ECLI:NL:RBMNE:2018:2155

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
16/652481-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere bedrijfsinbraken met DNA-bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere inbraken in bedrijfspanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 2006 tot 2015 in verschillende bedrijfspanden in Utrecht en Lopik heeft ingebroken. De verdachte is niet verschenen op de terechtzitting, maar zijn raadsvrouw heeft de verdediging gevoerd. De officier van justitie, mr. N. Schapendonk, heeft de vordering ingediend en de rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van beide partijen.

De tenlastelegging omvatte zes feiten, waarbij de verdachte werd beschuldigd van diefstal met braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er DNA-bewijs was dat de verdachte verbond aan de verschillende inbraken. De verdediging heeft betoogd dat de redelijke termijn voor vervolging was overschreden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de proceshouding van de verdachte en de lange periode waarin de feiten zich hebben voorgedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte geen respect heeft getoond voor andermans eigendommen en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/652481-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 mei 2018. De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen door de (door verdachte gemachtigde) raadsvrouw mr. L. Toet, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 10 januari 2006 tot en met 11 januari 2006 te Utrecht een inbraak in een bedrijfspand gelegen aan de [adres] heeft gepleegd en daarbij (een) computerscherm(en) en/of (een) systeemkast(en) en/of een toetsenbord(en) heeft weggenomen;
feit 2: in de periode van 6 oktober 2006 tot en met 7 oktober 2006 te Lopik een inbraak in een bedrijfspand gelegen aan de [adres] heeft gepleegd en daarbij een/meerdere (sloffen) sigaretten heeft weggenomen;
feit 3: in de periode van 14 september 2009 tot en met 15 september 2009 te Utrecht een inbraak in een bedrijfspand gelegen aan de [adres] heeft gepleegd en daarbij (een) mobiele telefoon(s) en/of (een) fotocamera(‘s) en/of (een) cameralen(s)(zen) en/of (een) boekenbon(nen) en/of een verrekijker heeft weggenomen;
feit 4: in de periode van 25 april 2014 tot en met 28 april 2014 te Utrecht samen met (een) ander(en) een inbraak in een bedrijfspand gelegen aan de [adres] heeft gepleegd en daarbij een hoeveelheid geld en/of (een) VVV-bon(nen) heeft weggenomen;
feit 5: (
primair) op 26 maart 2015 te Utrecht samen met (een) ander(en) een inbraak in een bedrijfspand gelegen aan de [adres] heeft gepleegd en daarbij een hoeveelheid contant geld en/of (een) VVV-bon(nen) en/of (een) laptop(s) en/of een computermuis en/of een adapter en/of een creditcard en/of een laptoptas heeft/hebben weggenomen; dan wel
(
subsidiair) dat hij toen samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd in dat pand in te breken;
feit 6: op 17 juli 2015 te Utrecht een inbraak in een bedrijfspand gelegen aan de [adres] heeft gepleegd en daarbij een hoeveelheid contant geld heeft weggenomen.

3.VOORVRAGEN

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat zij bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat in verband met overschrijding van de redelijke termijn het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, ten aanzien van alle feiten dan wel – subsidiair – in ieder geval ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4. Daartoe heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat de redelijke termijn is geschonden omdat het Openbaar Ministerie de zaak 9 jaar heeft laten liggen. Immers, in 2009 was volgens de raadsvrouw bij het Openbaar Ministerie al bekend dat er een match bestond tussen aangetroffen bloed en de verdachte. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het Openbaar Ministerie dermate lang heeft gewacht met het aanbrengen van de onderhavige zaak ter terechtzitting dat daarmee sprake is van schending van de redelijke termijn. In dat kader heeft zij er op gewezen dat verdachte op 25 juli 2016 is aangehouden, het onderzoek in de onderhavige zaak toen reeds was afgerond en dat een andere zaak van verdachte ter terechtzitting van deze rechtbank van 2 februari 2017 is aangebracht. De onderhavige zaak had het Openbaar Ministerie destijds ook kunnen aanbrengen.
