ECLI:NL:RBMNE:2018:159

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
6108227
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en restwaarde van een alarminstallatie na ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak vordert de eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betaling van een bedrag van € 876,74 van de gedaagde, die een beveiligingssysteem bij de eiser heeft besteld. De eiser stelt dat de gedaagde in verzuim verkeert omdat hij de facturen niet heeft betaald. De gedaagde heeft echter zijn abonnement bij de eiser ontbonden, omdat hij van mening is dat de maandelijkse kosten onterecht zijn verhoogd. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende processtukken zijn ingediend, waaronder de dagvaarding en de comparitie van partijen. De kern van het geschil draait om de vraag of de overeenkomst tot stand is gekomen en of de gedaagde verplicht is om de resterende termijnen te betalen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen een koop op afbetaling betreft, waarbij de maandelijkse betalingen ook een component voor de afbetaling van de geleverde apparatuur bevatten. De eiser heeft in haar vordering geen voldoende onderbouwing gegeven voor de restwaarde van de alarminstallatie, en de kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand is gekomen omdat de koopprijs niet expliciet is vermeld. Dit leidt tot de conclusie dat de gedaagde niet verplicht is om de resterende termijnen te betalen, maar wel een vergoeding verschuldigd is voor de periode dat hij op de meldkamer was aangesloten.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vordering van de eiser af en veroordeelt de eiser tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde. De uitspraak is gedaan door kantonrechter P. Krepel op 10 januari 2018.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6108227 UC EXPL 17-8887 PK/1097
Vonnis van 10 januari 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] , mede h.o.d.n. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ de dagvaarding van 19 juni 2017
­ het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 5 juli 2017
­ het tussenvonnis van 12 juli 2017 waarbij een comparitie van partijen is gelast
­ de brief met producties van [eiser] van 7 augustus 2017
­ het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 14 augustus 2017
­ de akte van [eiser] van 13 september 2017
­ de antwoordakte van [gedaagde] van 11 oktober 2017.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis om aan haar te betalen € 876,74, te vermeerderen met overeengekomen rente, wettelijke handelsrente dan wel wettelijke rente vanaf 19 juni 2017 tot de voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
[eiser] heeft haar vordering als volgt gespecificeerd:
onbetaalde facturen € 249,33
restwaarde installatie € 510,40
buitengerechtelijke kosten € 113,96
rente tot dagvaarding
€ 3,05
totaal € 876,74.
2.3.
Volgens [eiser] moet [gedaagde] dit bedrag aan haar betalen omdat hij de door haar overgelegde facturen niet heeft betaald, hij in verzuim verkeert en [eiser] buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken. [eiser] heeft in de dagvaarding geen enkele toelichting gegeven over de achtergrond van de facturen en al helemaal niet over wat moet worden verstaan onder de in rekening gebrachte restwaarde. De kantonrechter moet dit kennelijk uit de producties destilleren. Eerst na kennisneming van het verweer van [gedaagde] en de bespreking ter comparitie is het de kantonrechter duidelijk geworden wat de achtergrond van de vordering is.
2.4.
Het blijkt in deze zaak te gaan om het volgende.
[gedaagde] heeft een beveiligingssysteem bij [eiser] besteld. [eiser] heeft deze bestelling op 21 augustus 2014 met het volgende overzicht bevestigd:
"Voor het basis Beveiligingssysteem betaalt u voor een periode van 5 jaar een bedrag van € 30,42 incl BTW per maand en eenmalige installatie kosten van € 211,00 incl BTW.
Na afloop van de 5 jaar kunt u besluiten om een abonnement op de meldkamer en/of het servise en onderhoudsabonnement te verlengen".
Het overzicht vermeldt verder de volgende prijzen:
4-Knops afstandsbediening (aantal 2) € 0,--
Bedieningspaneel V3 (aantal 1) € 185,--
Bewegingsmelder 1-weg iWise (aantal 2) € 124,--
Inbraakcentrale met interne sirene V3 (aantal 1) € 0,--
Rookmelder (aantal 1) € 0,--
" [naam eiser] Comfort V3 € 30,42 p/m incl BTW 5 jaar met installatiekosten € 99,00
In gewisselde componenten € - 98,00
Extra componenten € 309,00
Actie 'Korting adviseur' € -99,00
Totaal incl. BTW € 211,00".
