ECLI:NL:RBMNE:2018:1413

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
16/653332-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijk geweld in Utrecht

Op 10 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 november 2017 in Utrecht betrokken was bij een vechtpartij. Tijdens deze vechtpartij heeft de verdachte, samen met een medeverdachte, geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem meerdere keren met kracht tegen het hoofd te slaan en te schoppen. [slachtoffer 1] raakte hierdoor bewusteloos en viel op de grond. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toegebracht door hem hard tegen het hoofd te slaan, wat resulteerde in een dubbele kaakbreuk en een schedelbasisfractuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1], maar heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag op [slachtoffer 2] omdat er geen aanmerkelijke kans op overlijden was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijk geweld tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/653332-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 maart 2018 en 27 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht, alsmede door of namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

onder 1 primair: op 18 november 2017 in Utrecht al dan niet samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven;
onder 1 subsidiair: op 18 november 2017 in Utrecht al dan niet samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
onder 1 meer subsidiair: op 18 november 2017 in Utrecht al dan niet samen met een ander [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
onder 2 primair: op 18 november 2017 in Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van het leven te beroven;
onder 2 subsidiair: op 18 november 2017 in Utrecht aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
onder 2 meer subsidiair: op 18 november 2017 in Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
onder 2 meest subsidiair: op 18 november 2017 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
onder 3 primair: op 18 november 2017 in Utrecht openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ;
onder 3 subsidiair: op 18 november 2017 in Utrecht [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie acht het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en vordert vrijspraak van dit feit. Wel acht de officier van justitie het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde, nu niet gezegd kan worden dat sprake is van een aanmerkelijke kans op het intreden van het gevolg, in dit geval de dood.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het onderdeel “medeplegen” in feit 1.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde [1]
Op 18 november 2017 heeft er in Utrecht op de Steenweg een vechtpartij plaatsgevonden tussen twee groepjes van personen. [2] Verdachte was samen met [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en later voegde [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) zich bij hen. [3] De andere groep bestond uit [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (hierna respectievelijk [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . [4]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] op straat aan het rappen waren en dat zij langs een groepje liepen dat dat kennelijk niet waardeerde. Een jongen met een negroïde uiterlijk kwam naar [slachtoffer 4] lopen en zij raakten in gesprek. [5] [slachtoffer 1] had niet de indruk dat het een vervelend gesprek was, maar op een gegeven moment voelde hij dat de sfeer slechter werd. [6]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] aan het rappen waren en dat er op een gegeven moment een groepje jongens om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heen stond. Hij merkte dat de sfeer niet zo goed was. [7] [slachtoffer 5] heeft verder verklaard dat de twee groepen bij elkaar stonden en dat het tot een confrontatie kwam. Het werd duw- en trekwerk. [8]
Op de camerabeelden is te zien dat beide groepen elkaar om 1.50 uur de hand geven en hun weg willen vervolgen. [slachtoffer 2] komt teruglopen en zoekt de confrontatie met verdachte. Verdachte geeft [slachtoffer 2] een duw. [9] Om 1.51.23 uur geeft [slachtoffer 4] [medeverdachte] een trap. [slachtoffer 1] heeft ondertussen zijn jas uitgetrokken. Om 1.51.27 uur probeert [slachtoffer 2] [medeverdachte] met rechts te slaan. Hij mist in eerste instantie, maar zwaait vrijwel direct daarop met zijn rechterarm terug en raakt daarbij het hoofd van [medeverdachte] . Verdachte slaat [slachtoffer 1] naar de grond, waardoor [slachtoffer 1] pas voor de voeten van [medeverdachte] terecht komt. [slachtoffer 1] steunt met zijn handen en knieën op de grond. Om 1.51.29 geeft [medeverdachte] met de neus van zijn rechterschoen twee trappen in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] , waarvan de eerste zichtbaar raak is. Terwijl dit gebeurt komt [slachtoffer 3] erbij. [10] Om 1.51.32 uur haalt [medeverdachte] met zijn vuist uit naar [slachtoffer 2] , maar mist. [11] Om 1.51.33 uur haalt [medeverdachte] nog een keer uit met zijn vuist naar [slachtoffer 2] en deze klap lijkt wel raak te zijn. [12] Er ontstaat om 1.51.42 uur een aantal kleine vechtpartijtjes, waarbij over en weer wordt geslagen. [slachtoffer 1] is inmiddels weer opgestaan. Verdachte ligt samen met [slachtoffer 5] op de grond. [13] Om 1.51.48 uur geeft [slachtoffer 3] aan [slachtoffer 5] een aantal kniestoten. Om 1.51.50 uur probeert [slachtoffer 1] [slachtoffer 3] weg te duwen bij [slachtoffer 5] .
