m 7 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 t/m 7 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 t/m 7 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 jaren;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
- legt op de maatregel dat de verdachte:
voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] 1989, en [A] , geboren [geboortedatum] 1991, en hun familieleden;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden (180 dagen). Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel
- beveelt dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten [benadeelde partij 1] , van de voorwerpen genoemd op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, te weten de goederen met de nummers: 16 en 17;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen genoemd op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, te weten de goederen met de nummers: 23 en 28;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten [D] , van het voorwerp genoemd op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, te weten het goed met het nummer: 9;
- gelast de verbeurd verklaring van de voorwerpen genoemd op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, te weten de goederen met de nummers: 1 t/m 7, 10 t/m 15, 18, 19, 20 en 21;
- gelast de onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, te wetende goederen met de nummers: 22 en 24;
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot een bedrag van € 42.000,- (zegge: tweeënveertig duizend euro), bestaande uit € 27.000,- (zegge: zevenentwintig duizend euro) aan materiële schade en € 15.000,- (zegge: vijftien duizend euro) aan immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te bepalen van
€ 42.000,- (zegge: tweeënveertig duizend euro), bestaande uit € 27.000,- (zegge: zevenentwintig duizend euro) aan materiële schade en € 15.000,- (zegge: vijftien duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met hechtenis van 245 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. E.M. de Stigter en A.R. Creutzberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel en J.J. Veldhuizen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 augustus 2017 te Utrecht en/of Vlijmen en/of elders in
Nederland, [benadeelde partij 1] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd
met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling, immers heeft hij opzettelijk dreigend die [benadeelde partij 1] per brief
(zakelijk weergegeven) de woorden toegevoegd
je moet bij me terug komen en/of je mag niets tegen je ouders en/of de
politie zeggen, anders steek ik je huis in de fik en/of pomp ik het vol gas en/of plak ik er
C4 op, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode ongeveer 15 juni 2017 tot en met van 07
augustus 2017 te Vlijmen, gemeente Heusden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee althans een string(s)/slip(s), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen strings/slips onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak en/of verbrekening en/of door middel van een of meer
valse sleutels en/of door middel van inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode (A) van ongeveer 01 november 2016 tot en met 31
december 2016 te Alphen aan den Rijn en/of Utrecht en/of elders in Nederland,
en/of in of omstreeks de periode (B) van 01 juni 2017 tot en met 18 juli 2017
te Utrecht en/of Vlijmen en/of elders in Nederland,
(telkens) [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers
(A)
- heeft verdachte opzettelijk dreigend aan die [benadeelde partij 1] een kogel (patroon) gegeven
- en/of (daarbij) heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] dreigend de woorden toegevoegd "als je ooit voor werk of prive met een andere jongen zal gaan, dan is deze
kogel voor jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
- en/of heeft verdachte opzettelijk dreigend per whatsapp aan die [benadeelde partij 1] een foto gestuurd met daarop die kogel (althans een soortgelijke kogel) met daarnaast een pistool
en/of
(B)
- heeft verdachte opzettelijk dreigend aan die [benadeelde partij 1] mails gestuurd met de inhoud "ik maak je kapot" en/of jij bent dood" en /of "ik ga je pakken";
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2015 tot en met 30 juni 2017 te
Utrecht en/of Zeist en/of Amersfoort en/of Zaandam en/of Rotterdam en/of
elders in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [benadeelde partij 1] ,
(telkens)
door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
(sub 1°)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [benadeelde partij 1]
en/of
(sub 4°)
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat die [benadeelde partij 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen
tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
en/of
(sub 9°)
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van
zijn/haar/hun, [benadeelde partij 1], seksuele handelingen met en/of voor een derde
en/of
B)(sub 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die/een ander of anderen, te weten naam [benadeelde partij 1] ,
immers is en/of heeft hij, verdachte,
een (exclusieve) relatie met die [benadeelde partij 1] aangegaan en/of onderhouden en/of
tegen die [benadeelde partij 1] gezegd dat ze samen een toekomst gingen opbouwen en hij
daarvoor een bedrijf ging starten waar hij geld voor nodig had en/of
tegen die [benadeelde partij 1] gezegd dat hij (erg) grote bedragen had verloren in het
casino en/of
een of meer sexadvertenties waarop die [benadeelde partij 1] haar diensten aanbood op
websites als [website 2] en/of [website 1] (aan)gemaakt en/of onderhouden en/of
telkens woningen heeft geregeld waar die [benadeelde partij 1] als prostituee kon werken
en/of
die [benadeelde partij 1] telkens vervoerd van en naar die woningen en/of
(per sms) de contacten de prostitutieklanten gelegd en/of onderhouden en/of
daarmee sexafspraken gemaakt voor die [benadeelde partij 1] en/of
bepaald hoeveel klanten die [benadeelde partij 1] op een dag moest ontvangen en/of
bepaald wanneer die [benadeelde partij 1] mocht ophouden na een dag werken en/of
bepaald dat die [benadeelde partij 1] ook als ze moe was en/of ziek was en/of pijn had toch
klanten moest ontvangen als prostituee en/of
die [benadeelde partij 1] (telkens) bedreigd en/of (fors) mishandeld en/of
de (privé) telefoon van die [benadeelde partij 1] kapot gemaakt en/of een camera in de
woning van die [benadeelde partij 1] opgehangen en/of die [benadeelde partij 1] veelvuldig gebeld /geappt
en /of (aldus) gecontroleerd wat die [benadeelde partij 1] (de hele dag en nacht) deed en/of
die [benadeelde partij 1] gedwongen steeds minder in haar reguliere baan in de thuiszorg te
werken en steeds meer in de prostitutie te gaan werken en/of
alle, althans een groot deel van het geld dat die [benadeelde partij 1] met prostitutie
verdiende geld aan hem, verdachte, laten afgeven althans van haar afgepakt;
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht
5.
