Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.Het geschil
€ 3,05
"ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE VERKOOP EN LEVERING VAN DRAADLOZE ALARMSYSTEMEN"van [eiser] vermelden onder meer:
3.De beoordeling
"restwaarde van de alarminstallatie"en
"Afkoopsom resterende termijnen van 01-04-2017 t/m 30-09-2019".
alleenkan
terugverdienendoor langdurige overeenkomsten te sluiten impliceert dit dat de strekking van de overeenkomst is dat in de maandbedragen een afbetalingscomponent zit. In haar brief van 30 november 2016 schrijft zij bovendien dat [gedaagde] het systeem kan afkopen, waarbij
"de resterende termijnen voor alleen de installatie en apparatuur aan u in één keer (worden) gefactureerd". Verder bepaalt artikel 2.4 van de algemene voorwaarden dat indien geen abonnement wordt afgesloten,
"voor de installatie losse componentenprijzen worden berekend". De nog door [gedaagde] te betalen termijnen zien dus onmiskenbaar ook op (afbetaling van) de geleverde apparatuur. Een aanwijzing hiervoor is verder dat [eiser] in verband met de voortijdige beëindiging van de overeenkomst een lager maandbedrag vordert dan het overeengekomen maandbedrag, zonder dat zij dit toelicht. Zo stelt zij niet dat de voortijdige beëindiging besparingen voor haar oplevert (bijvoorbeeld doordat [gedaagde] niet langer op een meldkamer aangesloten hoeft te zijn). Zij stelt wel dat zij uit coulance een lager bedrag vordert, maar dit onderbouwt zij verder niet. Kennelijk ziet dit lagere maandbedrag dus alleen op de afbetaling van de installatie.
"Het eigendom van het Beveiligingspakket (…) gaat van [eiser] over op U na betaling van de nota (…)", waarmee kennelijk bedoeld is de nota voor de installatiekosten). De kantonrechter gaat daarom voorbij aan de mededeling van [eiser] in haar brief van 30 november 2016 dat het systeem (eerst) na ontvangst van de betaling eigendom van [gedaagde] is. Dit is immers in strijd met de toepasselijke algemene voorwaarden.
"Overzicht van uw bestelling"is bij een aantal componenten een prijs aangegeven van € 0,--. Dit bedrag van € 0,-- is niet als een prijs aan te merken, omdat uit het voorgaande volgt dat in de abonnementstermijnen een gedeelte van de koopsom is begrepen. Van (het grootste deel van) de installatie is dus niet afzonderlijk de prijs bepaald, terwijl dit wel is vereist (artikel 7A:1576 lid 2 BW en artikel 7: 61 lid 2 BW). De overeenkomst is daarom niet van kracht geworden, en daaraan kunnen geen rechtsgevolgen worden verbonden. Dit betekent enerzijds dat [eiser] hetgeen zij van [gedaagde] ter zake van de levering van de installatie heeft ontvangen aan hem moeten terugbetalen (laat staan dat [gedaagde] verplicht zou zijn de installatie (verder) af te betalen) en anderzijds dat [gedaagde] op grond van artikel 6:203 BW verplicht is de installatie terug te geven aan [eiser] . De rechter dient het niet tot stand komen van de overeenkomst ambtshalve vast te stellen, dus ook als partijen daarop geen beroep hebben gedaan, tenzij de consument zich daartegen verzet. Dit laatste is niet het geval, omdat [gedaagde] op de rolzitting al heeft aangegeven dat hij [eiser] in de gelegenheid heeft gesteld het systeem te komen halen. Naar de kantonrechter begrijpt heeft [eiser] van dit aanbod (nog) geen gebruik gemaakt, maar dit komt voor haar risico.