4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank moet beoordelen of op basis van de feiten die zijn komen vast te staan, de vraag beantwoord kan worden of door toedoen van verdachte dusdanig (zwaar lichamelijk) letsel is toegebracht aan [slachtoffer] , dat zij als gevolg daarvan is komen te overlijden.
Feiten
Op 15 juli 2017 wordt het levenloze lichaam van [slachtoffer] aangetroffen in hotelkamer 219 van het voormalig Amrath hotel te Maarsbergen.
Buren van naastgelegen kamers verklaren onder andere dat de ruzie tussen [slachtoffer] en verdachte begon rond middernacht en dat deze de hele nacht heeft geduurd. Getuigen zagen [slachtoffer] en verdachte achter elkaar aanlopen in de gangen van het hotel, in de centrale hal en buiten. Verdachte en [slachtoffer] schreeuwden tegen elkaar, zowel op de hotelkamer als op de gang. De buren hoorden geschreeuw, bonken en stompen met voorwerpen tegen de muren uit de kamer van [slachtoffer] en verdachte.
Op de camerabeelden van de gang, waaraan de kamer van verdachte en [slachtoffer] grenst, is te zien dat rond half 1 ’s nachts een ruzie ontstaat. [slachtoffer] danst uitdagend om verdachte heen en heeft een ontbloot onderlichaam. Verdachte slaat [slachtoffer] meermalen met een vlakke hand in het gezicht en trekt aan haar haren. Ook is te zien dat [slachtoffer] eenmaal uit zichzelf en eenmaal na een duw van verdachte op haar hoofd valt.
Verdachte verklaart dat hij inderdaad ruzie had met [slachtoffer] en haar in de gang toen een paar keer met de vlakke hand heeft geslagen. Enkele uren later heeft hij haar in de hotelkamer nog eenmaal met de vlakke hand geslagen. Verdachte is vervolgens in slaap gevallen. Toen hij tussen 12:00 uur en 13:00 uur wakker werd lag [slachtoffer] voor het bed op de grond. Verdachte constateerde toen dat zij was overleden.
Forensisch onderzoek
Pathologisch en neurologisch onderzoek wees uit dat de letsels aan het hoofd van [slachtoffer] hebben geleid tot een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies (subduraal hematoom) met ernstige inklemming van de hersenen tot gevolg. Inklemming van de hersenen leidt tot verstoring van de aansturing van belangrijke lichaamsfuncties (zoals ademhaling en hartslag). Het overlijden van [slachtoffer] kan zodoende zonder meer verklaard worden door dit subduraal hematoom. Een subduraal hematoom is het gevolg van geweldsinwerking op het hoofd.
De deskundigen concluderen dat aan de hand van de lokalisatie van het subduraal hematoom geen conclusie kan worden getrokken met betrekking tot de plaats van de geweldsinwerking. Een subduraal hematoom kan namelijk ook na een simpele val (bijvoorbeeld vanuit staande positie) ontstaan. Aan de hand van het beeldmaterieel is niet mogelijk gebleken om de geweldsinwerkingen (driemaal tegen het hoofd slaan en tweemaal vallen) te relateren aan specifieke letsels.
De patholoog kan evenmin vaststellen hoeveel tijd er gezeten heeft tussen het geweld van buitenaf en het ontstaan van de symptomen van een subduraal hematoom. De klachten hoeven niet direct na het ongeval op te treden, omdat het een tijd kan duren voordat voldoende bloed is opgehoopt om aanleiding te geven tot herseninklemming.
Causaal verband tussen de handelingen van verdachte en de dood van [slachtoffer] (primair en subsidiair)
Op basis van de conclusies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er een causaal verband is tussen de handelingen van verdachte en het ontstaan van het subduraal hematoom, waaraan [slachtoffer] is overleden. De rechtbank kan niet vaststellen dat door toedoen van verdachte het subduraal hematoom is ontstaan. Op de beelden is namelijk ook te zien dat [slachtoffer] uit zichzelf valt en daarbij met haar hoofd op de grond terecht komt. Ook die val kan het subduraal hematoom hebben veroorzaakt. Niet buiten redelijke twijfel kan dan ook worden vastgesteld dat het handelen van verdachte heeft geleid tot het subduraal hematoom en de daaropvolgende dood van [slachtoffer] . De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat door het handelen van verdachte [slachtoffer] is overleden.
Aldus zal verdachte worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde
‘terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad’.
Opzet op zwaar lichamelijk letsel (primair)
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] . Niet is gebleken dat verdachte [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen, terwijl het met de vlakke hand slaan en het aan de haren trekken van [slachtoffer] evenmin voorwaardelijk opzet oplevert op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte van het primair ten laste gelegde dan ook integraal vrijspreken.
Mishandeling (subsidiair)
Al hetgeen hiervoor genoemd in ogenschouw nemende, is de rechtbank van oordeel dat verdachte enkel verweten kan worden dat hij zijn vriendin, [slachtoffer] , meermalen met de vlakke hand tegen het gezicht heeft geslagen en aan haar haren heeft getrokken.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het feit dat de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 april 2018;
- het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 16 juli 2017.