(pv p 796 ev)
hij op of omstreeks 08 maart 2017 te Alphen aan den Rijn, in elk geval in
Nederland,
[benadeelde partij 2] (meermalen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 2] dreigend de woorden toegevoegd :"ik sla je tanden uit je mond en/of je kan de rest van je leven uit een rietje eten",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
immers is en/of heeft verdachte opzettelijk dreigend met een honkbalknuppel in zijn (opgeheven) hand naar die [benadeelde partij 2] toegelopen
en/of
die [benadeelde partij 2] daarbij opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd:
"je moet op je tellen passen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 09 augustus 2017 te Utrecht, en/of elders in Nederland,
(pv p 775 e.v.) (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten (een) nabootsing(en) van (een) vuurwapen, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) enkelloops hagelgeweer, merk Gymo, model 9.388, kaliber 6mm BB,
en/of (pv p 775) een wapen(s),van categorie I, onder 1°, te weten een vlindermes
voorhanden heeft gehad
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
7.
(pv p 785 e.v.)
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 november 2016 tot en met 31
december 2016 te Alphen aan den Rijn en/of Utrecht en/of elders in Nederland,
voorhanden heeft gehad een (1) scherp patroon, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2017243992 (onderzoek HUNZE), opgemaakt door politie Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, doorgenummerd 1 tot en met 1469. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 1] d.d. 8 augustus 2017, pag. 114.
3.Idem, pag. 115.
4.Brief, pag. 117.
5.Brief, pag. 119.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2018.
7.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 1] d.d. 10 augustus 2017, pag. 150.
8.Proces-verbaal van aangifte van verhoor aangeefster [benadeelde partij 1] d.d. 8 augustus 2017, pag. 121.
9.Idem, pag. 122.
10.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] d.d. 18 juli 2017, pag. 205.
11.Idem, pag. 207.
12.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pag. 76.
13.Proces-verbaal van digitaal onderzoek van [verbalisant 1] , pag. 519.
14.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , pag. 525.
15.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , pag. 785.
16.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2018.
17.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] , pag. 208.
18.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 17 oktober 2017, pag. 876.
19.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van [verbalisant 5] , pag. 75 en 76;
20.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , pag. 774 t/m 776.
21.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2018.
22.Proces-verbaal ‘informatief gesprek mensenhandel’ met [benadeelde partij 1] , pag. 137 en 138.
23.Idem, pag. 139.
24.Idem, pag. 140.
25.Idem, pag. 141.
26.Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde partij 1] d.d. 9 augustus 2017, pag. 144.
27.Idem, pag. 145.
28.Idem, pag. 146.
29.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde partij 1] d.d. 10 augustus 2017, pag. 151.
30.Idem, pag. 152.
31.Proces-verbaal van verhoor van [benadeelde partij 1] d.d. 26 oktober 2017, pag. 175.
32.Idem, pag. 175.
33.Idem, pag. 176.
34.Idem, pag. 177.
35.Idem, pag. 178.
36.Idem, pag. 179.
37.Proces-verbaal van verhoor van [benadeelde partij 1] d.d. 8 november 2017, pag. 182.
38.Proces-verbaal van verhoor van [benadeelde partij 1] d.d. 8 november 2017, pag. 183-184.
39.Medische verklaring van huisarts [naam huisarts] , pag. 254.
40.Bijlage bij medische verklaring van huisarts, pag. 272.
41.Proces-verbaal van bevindingen (bevindingen Simkaart) van [verbalisant 1] , pag. 541 en 547.
42.Proces-verbaal van bevindingen (bevindingen OneTouch 1016D) van [verbalisant 1] , pag. 578 en 586.
43.Proces-verbaal van bevindingen (laptop HP Elitebook) van [verbalisant 2] , pag. 523.
44.Idem, pag. 525.
45.Idem, pag. 529.
46.Proces-verbaal van bevindingen (Samsung Galaxy S5 Mini) van [verbalisant 6] , pag. 662.
47.Idem, pag. 663 en bijlage, pag. 694.
48.Proces-verbaal van verhoor van [benadeelde partij 2] , pag. 797.
49.Idem, pag. 799.
50.Proces-verbaal van verhoor de rechter-commissaris betreffende het verhoor van [B] d.d. 17 mei 2018.
51.Proces-verbaal van verhoor van [C] , pag. 867.
52.Idem, pag. 868.
53.Idem, pag. 869.
54.Proces-verbaal van bevindingen (n.a.v. aanvraag 126nd Holland Casino) van [verbalisant 7] , pag. 280.
55.Idem, pag. 281.
56.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, opgemaakt door [verbalisant 8] , pag. 899 en 890.
57.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, opgemaakt door [verbalisant 8] , pag. 908.
58.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 64.
59.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2018.
60.Hof Den Haag 3 mei 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1074.