3.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ontvankelijk is in de vervolging en verwijst hierbij naar een uitspraak van de Hoge Raad van 17 juni 2008 [1] waarin is bepaald dat overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Van overschrijding van de redelijke termijn is volgens de officier van justitie weliswaar geen sprake geweest, maar zij zal bij haar te vorderen straf wel rekening houden met het totale tijdsverloop.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat op 14 december 2009 een match gevonden werd tussen een DNA-profiel uit de Nederlandse databank en een DNA-profiel uit de Franse databank. Op 2 mei 2016 is een rechtshulpverzoek gedaan aan de Franse autoriteiten met de vraag welke identiteit bij het DNA-profiel hoorde. Na de reactie van de Franse autoriteiten van 8 juni 2016, waarbij de gegevens van verdachte werden uitgeleverd, is verdachte op 25 juli 2016 aangehouden. Dit vonnis wordt gewezen op 15 mei 2018.
De rechtbank overweegt allereerst dat uit rechtspraak van de Hoge Raad van 13 november 2012 volgt dat een overschrijding van de redelijke termijn, zelfs in uitzonderlijke gevallen, niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. [2]
Voorts overweegt de rechtbank dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Deze in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde waarborg strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte onnodig lang onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
In dit geval is de termijn aangevangen op het moment van de aanhouding van verdachte op 25 juli 2016. Dit betekent dat bij het wijzen van dit vonnis op 15 mei 2018 nog geen twee jaar is verstreken en derhalve van overschrijding van de redelijke termijn geen sprake is.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw en oordeelt dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
3.4
Schorsing van de vervolging
De rechtbank stelt vast dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten (primair) wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Met betrekking tot het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gesteld dat zich voor het medeplegen weliswaar aanwijzingen in het dossier bevinden, maar dat deze aanwijzingen onvoldoende zijn voor een bewezenverklaring van het medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, met uitzondering van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde, integrale vrijspraak bepleit. Met betrekking tot het onder feit 5 subsidiair ten laste gelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [3]
Feit 1 t/m 6
Een proces-verbaal van relaas d.d. 17 augustus 2016, dossierpagina’s 8 t/m 13, inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 1] :
Tijdens deze controle is er een match gevonden tussen een DNA-profiel uit Nederland en een DNA-profiel uit Frankrijk. Het Nederlandse profiel met kenmerk 2004.10.28.012AEH937#1 is onderdeel van cluster 3198. (…) Deze komt overeen met de Franse DNA-profielcode 000972507000. [4] (…) In deze reactie stonden de persoonsgegevens van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] in Marokko genoemd als gekoppeld aan DNA-profielcode 000972507000. (…) Het DNA-cluster 3198 betreft een verzameling van meerdere DNA-sporen met hetzelfde profiel. [5]
Feit 1
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 13 januari 2006, dossierpagina’s 101 t/m 103, inclusief bijlage goederen, inhoudende – zakelijk weergegeven – de aangifte van [aangever 1] , namens [C] :
Ik ben gerechtigd om aangifte te doen namens mijn werkgever [C] . Ik ben werkzaam in de tandartsenpraktijk welke gevestigd is aan de [adres] , pandnummer [nummer] , te [vestigingsplaats] . Ik hoorde vandaag (…) dat mijn collega op dinsdag 10 januari 2006, omstreeks 16:00 uur de praktijkruimte heeft afgesloten en in goede staat achtergelaten. Mijn collega (…) ontdekte vervolgens op woensdag 11 januari 2006 (…) een vernield raam aan de voorzijde van het pand. (…) In de praktijkruimte is een 19 inch computerscherm weggenomen. (…) Tevens is een systeemkast weggenomen (…). [6] (…) Het toetsenbord van het merk Logitech was tevens verdwenen. (…) In het gehele pand waren bloedsporen te vinden. (…) Deze bloedsporen lagen er voorheen niet. [7] (…)