[slachtoffer 1] krijgt van verdachte een klap waardoor hij gelijk neervalt op de grond en roerloos blijft liggen. Om 1.52.17 uur is [slachtoffer 4] in gevecht met verdachte, [medeverdachte] en [slachtoffer 3] . [slachtoffer 2] loopt erop af. [14] Om 1.51.22 uur stompt verdachte [slachtoffer 2] met kracht in zijn gezicht, waardoor [slachtoffer 2] achterover met zijn hoofd op de straat neervalt en eveneens roerloos blijft liggen. Om 1.52.30 uur halen verdachte en [medeverdachte] tegelijkertijd uit naar [slachtoffer 5] . [medeverdachte] slaat [slachtoffer 5] nog een keer op zijn achterhoofd. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] liggen dan nog steeds roerloos op de grond. [15]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat door de vechtpartij zijn linkerkaak op twee plaatsen gebroken is en dat hij een kleine schedelbasisfractuur heeft opgelopen. [16]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat de donkere jongen waarmee hij stond te praten plotseling agressief werd. Verder heeft [slachtoffer 4] verklaard dat hij tijdens de vechtpartij rake klappen op zijn hoofd heeft gekregen. [slachtoffer 4] werd door twee jongens aangevallen en hij had het idee dat zij wisten hoe ze moesten vechten. [17]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat een jongen aan het rappen was en dat [medeverdachte] daarop reageerde. Verder heeft verdachte verklaard dat hij op de beelden heeft gezien dat hij twee rake klappen heeft uitgedeeld. Ook heeft verdachte verklaard dat hij zijn vriend [medeverdachte] wilde helpen. [18]
Overwegingen ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , is aanwezig indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden, heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
In de onderhavige zaak is sprake geweest van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden ten gevolge van het handelen van verdachte. Verdachte heeft samen met [medeverdachte] in een vechtpartij geweld uitgeoefend op het hoofd van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] werd door verdachte tegen zijn hoofd geslagen, waardoor hij ten val kwam. Op het moment dat [slachtoffer 1] op handen en knieën weerloos op de grond steunde werd hij door [medeverdachte] tegen zijn hoofd geschopt. De rechtbank heeft daarbij op de camerabeelden waargenomen dat [medeverdachte] zijn rechtervoet naar achter bewoog en dat hij vervolgens twee gerichte schoppende bewegingen naar het hoofd van [slachtoffer 1] maakte. Te zien is dat [medeverdachte] in ieder geval bij de eerste schop met de neus van zijn schoen het hoofd van [slachtoffer 1] raakte. Op een later moment werd [slachtoffer 1] door verdachte met een vuistslag nog eens hard tegen zijn hoofd geslagen. Als gevolg hiervan klapte [slachtoffer 1] met zijn hoofd tegen de grond en bleef hij vervolgens roerloos liggen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het lichaam is en dat heftig geweld tegen het hoofd zeer wel denkbaar tot de dood van een slachtoffer kan leiden. Verdachte wordt geacht hiervan op de hoogte te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is het hiervoor beschreven heftige geweld dat verdachte en [medeverdachte] gericht en bij herhaling hebben uitgevoerd tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht geweest op het veroorzaken van de dood van [slachtoffer 1] . Door de combinatie van het geven van een harde schop en vuistslagen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , hebben verdachte en [medeverdachte] willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg van dit geweld zou komen te overlijden. De rechtbank is daarbij niet gebleken van aanwijzingen voor het tegendeel. Zij verwerpt dan ook het verweer dat geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet.
Waar het [slachtoffer 2] betreft is geen sprake geweest van een aanmerkelijke kans dat hij zou komen te overlijden ten gevolge van het handelen van verdachte. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen ten gevolge van het handelen van verdachte is wel sprake. Verdachte heeft [slachtoffer 2] hard tegen het hoofd geslagen. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op een bepaald gevolg gericht te zijn geweest, in dit geval het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank neemt daarbij nog in aanmerking dat verdachte, voordat hij [slachtoffer 2] sloeg, [slachtoffer 1] had geslagen waardoor die [slachtoffer 1] op de grond neerviel en roerloos bleef liggen. Verdachte wist op het moment dat hij [slachtoffer 2] sloeg, wat de gevolgen van zijn handelen konden zijn.
Medeplegen
De rechtbank is tevens van oordeel dat sprake is van medeplegen. Verdachte is samen met [medeverdachte] de confrontatie aangegaan met de groep personen waartoe [slachtoffer 1] behoorde. Verdachte en [medeverdachte] hebben verklaard dat zij elkaar wilden helpen. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een vechtpartij die als één doorlopend geheel moet worden beschouwd. Verdachte en [medeverdachte] hebben hieraan vanaf het begin tot aan het eind in overwegend aanvallende zin deelgenomen. Dit geldt vooral voor het geweld in de richting van [slachtoffer 1] . Verdachte en [medeverdachte] hebben daarbij er op geen enkel moment blijk van gegeven dat zij zich hebben willen distantiëren van het geweld tegen [slachtoffer 1] .