2.5.
Op deze overeenkomst zijn onder meer de volgende algemene voorwaarden van toepassing:
"Aanvullende voorwaarden
- Genoemde prijzen zijn netto inclusief 21% BTW in Euro's (€), de offerteprijs is gebaseerd op afname in combinatie met het afsluiten van bijbehorende abonnementen. Wanneer er geen abonnement wordt afgesloten, zullen voor de installatie losse componentenprijzen worden berekend. (…)
(…)
Klant heeft kennis genomen van de Algemene voorwaarden Draadloze Alarmsystemen".
2.6.
De
"ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE VERKOOP EN LEVERING VAN DRAADLOZE ALARMSYSTEMEN"van [eiser] vermelden onder meer:
"12. Aanpassingen Algemene Voorwaarden en tarieven
Deze Algemene Voorwaarden kunnen worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking 14 dagen na bekendmaking of op een latere datum als vermeld in de bekendmaking. De overeengekomen tarieven kunnen door [eiser] jaarlijks aangepast worden overeenkomstig het CBS indexcijfer. (…) ".
2.7.
Bij brief van 27 oktober 2016 heeft [gedaagde] aan [eiser] geschreven:
"Middels deze brief ontbind ik mijn abonnement bij [eiser] en wel om de volgende reden:
(…)
In zowel het mondelinge aanbod als de schriftelijke offerte is geen melding gemaakt van een jaarlijkse indexering. Echter is dat maandelijkse bedrag sinds begin 2016 "geïndexeerd" d.w.z. verhoogd tot € 30,96. Hiertegen heb ik eerder geprotesteerd in een e-mail op 2 februari j.l. Met de opmerking dat het "in tegenstrijd [is]met hetgeen staat vermeld in de offerte die ik heb geaccepteerd".
Het feit dat [eiser] zich voor de jaarlijkse indexering beroept op de algemene voorwaarden is niet geldig, want de (mondelingen en schriftelijke) offerte prevaleert boven de algemene voorwaarden. [eiser] schend de afspraak door zich niet meer aan het maandbedrag van € 30,42 te houden".
2.8.
Op 30 november 2016 heeft [eiser] aan [gedaagde] onder meer geschreven:
"Hierbij bevestigen wij de ontvangst van de opzegging inzake het beveiligingscontract van het pand aan de (…) te [woonplaats] . Wij willen u graag op het volgende wijzen:
U bent met [eiser] (…) een contract voor 5 jaar aangegaan. Uw contract zal dus van rechtswege in eerste instantie per 30-09-2019 beëindigen. Met een verzoek tot contractbeëindiging, met de redenen anders dan vermeld in onze Algemene Voorwaarden, kunnen wij helaas niet akkoord gaan.
Wij kunnen u de volgende drie mogelijkheden aanbieden: (aankruisen wat van toepassing is)
□ U neemt het inbraaksysteem met abonnement mee naar een nieuwe locatie (…)
□ De nieuwe eigenaar van het pand neemt het inbraaksysteem incl. abonnement over (…)
□ Als bovenstaande opties niet van toepassing zijn, dan kunt u het systeem alleen nog maar afkopen. Hierbij worden de resterende termijnen voor alleen de installatie en apparatuur aan u in één keer gefactureerd. In uw geval rekenend vanaf januari 2017, is dit een bedrag van € 580,80.
Hierna zullen wij per bovengenoemde afkoopdatum de doormelding van uw alarmsysteem naar onze meldkamer beëindigen, dit betekent dat waarschuwadressen en hulpdiensten niet meer gealarmeerd gaan worden in het geval van inbraak en/of brand.
(…)
De abonnementen zullen worden stopgezet na ontvangst van de betaling en na de beëindiging van de doormelding. Het systeem is dan uw eigendom.
Indien wij dit formulier niet retour ontvangen, dan zullen de huidige maandtermijnen blijven doorlopen".

3.De beoordeling

3.1.