Een proces-verbaal van onderzoek technische recherche d.d. 11 januari 2006, dossierpagina’s 104 en 105, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 2] :
Proces-verbaal van het op 11 januari 2006 door ons (…) ingesteld onderzoek in/rond perceel [adres] te [vestigingsplaats] (…).(…) Met een niet vast te stellen voorwerp sloeg de dader een ruit kapot welke aan de linkerzijde van de voordeur was gesitueerd. (…) Hierbij troffen wij op een wit A4 papier welke op het bureau in de behandelkamer op de eerste verdieping lag enkele bloedspatten aan. [8] (…)
(…)
Spooromschrijving: bloed
Veiliggesteld: bemonsterd
Vindplaats: papier op bureau
Bijzonderheden: bloed spatten aangetroffen op papier
DNA zegel: ADK973 (…). [9]
Een bijlage met betrekking tot het DNA-profielcluster 3198 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 26 januari 2016:
DNA-identiteitszegel: ADK973#01
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard [10]
Feit 2
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 10 oktober 2006, dossierpagina’s 106 t/m 109, inclusief bijlage goederen, inhoudende – zakelijk weergegeven – de aangifte van [aangever 2] , namens [bedrijfsnaam 1] :
Ik ben werkzaam als demontagemedewerker bij het bedrijf genaamd [bedrijfsnaam 1] , gelegen aan de [adres] , perceel [nummer] , te [vestigingsplaats] en als zodanig bevoegd tot het doen van aangifte. Op vrijdag 6 oktober 2006, omstreeks 18.00 uur, is de kantoorruimte en de loods afgesloten en onbeschadigd achtergelaten. (…) Toen ik op zaterdag 7 oktober 2006 (…) bij de loods kwam zag ik dat er was ingebroken. Ik zag dat er een ruit was vernield (…). (…) Ik zag dat er vanuit de derde kast twee sloffen met sigaretten weggenomen waren. [11]
Een proces-verbaal van onderzoek technische recherche d.d. 7 oktober 2006, dossierpagina’s 110 en 111, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van [verbalisant 3] :
Proces-verbaal van het op 7 oktober 2006 door mij (…) ingesteld onderzoek in/rond perceel [adres] te [vestigingsplaats] . (…) De ruit van dit raam werd vernield. Men klom naar binnen en doorzocht het kantoor. Men nam rookwaren weg. (…) Op verschillende plaatsen werden door mij sporen van bloed aangetroffen.
(…)
Spooromschrijving: bloed
Veiliggesteld: bemonsterd
Vindplaats: vernielde ruit
DNA zegel: DAA665 [12]
Een bijlage met betrekking tot het DNA-profielcluster 3198 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 26 januari 2016:
DNA-identiteitszegel: DAA665#01
Soort DNA-profiel: enkelvoudig
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard [13]
Feit 3
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 15 september 2009, dossierpagina’s 115 t/m 122, inclusief bijlagen, inhoudende – zakelijk weergegeven – de aangifte van [aangever 3] , namens [kerk] :
Ik ben bestuurslid van de parochie en ben daarom gemachtigd tot het doen van aangifte. Tevens ben ik zelf ook benadeelde. (…) Ik vermoed dat het feit gepleegd is tussen maandag 14 september 2009, omstreeks 23.00 uur, en dinsdag 15 september 2009, omstreeks 07.00 uur. Ik weet dit omdat om 23.00 uur op 14 september 2009 de laatste mensen zijn weggegaan en ik toen de deur heb afgesloten. Ik zag toen dat alles nog in goede staat was. Vandaag, 15 september 2009 (…) zag ik dat mijn voordeur opengebroken was. (…) De kerk bestaat uit een aantal kantoren, één woning en het parochie zelf. [14] (…) Ik zag dat de dader(s) via ruimte 20 de kerk zijn binnengekomen. Ik zag namelijk dat daar een raam stuk was. [15] (…) Ik zag toen dat er een aantal goederen waren weggenomen. (…)
Weggenomen goederen:
Mobiele telefoon van het merk Alcatel
2 fotocamera’s
200 euro aan boekenbonnen en een verrekijker. [16] (…)
Deze goederen zijn allemaal uit mijn woning weggenomen.