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom gesproken worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] ten aanzien van de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] .
Conclusie
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde, zoals hiervoor overwogen.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte ten minste met voorwaardelijk opzet geprobeerd heeft [slachtoffer 1] van het leven te beroven door meerdere malen geweld uit te oefenen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] .
Daarnaast acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met twee anderen op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
Primair
op 18 november 2017 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, hebbende verdachte en zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen diens hoofd gestompt en die (op dat moment op zijn knieën op de grond, zittende) [slachtoffer 1] tegen diens hoofd, geschopt en die [slachtoffer 1] (opnieuw/weer) (met - zeer veel - kracht) tegen diens hoofd gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] bewusteloos raakte en/of (met zijn hoofd) (hard) op de straat terecht kwam, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
Subsidiair
op 18 november 2017 te Utrecht, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel, te weten een (dubbele) kaakbreuk en een schedelbasisfractuur, heeft toegebracht door met dat opzet die [slachtoffer 2] (met - zeer veel - kracht) tegen diens gezicht te slaan ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] met zijn hoofd (hard) op de straat terecht is gekomen;
3.
Primair
op 18 november 2017 te Utrecht, op of aan de openbare weg, te weten de Steenweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , welk geweld bestond uit het meermalen (met kracht) slaan/stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
onder 1: medeplegen van poging tot doodslag;
onder 2: zware mishandeling;
onder 3: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de volgende (bijzondere) voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie gericht op alcohol en geweld en een ambulante behandeling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening gehouden moet worden met het aandeel dat de slachtoffers hebben gehad in de vechtpartij. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdediging is van mening dat een werkstraf van maximale duur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld, passend is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met een ander geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door geweld uit te oefenen op het hoofd van die [slachtoffer 1] . Het geweld bestond uit schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , terwijl deze op handen en knieën op de grond steunde, en uit het stompen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is hierdoor op grond gevallen en buiten bewustzijn geraakt. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 2] zwaar mishandeld door hem hard tegen zijn hoofd te slaan. [slachtoffer 2] heeft hierdoor een dubbele kaakbreuk en een kleine schedelbasisfractuur opgelopen. Ook heeft verdachte samen met anderen tijdens het uitgaan in een vechtpartij klappen uitgedeeld aan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] .
Door dit forse geweld in het uitgaansleven heeft verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en gezondheid van de slachtoffers, waarvan sommige ernstige verwondingen hebben opgelopen. Dat dit bij [slachtoffer 1] niet tot dodelijke verwondingen heeft geleid is een gelukkige omstandigheid, die echter geenszins is te danken aan verdachte en diens handelen. De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ondervinden tot op heden nog steeds lichamelijke en psychische klachten ten gevolge van deze feiten. Voorts veroorzaken dergelijke feiten, zeker als het feit plaatsvindt op de openbare weg en er mensen getuigen van zijn, gevoelens van onveiligheid en onrust bij deze getuigen in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van de feiten en de context waarin deze zijn gepleegd, zoals dat tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat de groep waartoe de slachtoffers behoorden evenzeer heeft bijgedragen aan het ontstaan van de vechtpartij.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 23 januari 2018;
- een reclasseringsadvies van 23 maart 2018, uitgebracht door Reclassering Nederland.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld in verband met geweldsdelicten tijdens het uitgaan. Opvallend is dat verdachte deze feiten ook samen met de medeverdachte heeft gepleegd. Dit is echter enige jaren geleden, maar het heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw gewelddadige feiten te plegen.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat het delictgedrag van verdachte in de kern bij zijn sub-assertiviteit ligt die soms overgecompenseerd wordt, waardoor hij zich agressief kan uiten. Dit gebeurt in situaties waarin verdachte, al dan niet met zijn vrienden, in conflict komt met anderen en zich aangevallen voelt. Verdachte was onder invloed van alcohol, de rapporteur is van mening dat dit een faciliterende rol heeft gespeeld ten tijde van het ten laste gelegde, maar ook tijdens eerdere justitiecontacten. Het heeft een ontremmend effect op hem. Het lukt verdachte dan niet meer om de agressieregulatievaardigheden (die hij in 2012 geleerd heeft tijdens zijn behandeling bij De Waag) toe te passen. Daarnaast ziet de rapporteur dat verdachte onvoldoende inzicht heeft in het verband tussen alcohol en geweld. De kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld/hoog. De reclassering heeft geadviseerd om verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie gericht op alcohol en geweld en een ambulante behandeling.