[eiser] heeft aan de consument [gedaagde] een beveiligingssysteem geleverd, en partijen hebben een overeenkomst gesloten voor de duur van 5 jaar, ingaande 1 oktober 2014, in verband met de aansluiting van [gedaagde] op een meldkamer. Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] (naast een betaling van € 211,-- ter zake van installatiekosten) een bedrag van € 30,42 per maand zou gaan betalen. Vanaf 1 augustus 2016 is [gedaagde] opgehouden te betalen en op 17 oktober 2016 heeft hij de overeenkomst schriftelijk ontbonden. Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] de maandfacturen over de periode 1 augustus 2016 tot 1 maart 2017 moet betalen, alsmede de slotfactuur van 28 maart 2017 van € 510,40 met als omschrijving
"restwaarde van de alarminstallatie"en
"Afkoopsom resterende termijnen van 01-04-2017 t/m 30-09-2019".
3.2.
De achtergrond van het stopzetten van de betalingen en de ontbinding van de overeenkomst was voor [gedaagde] gelegen in de indexering van de maandbedragen die [eiser] volgens hem ten onrechte toepaste. Volgens hem had hij daarom het recht de overeenkomst tussentijds te beëindigen.
3.3.
Op grond van de uitspraken van de Hoge Raad inzake de verstrekking van "gratis" mobieltjes (HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1385 en HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236) dient de kantonrechter echter (eerst) ambtshalve onder meer te onderzoeken of sprake is van koop op afbetaling, en zo ja, of aan de daarvoor geldende wettelijke voorschriften is voldaan.
De kantonrechter heeft dit op de comparitie aan de orde gesteld en [eiser] in de gelegenheid gesteld zich daarover nader uit te laten, van welke gelegenheid zij gebruik heeft gemaakt.
3.4.
In haar akte stelt [eiser] dat het overeengekomen maandbedrag ter zake van het abonnement op de meldkamer geen component bevat met betrekking tot de levering van het beveiligingssysteem. Afgezien van de installatiekosten van € 211,-- is het beveiligingssysteem gratis aan [gedaagde] geleverd. Het - zo goed als gratis - leveren van een beveiligingssysteem is voor haar alleen mogelijk als zij langdurige contracten met de klanten sluit. Door het sluiten van een vijfjarige overeenkomst met [gedaagde] verdient zij de niet bij [gedaagde] in rekening gebrachte kosten van het systeem terug. Zij vordert dus niet de restwaarde van het beveiligingssysteem maar de restwaarde van de overeenkomst. In haar eindfactuur van € 510,40 heeft zij per abuis aangegeven dat het gaat om de restwaarde van het systeem.
3.5.
Het ligt op de weg van [eiser] om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig aannemelijk te maken, waaruit volgt dat de maandbedragen niet (mede) strekken tot vergoeding van het geleverde systeem (HR 13 juni 2014 rov. 3.5.3). De redenering van [eiser] gaat niet op. Nu zij de kosten van het door haar geleverde systeem
alleenkan
terugverdienendoor langdurige overeenkomsten te sluiten impliceert dit dat de strekking van de overeenkomst is dat in de maandbedragen een afbetalingscomponent zit. In haar brief van 30 november 2016 schrijft zij bovendien dat [gedaagde] het systeem kan afkopen, waarbij
"de resterende termijnen voor alleen de installatie en apparatuur aan u in één keer (worden) gefactureerd". Verder bepaalt artikel 2.4 van de algemene voorwaarden dat indien geen abonnement wordt afgesloten,
"voor de installatie losse componentenprijzen worden berekend". De nog door [gedaagde] te betalen termijnen zien dus onmiskenbaar ook op (afbetaling van) de geleverde apparatuur. Een aanwijzing hiervoor is verder dat [eiser] in verband met de voortijdige beëindiging van de overeenkomst een lager maandbedrag vordert dan het overeengekomen maandbedrag, zonder dat zij dit toelicht. Zo stelt zij niet dat de voortijdige beëindiging besparingen voor haar oplevert (bijvoorbeeld doordat [gedaagde] niet langer op een meldkamer aangesloten hoeft te zijn). Zij stelt wel dat zij uit coulance een lager bedrag vordert, maar dit onderbouwt zij verder niet. Kennelijk ziet dit lagere maandbedrag dus alleen op de afbetaling van de installatie.