Goederenbijlage: (…)
Soort: lens
Hoeveelheid: 2 stuks (…) [17]
Een proces-verbaal van onderzoek technische recherche d.d. 15 september 2009, dossierpagina’s 123 t/m 125, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van [verbalisant 4] :
Proces-verbaal van het op 15 september 2009 door mij (…) ingesteld onderzoek in/rond perceel [adres] te [vestigingsplaats] . (…) Van een ruit van ongeveer 40 bij 40 cm zijn de glaslatten verwijderd en de dubbelglasruit vernield. (…) . Op meerdere plaatsen zag ik sporen van vers bloed; bij het inklimraam, op het kozijn van de deur van het kantoortje, op het kozijn van de deur naar de woning, op een scanner en op het vluchtraam. [18] (…)
Spooromschrijving: bloed
Veiliggesteld: bemonsterd
Vindplaats: scanner
Bijzonderheden: AABQ2926NL [19]
Een bijlage met betrekking tot het DNA-profielcluster 3198 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 26 januari 2016:
DNA-identiteitszegel: AABQ2926NL#01
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard [20]
Feit 4
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 28 april 2014, dossierpagina’s 126 t/m 129, inclusief bijlage goederen, inhoudende – zakelijk weergegeven – de aangifte van [aangever 4] , namens [stichting 1] :
Ik ben werkzaam bij de [stichting 1] . Deze stichting is gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [21] (…) Op vrijdag 25 april 2014, omstreeks 17.00 uur was ik nog in het pand. Alles was toen afgesloten en in goede staat achtergelaten. Op maandag 28 april 2014, omstreeks 7.45 uur was ik weer in het pand. (…) Ik zag dat de kas en het geldkistje op tafel lagen. Toen ik glas onder mijn voeten hoorde knarsen heb ik de politie gebeld. (…) In totaal is er 1778 euro uit de portemonnee weggenomen. In het geldkistje zat 170 euro, ook dat is weggenomen. Ook was er een VVV-bon weggenomen ter waarde van 15 euro. [22]
Een proces-verbaal “sporenonderzoek” d.d. 29 april 2014, dossierpagina’s 137 t/m 140, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op maandag 28 april 2014 (…) is onderzoek verricht (…). Het onderzoek werd verricht in een kantoor te [adres] , [vestigingsplaats] . [23] (…) Op het balkon forceerde men met een onbekend breekvoorwerp een ruit van de linker stolpdeur. [24] (…) Wij zagen dat zich op de deurkrukken, aan beide zijden van de kantoordeur, vegen van een rood/bruine substantie bevond. (…)
De volgende sporen (…) werden (…) veiliggesteld: (…)
SIN AAHE3114NL, bloed, wattenstaafje, op de deurklink binnenzijde kamer. [25]
Een bijlage met betrekking tot het DNA-profielcluster 3198 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 26 januari 2016:
DNA-identiteitszegel
:AAHE3114NL#01
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard [26]
Feit 5, primair
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 26 maart 2015, dossierpagina’s 141 t/m 148, inclusief bijlagen, inhoudende – zakelijk weergegeven – de aangifte van [aangever 5] , namens [stichting 2] :
Ik ben coördinator beheer bij het bedrijf genaamd [stichting 2] , gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . (…) Op donderdag 26 maart 2015, te 06.20 uur arriveerde ik op de locatie waar ik werkzaam ben zoals hierboven genoemd. (…) Op het moment dat ik uit de lift kwam zag ik dat de vloer bezaaid lag met glas en dat diverse deuren openstonden. [27] Ik hoorde de beveiliger zeggen dat er die nacht was ingebroken. (…) Hij vertelde mij dat de inbreker(s) via de vierde verdieping waren binnengekomen. (…)
Goederenbijlage: (…)
Categorie omschrijving: geld
Aantal/eenheid: 850 euro
(…)
Categorie omschrijving: Bon (Cadeau)
