In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juni 2018 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van een overleden persoon, hierna aangeduid als erflater. Het verzoek is ingediend door de ex-echtgenote van erflater, aangeduid als verzoekster, die stelt dat de huidige executeur, aangeduid als verweerster, tekortschiet in haar verplichtingen. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift dat op 5 oktober 2017 is ingediend, en de aanvullende stukken die op 3 januari 2018 zijn ontvangen. De zitting vond plaats op 29 maart 2018, waar beide partijen aanwezig waren, evenals de dochter van erflater.
De rechtbank heeft vastgesteld dat erflater bij testament een executeur heeft benoemd, die de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard. Verzoekster stelt dat verweerster ongeschikt is om de nalatenschap af te wikkelen, omdat zij tegenstrijdige belangen heeft en niet adequaat reageert op verzoeken van verzoekster. De rechtbank heeft de boedelbeschrijving en de financiële situatie van de nalatenschap beoordeeld, en geconcludeerd dat verweerster niet over de benodigde deskundigheid beschikt om de complexe nalatenschap af te wikkelen. Bovendien is er sprake van tegenstrijdige belangen, aangezien verweerster ook schulden heeft aan de nalatenschap.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om mr. P.J. van de Kar te benoemen als vereffenaar van de nalatenschap, omdat hij bereid is deze taak op zich te nemen en verweerster geen bezwaar heeft gemaakt tegen zijn benoeming. De rechtbank heeft het verzoek van verweerster om proceskosten te vergoeden afgewezen, omdat zij in het ongelijk is gesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de griffier opgedragen om de benoeming van de vereffenaar in het boedelregister in te schrijven.