3.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is daarom sprake van koop op afbetaling. [gedaagde] stelt weliswaar (antwoordakte punt 2) dat nergens uit blijkt dat hij de eigendom van het systeem heeft gekregen, maar dit is onjuist. Dit volgt namelijk uit artikel 5 van de Algemene voorwaarden (
"Het eigendom van het Beveiligingspakket (…) gaat van [eiser] over op U na betaling van de nota (…)", waarmee kennelijk bedoeld is de nota voor de installatiekosten). De kantonrechter gaat daarom voorbij aan de mededeling van [eiser] in haar brief van 30 november 2016 dat het systeem (eerst) na ontvangst van de betaling eigendom van [gedaagde] is. Dit is immers in strijd met de toepasselijke algemene voorwaarden.
3.7.
In het
"Overzicht van uw bestelling"is bij een aantal componenten een prijs aangegeven van € 0,--. Dit bedrag van € 0,-- is niet als een prijs aan te merken, omdat uit het voorgaande volgt dat in de abonnementstermijnen een gedeelte van de koopsom is begrepen. Van (het grootste deel van) de installatie is dus niet afzonderlijk de prijs bepaald, terwijl dit wel is vereist (artikel 7A:1576 lid 2 BW en artikel 7: 61 lid 2 BW). De overeenkomst is daarom niet van kracht geworden, en daaraan kunnen geen rechtsgevolgen worden verbonden. Dit betekent enerzijds dat [eiser] hetgeen zij van [gedaagde] ter zake van de levering van de installatie heeft ontvangen aan hem moeten terugbetalen (laat staan dat [gedaagde] verplicht zou zijn de installatie (verder) af te betalen) en anderzijds dat [gedaagde] op grond van artikel 6:203 BW verplicht is de installatie terug te geven aan [eiser] . De rechter dient het niet tot stand komen van de overeenkomst ambtshalve vast te stellen, dus ook als partijen daarop geen beroep hebben gedaan, tenzij de consument zich daartegen verzet. Dit laatste is niet het geval, omdat [gedaagde] op de rolzitting al heeft aangegeven dat hij [eiser] in de gelegenheid heeft gesteld het systeem te komen halen. Naar de kantonrechter begrijpt heeft [eiser] van dit aanbod (nog) geen gebruik gemaakt, maar dit komt voor haar risico.
3.8.
[gedaagde] is echter wel gehouden te betalen voor de periode dat hij op de meldkamer van [eiser] aangesloten is geweest. Hij mocht de overeenkomst vanwege de toegepaste indexering niet direct beëindigen, omdat het recht van [eiser] om het maandbedrag te indexeren in de algemene voorwaarden was opgenomen. Naar de kantonrechter uit de brief van de zijde van [eiser] van 7 augustus 2017 begrijpt, is [gedaagde] op de meldkamer aangesloten geweest tot 1 april 2017. [gedaagde] heeft vanaf 1 augustus 2016 niet meer betaald, dus hij is aan [eiser] een vergoeding verschuldigd over 8 maanden. Op de hiervoor in rekening gebrachte bedragen van € 30,96 per maand dient echter het gedeelte dat ziet op afbetaling van de installatie in mindering te worden gebracht. [eiser] berekent de restwaarde per 1 april 2017 op € 510,40, uitgaande van maandtermijnen van 1 april 2017 tot 1 oktober 2019 (factuur 28 maart 2017, productie 8 dagvaarding). Het betreft dus 30 maandtermijnen, waaruit volgt dat per maand het aflossingsbedrag van de koopsom kan worden vastgesteld op € 510,40 : 30 (maanden) = € 17,01. Hieruit volgt dat [gedaagde] voor het aangesloten zijn geweest op de meldkamer nog verschuldigd is 8 (maanden) × (€ 30,96 - € 17,01) = € 111,60. [eiser] is echter gehouden de door haar ontvangen aflossingen op de koopsom over de periode 1 oktober 2014 tot 1 augustus 2016 aan [gedaagde] terug te betalen, dus 22 (maanden) × € 17,01 = € 374,29. [gedaagde] beroept zich kennelijk op verrekening. Omdat hij dit beroep terecht doet, is de vordering van [eiser] van € 111,60 geheel teniet gegaan en dus niet toewijsbaar.
3.9.
De gevorderde hoofdsommen zullen dus worden afgewezen, en ook de buitengerechtelijke kosten en rente zijn niet toewijsbaar.
3.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 100, aan verletkosten.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 100, aan verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2018.