Aantal/eenheid: 14 stuks
Merk/type: VVV (…)
Waarde: EUR 280.00
(…)
Object: Computer (Notebook)
Merk/type: Apple Mac
(…)
Object: randapparatuur (Muis)
(…)
Object: Adaptor
(…)
Object: Creditcard [28]
Een proces-verbaal “sporenonderzoek” d.d. 1 april 2015, dossierpagina’s 155 t/m 157, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van [verbalisant 7] :
Op donderdag 26 maart 2015 te 9.00 uur (…) is onderzoek naar sporen verricht (…). Het onderzoek is verricht in een kantoor aan de [adres] (…) [vestigingsplaats] . [29] (…)
De volgende sporen (…) werden (…) veiliggesteld: (…)
SIN AAIN2379NL, bloed, wattenstaafje, 4e etage bij verbroken ruit kantoren naar trapportaal. [30]
Een bijlage met betrekking tot het DNA-profielcluster 3198 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 26 januari 2016:
DNA-identiteitszegel: AAIN2379NL#01
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard [31]
Feit 6
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 juli 2015, dossierpagina’s 159 t/m 163, inclusief bijlage goederen, inhoudende – zakelijk weergegeven – de aangifte van [aangever 6] , namens [bedrijfsnaam 2] :
Ik ben werkzaam bij café/restaurant [bedrijfsnaam 2] , gelegen op de [adres] te [vestigingsplaats] . [32] (…) Op vrijdag 17 juli 2015 (…) arriveerde ik bij het restaurant. Ik zag dat de posters aan de binnen- en buitenzijde van de deur waren geplakt. Ik zag dat er achter deze posters een gat in het raam zat. Ik zag dat dit gat een afmeting had van ongeveer 15 bij 8 centimeter. Ik zag dat er glas in de hal, direct achter de deur, lag. Ik zag dat er een soortgelijk gat in het raam zat van de toegangsdeur naar het restaurantgedeelte. Ik zag dat er glas in het restaurant lag. [33] (…) Ik zag dat op één van de tafels in het restaurantgedeelte een leeg flesje tonic stond. Ik hoorde van mijn collega [A] dat hij de zaak schoon had achtergelaten en dat dit flesje er niet stond op het moment dat hij het pand verlaten had omstreeks 03.15 uur. (…) Ik zag tevens dat de twee kassalades op de grond lagen. (…) Ik zag dat er geen geld meer in de kassalades lag. Ik zag tevens dat de deur, die toegang geeft tot de ruimte waar de frisdrank is opgeslagen, open stond. Ik zag dat het slot van deze ruimte geforceerd was. [34] (…)
Goederenbijlage: 400 euro. Bestond uit muntgeld en verschillende coupures. [35]
Een proces-verbaal “sporenonderzoek” d.d. 24 juli 2015, dossierpagina’s 168 t/m 170, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van [verbalisant 8] :
Op vrijdag 17 juli te 11.30 uur, werd door mij (…) onderzoek naar sporen verricht (…). Het onderzoek is verricht in een horecabedrijf (café/restaurant) te [adres] (…) [vestigingsplaats] . [36] (…) Ik zag ook ter hoogte van het slot een gat in de ruit.(…) Daar werd op dezelfde wijze als de voordeur de tussendeur naar het restaurantgedeelte open gebroken. Ook hier zag ik een gat in de ruit.(…) Ik zag ook (…) een leeg flesje Tonic in het restaurant gedeelte staan. (…) Ik zag ook dat er twee kassa’s waren opengebroken. [37] (…)
De volgende sporen (…) werden (…) veiliggesteld: (…)
SIN AAII6965NL, speeksel, wattenstaafje, drinkrand leeg flesje Tonic [38]
Een bijlage met betrekking tot het DNA-profielcluster 3198 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 26 januari 2016:
DNA-identiteitszegel: AAII6965NL#01
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard [39]
4.3.2
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Mede naar aanleiding van de standpunten die de verdediging naar voren heeft gebracht, heeft de rechtbank de volgende overwegingen ten aanzien van het bewijs.
