ECLI:NL:RBMNE:2018:2630

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
16/660034-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een rechtspersoon in een hennepkwekerijzaak

Op 12 juni 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [bedrijfsnaam] B.V., waarbij de rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen heeft verklaard en de verdachte vrijgesproken. De zaak betreft de verdenking dat de rechtspersoon in de periode van 19 juli 2014 tot 30 september 2014 te Maarssen, samen met anderen, opzettelijk 415 hennepplanten heeft geteeld en/of aanwezig heeft gehad in een pand. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 29 mei 2018 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. M.H. Hoogendam, en de verdediging, vertegenwoordigd door dhr. [A] en mr. M.C.A. Geerts, hun standpunten naar voren hebben gebracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er goederen in het pand zijn aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met een hennepkwekerij, maar dat er onvoldoende bewijs is dat de rechtspersoon als dader kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft overwogen dat de gedragingen niet passen binnen de normale bedrijfsvoering van [bedrijfsnaam] B.V., die zich richt op de verkoop van scooters en bromfietsen. De enkele aanwezigheid van een hennepkwekerij in het gehuurde pand is niet voldoende om de rechtspersoon als dader aan te merken.

Daarom heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660034-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 juni 2018
in de strafzaak tegen
[bedrijfsnaam] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres].

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 mei 2018. De onderhavige strafzaak is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de ontnemingsvordering tegen de verdachte, bekend onder hetzelfde parketnummer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.H. Hoogendam en van hetgeen verdachte, vertegenwoordigd door dhr. [A], en mr. M.C.A. Geerts, advocaat te Oirschot, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 19 juli 2014 tot 30 september 2014 te Maarssen (in een pand aan de [adres]), samen met (een) ander(en), al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk 415 hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, met dien verstande dat sprake is geweest van het medeplegen van het aanwezig hebben van een hoeveelheid hennepplanten. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte schuldig te verklaren, maar geen straf of maatregel op te leggen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat in het pand van [bedrijfsnaam] B.V. weliswaar goederen zijn aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met een hennepkwekerij, maar dat daarmee niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat in de ten laste gelegde periode in dat pand een hennepkwekerij aanwezig is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In deze zaak staat de vraag centraal of de rechtspersoon [bedrijfsnaam] B.V. als (mede)dader van het hiervoor genoemde feit kan worden aangemerkt. De rechtbank zal allereerst de vraag te beantwoorden of in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] – kort gezegd – in de tenlastegelegde periode een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig is geweest.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
I.
Naar aanleiding van een anonieme melding heeft H.J. Spiegels, in dienst van Stedin BV, op verzoek van de politie in de periode van 12 september 2014 omstreeks 8:08 uur tot 19 september 2014 omstreeks 07:36 uur een netmeting geplaatst op de locatie [adres] te [vestigingsplaats]. Na het uitlezen van deze meting werd de cyclus van 12 uur zichtbaar, dit is de gemiddelde tijd van een in werking zijnde hennepkwekerij. [1]
De politie heeft op 30 september 2014 het bedrijfspand gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] betreden. [2] Op de tweede verdieping bevond zich een gedeelte dat gescheiden was door een wand. In het midden van deze wand was een toegangsdeur gesitueerd waarachter zich een keuken bevond. In deze keuken werden verschillende goederen aangetroffen die gebruikt worden ten behoeve van de kweek van hennepplanten. Ook werden er diverse resten van hennepplanten aangetroffen. Er heeft een representatieve bemonstering van een aantal hennepresten plaatsgevonden. De cannabistest van deze monsters gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet. In de keuken stond tevens een watervat, inclusief dompelpomp. Er stonden twee gebruikte koolstoffilters en een slakkenhuisventilator in deze ruimte. In een andere ruimte op de tweede verdieping werden honderden bloempotten aangetroffen. Op deze bloempotten was een op kalk gelijkende afzetting zichtbaar. [3]
In de ruimte waar het watervat stond werd een weekplanner aangetroffen. In de weekplanner staat bij verschillende data woorden vermeld als “water” en “voeding” vermeld. Verder staat bij 19 juli 2014 vermeld: “erin gezet” en staat bij 17 september 2014 vermeld: “xxxxxxx”. [4]
Bij controle van de elektrische installatie in de meterkast bleek dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitingskast was verbroken en dat er aan de bovenzijde van de hoofzekering(en) een illegale afsluiting was bijgeplaatst en aangesloten. Volgens de verbalisant en een fraudespecialist van Stedin Netbeheer B.V. werd zodoende de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij niet gemeten door de elektriciteitsmeter.
Op 30 september 2014 heeft er nog een nameting op het adres [adres] te [vestigingsplaats] plaatsgevonden. Deze meting wees uit dat er geen cyclus van 12 uur meer werd waargenomen.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven, in onderling verband en samenhang bezien, bewezen dat zich in de ten laste gelegde periode in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] een hennepkwekerij bevond. In hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een andersluidend oordeel te komen.
II.
De besloten vennootschap [bedrijfsnaam] is een rechtspersoon als bedoeld in artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht. Om vast te kunnen stellen dat verdachte als dader van voornoemd strafbaar feit kan worden aangemerkt, dient de rechtbank vervolgens de vraag te beantwoorden of de verrichte gedragingen en het opzet daarop aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer de arresten van 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938 en 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733) kan een rechtspersoon worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. De vraag wanneer een (verboden) gedraging in redelijkheid kan worden toegerekend, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon is verricht. De Hoge Raad heeft over de vraag wanneer sprake zou kunnen zijn van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon een aantal relevante omstandigheden genoemd, waaronder of de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en of de gedraging de rechtspersoon dienstig is geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat in het door [bedrijfsnaam] B.V. gehuurde pand een hennepkwekerij aanwezig is geweest, niet maakt dat de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon of dat de gedraging de rechtspersoon dienstig is geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf gelet erop dat uit informatie van de Kamer van Koophandel kort gezegd, blijkt dat [bedrijfsnaam] B.V. haar bedrijf maakt van de verkoop van en handel in scooters en bromfietsen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde.
4.4
BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter, mrs. K.J. Veenstra en M.W.V. van Duursen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel en J.J. Veldhuizen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juni 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
[bedrijfsnaam] B.V. in of omstreeks de periode van 19 juli 2014 tot 30
september 2014 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een
beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of laten telen en/of bereid
en/of laten bereiden en/of bewerkt en/of laten bewerken en/of verwerkt en/of
laten verwerken, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand
aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 415, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet

Voetnoten

1.Bijlage bij het proces-verbaal van relaas [verbalisant] d.d. 12 januari 2015, p. 12.
2.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant] d.d. 6 oktober 2014 , p. 14.
3.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant] d.d. 6 oktober 2014, p. 15.
4.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant] d.d. 6 oktober 2014, p. 41.