4.3.2.1 Overwegingen ten aanzien van het DNA-bewijs
De raadsvrouw heeft – kort gezegd – aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat er een andere verklaring zou kunnen zijn, in de vorm van een alternatief scenario, voor het aantreffen van de DNA-sporen van verdachte op de verschillende ten laste gelegde plaatsen. Daarnaast stelt zij ten aanzien van feit 1 en 6 dat dit DNA op verplaatsbare objecten, respectievelijk een vel A4 papier en een drinkflesje, is aangetroffen en het derhalve geen dadersporen betreffen en hieraan geen bewijskracht kan worden ontleend.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat met betrekking tot alle ten laste gelegde feiten DNA-sporen zijn aangetroffen die een match opleveren met verdachte. De aangetroffen sporen kunnen, gelet op de plaats waar deze zijn aangetroffen, gekwalificeerd worden als delict-gerelateerde sporen. Voor enig mogelijk alternatief scenario voor het aantreffen van zijn DNA op de plaats van de misdrijven heeft verdachte geen enkele verklaring gegeven.
Wat betreft de sporen op de verplaatsbare objecten, te weten het A4 (feit 1) en het flesje Tonic (feit 6) merkt de rechtbank op dat ook wat betreft die sporen verdachte geen verklaring heeft gegeven en derhalve geen alternatief scenario aannemelijk is geworden. Evenmin is dat aannemelijk geworden op grond van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
Op grond van al het vorengaande is de rechtbank van oordeel dat, bij gebreke van een voldoende geloofwaardige alternatieve verklaring voor het aantreffen van de DNA-sporen, bewezen is dat alle bloedsporen en het speekselspoor door de verdachte zijn achtergelaten bij de hem ten laste gelegde inbraken. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde inbraken heeft gepleegd.
4.3.3.2 Overwegingen ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde medeplegen
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 en 5 primair ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 10 januari 2006 tot en met 11 januari 2006 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- één computerscherm en
- één systeemkast en
- één toetsenbord, toebehorende aan [C] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
2.
in de periode van 6 oktober 2006 tot en met 7 oktober 2006 te Lopik, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen sloffen sigaretten, toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
3.
in de periode van 14 september 2009 tot en met 15 september 2009 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- één mobiele telefoon en
- fotocamera's en
- cameralenzen en
- boekenbonnen (totaal ter waarde van tweehonderd euro) en
- een verrekijker, toebehorende aan [kerk] en/of [stichting 3] en/of [aangever 3] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
4.
in de periode van 25 april 2014 tot en met 28 april 2014 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- een hoeveelheid contant geld (ongeveer tweeduizend euro) en
- een VVV-bon (ter waarde van vijftien euro), toebehorende aan [stichting 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
5.
primair
op 26 maart 2015 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- een hoeveelheid contant geld (ongeveer achthonderdvijftig euro) en
- VVV-bonnen (ter waarde van tweehonderdtachtig euro) en
- een laptop (merk: Apple) en
- een computermuis en
- een adapter en
- een creditcard en
- een laptoptas, toebehorende aan [stichting 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
6.
op 17 juli 2015 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid contant geld (ongeveer vierhonderd euro), toebehorende aan [bedrijfsnaam 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder alle ten laste gelegde feiten meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder feit 1, 2, 3, 4, 5 primair en 6 bewezen verklaarde levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar onder 1, 2, 3, 4, 5 primair en 6 bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf buitenproportioneel is. De raadsvrouw heeft hierbij gewezen op de ouderdom van de feiten, op de omstandigheid dat de laatste onherroepelijke veroordeling dateert uit 1998, het gegeven dat verdachte thans probeert zijn leven op de rit te krijgen en de LOVS-oriëntatiepunten bij een bedrijfsinbraak een taakstraf weergeven. Zij heeft dan ook, in geval de rechtbank tot bewezenverklaring komt van de feiten, bepleit dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is en het in het belang van verdachte is om een taakstraf of eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere bedrijfsinbraken. Verdachte heeft met zijn handelwijze aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen, hij heeft geen oog gehad voor de schade die hij heeft veroorzaakt en hij heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn zucht naar geldelijk en materieel gewin.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij, in zijn zucht naar geldelijk en materieel gewin, volledig voorbij is gegaan aan de gevolgen van zijn daad voor de slachtoffers.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte. Hij heeft geen openheid van zaken gegeven en geenszins aangetoond het laakbare van zijn handelen in te zien.
Uit het strafblad van verdachte van 15 maart 2018 is gebleken dat de laatste onherroepelijke veroordeling dateert uit 1998. Deze veroordeling is van te lang geleden om in aanmerking te komen voor de zogenaamde recidiveregeling. Het strafblad werkt derhalve niet strafverhogend of -verminderend.
Hoewel de redelijke termijn niet is geschonden zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden met het gegeven dat een aantal bewezenverklaarde feiten van (zeer) lang geleden dateert en het Openbaar Ministerie hier eerder op had kunnen acteren.
De rechtbank heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf gelet op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor straftoemeting. In deze oriëntatiepunten wordt bij een inbraak in een bedrijfspand een taakstraf voor de duur van 120 uren genoemd.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de hoeveelheid aan feiten en de proceshouding van verdachte acht de rechtbank een taakstraf of een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsvrouw verzocht, geenszins passend.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op het aantal en de ernst van de feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feitencomplexen worden opgelegd, alsmede gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht de rechtbank, evenals de officier van justitie, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

De benadeelde partij [bedrijfsnaam 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De vordering is schriftelijk ingediend door [B] . Niet kan worden vastgesteld dat [B] ook gemachtigd is om [bedrijfsnaam 2] te vertegenwoordigen omdat een uittreksel van de Kamer van Koophandel ontbreekt. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de vordering ook onvoldoende was onderbouwd.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, en 6 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, en 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- verklaart [bedrijfsnaam 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. I.P.H.M. Severeijns en
H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel en
J.J. Veldhuizen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 mei 2018.
Mr. A.J.P. Schotman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 10 januari 2006 tot en met 11
januari 2006 te Utrecht, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit een bedrijfspand (gelegen aan de
[adres] ) heeft weggenomen
- één of meerdere computerschermen en/of
- één of meerdere systeem/computerkasten en/of
- één of meerdere toetsenborden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [C] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 6 oktober 2006 en 7 oktober 2006
te Lopik, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in / uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ) heeft
weggenomen één of meerdere (sloffen) sigaretten, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door braak, verbreking en/of
inklimming
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 14 september 2009 en met 15
september 2009 te Utrecht, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit één of meerdere panden (gelegen aan de
[adres] ) heeft weggenomen
- één of meerdere (mobiele) telefoons en/of
- één of meerdere fotocamera's en/of
- één of meerdere cameralenzen en/of
- één of meedere boekenbonnen (ter waarde van tweehonderd euro) en/of
- een verrekijker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[kerk] en/of [stichting 3]
en/of [aangever 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik
heeft gebracht door braak, verbreking en/of inklimming
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 25 april 2014 en 28 april 2014
te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in / uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen
- een hoeveelheid contant geld (ongeveer tweeduizend euro) en/of
- één of meerdere VVV-bonnen (ter waarde van ongeveer vijftien euro), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [stichting 1] en/of
Gemeente Utrecht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /
of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het
weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door
braak, verbreking en/of inklimming
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
primair
hij op of omstreeks 26 maart 2015 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een bedrijfspand (gelegen
aan de [adres] ) heeft weggenomen
- een hoeveelheid contant geld (ongeveer achthonderdvijftig euro) en/of
- één of meerdere VVV-bonnen (ter waarde van tweehonderdtachtig euro) en/of
- één of meerdere laptops (merk: Apple) en/of
- een (computer)muis en/of
- een adapter en/of
- een creditcard en/of
- een (laptop)tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[stichting 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door door braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 26 maart 2015 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit een bedrijfspand (gelegen aan de St
Jacobsstraat) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele
toebehorende aan [stichting 2] en/of [bedrijfsnaam 3] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) en/of geld onder
zijn / hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming, opzettelijk naar binnen is geklommen door een openstaand
raam en/of een gat in een deur en/of (vervolgend) één of meerdere ruiten van
dat pand heeft in geslagen, althans geforceerd en/of één of meedere deuren van
dat pand heeft opengewrikt, althans geforceerd en/of één of meerdere kasten
(met een schroevendraaier) heeft opengewrikt, althans geforceerd en/of heeft
stuk geslagen, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 17 juli 2015 te Utrecht, in elk geval in Nederland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een bedrijfspand
(gelegen aan [adres] ) heeft weggenomen een hoeveelheid contant geld
(ongeveer vierhonderd euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak, verbreking en/inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.
2.Hoge Raad 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX9532.
3.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal met registratienummer PL0900-2016246007 Z (pagina 1 t/m 208) bevinden, volgens de in dat proces-verbaal toegepaste nummering. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
4.Franse reactie op rechtshulpverzoek d.d. 27 mei 2016, p. 31-32.
5.Proces-verbaal van relaas van [verbalisant 1] , pag. 8.
6.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangever 1] , pag. 101.
7.Idem, pag. 101-102.
8.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 2] , pag. 104.
9.Idem, pag. 105.
10.Een bijlage bij voornoemd rapport, opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 26 januari 2016, pag. 25 t/m 30, pag. 3.
11.Proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever 2] , pag. 107.
12.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , pag. 110.
13.Een bijlage bij voornoemd rapport, opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 26 januari 2016, pag. 25 t/m 30, pag. 4.
14.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangever 3] , pag. 115.
15.Idem, pag. 116.
16.Idem, pag. 117.
17.Goederenbijlage bij voornoemde aangifte, pag. 120.
18.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] , pag. 123.
19.Idem, pag. 124.
20.Een bijlage bij voornoemd rapport, opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 26 januari 2016, pag. 25 t/m 30, pag. 4.
21.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangever 4] , pag. 126.
22.Idem, pag. 127.
23.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , pag. 137.
24.Idem, pag. 138.
25.Idem, pag. 139.
26.Een bijlage bij voornoemd rapport, opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 26 januari 2016, pag. 25 t/m 30, pag. 5.
27.Proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever 5] , pag. 141.
28.Goederenbijlage bij voornoemde aangifte, pag. 144.
29.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] , pag. 153.
30.Idem, pag. 156.
31.Een bijlage bij voornoemd rapport, opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 26 januari 2016, pag. 25 t/m 30, pag. 5.
32.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangever 6] , pag. 159.
33.Idem, pag. 160.
34.Idem, pag. 161.
35.Goederenbijlage bij voornoemde aangifte, pag. 162.
36.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 8] , pag. 168.
37.Idem, pag. 169.
38.Idem, pag. 170.
39.Een bijlage bij voornoemd rapport, opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 26 januari 2016, pag. 25 t/m 30, pag. 6.