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, passend en noodzakelijk is. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank om herhaling te voorkomen tevens de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals hierna te noemen en door de reclassering geadviseerd.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.594,87. Dit bedrag bestaat uit € 394,87 materiële schade en € 1.200,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en stelt schade te hebben geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit ten bedrage van € 13.013,30. Dit bedrag bestaat uit € 10.013,30 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade .De benadeelde partij is echter van mening dat rekening gehouden moet worden met een mate van eigen schuld en is van mening dat een ‘eigen schuld correctie’ van 30% aan de orde is. De benadeelde partij vordert dan ook een bedrag van € 9.109,31.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voldoende onderbouwd is en dat deze hoofdelijk kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie vindt ook dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voldoende onderbouwd is en dat deze kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 353,90 en dat voor een vergoeding van de immateriële schade weinig ruimte is gelet op het eigen aandeel van de benadeelde partij.
De raadsman is van mening dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair is de raadsman van mening dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.500,- en dat voor een vergoeding van de immateriële schade geen ruimte is gelet op het eigen aandeel van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.594,87 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 november 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.594,87, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 november 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 2] geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 9.109,31 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 november 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 9.109,31, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 november 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 80 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 141, 302 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 3 dagen volgend op de datum waarop het vonnis onherroepelijk is geworden, tussen 13.00 en 16.30 uur bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 in Utrecht zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* actief zal deelnemen aan een gedragsinterventie training alcohol en geweld, waarbij verdachte zich dient te houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* de huidige behandeling bij de Waag, of bij een soortgelijke ambulante forensische polikliniek, zulks ter beoordeling van de reclassering, zal voortzetten, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.594,87;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.594,87 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 9.109,31;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2017 tot de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 9.109,31 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 80 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. de Stigter, voorzitter, mrs. R.J.A. Schaaf en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 april 2018.
Mr. Van de Lustgraaf is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter
uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, hebbende verdachte en/of zijn
mededader met dat opzet die [slachtoffer 1] (met kracht) in/tegen diens gezicht, althans
zijn hoofd, geslagen/gestompt en/of die (op dat moment op zijn knieën, althans
op de grond, zittende) [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met - zeer veel -
kracht) in/tegen, althans in de richting van, diens gezicht, althans zijn
hoofd, geschopt en/of die [slachtoffer 1] (opnieuw/weer) (met - zeer veel - kracht)
in/tegen diens gezicht, althans zijn hoofd, geslagen/gestompt, ten gevolge
waarvan die [slachtoffer 1] bewusteloos raakte en/of (met zijn hoofd) (hard) op de
straat/grond terecht kwam, althans op de grond/straat viel, zijnde de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter
uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer 1] , hebbende
verdachte en/of zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer 1] (met kracht) in/tegen
diens gezicht, althans zijn hoofd, geslagen/gestompt en/of die (op dat moment
op zijn knieën, althans op de grond, zittende) [slachtoffer 1] meermalen, althans
eenmaal, (met - zeer veel - kracht) in/tegen, althans in de richting van,
diens gezicht, althans zijn hoofd, geschopt en/of die [slachtoffer 1] (opnieuw/weer)
(met - zeer veel - kracht) in/tegen diens gezicht, althans zijn hoofd,
geslagen/gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] bewusteloos raakte en/of (met
zijn hoofd) (hard) op de straat/grond terecht kwam, althans op de grond/straat
viel, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (met kracht) in/tegen diens gezicht, althans
zijn hoofd, heeft/hebben geslagen/gestompt en/of die (op dat moment op zijn
knieën, althans op de grond, zittende) [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met
- zeer veel - kracht) in/tegen, althans in de richting van, diens gezicht,
althans zijn hoofd, heeft/hebben geschopt en/of die [slachtoffer 1] (opnieuw/weer) (met
- zeer veel - kracht) in/tegen diens gezicht, althans zijn hoofd, heeft/hebben
geslagen/gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] bewusteloos raakte en/of (met
zijn hoofd) (hard) op de straat/grond terecht kwam, althans op de grond/straat
viel, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2]
(met - zeer veel - kracht) in/tegen diens gezicht, althans zijn hoofd, heeft
geslagen/gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] bewusteloos raakte en/of
(met zijn hoofd) (hard) op de straat/grond terecht kwam, althans op de
grond/straat viel, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel, te weten een (dubbele) kaakbreuk en/of een
schedelbasisfractuur, heeft toegebracht door met dat opzet die [slachtoffer 2] (met -
zeer veel - kracht) in/tegen diens gezicht, althans zijn hoofd, te
slaan/stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] bewusteloos is geraakt en/of
(met zijn hoofd) (hard) op de straat/grond terecht is gekomen, althans op de
grond/straat is gevallen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer 2] , met dat
opzet die [slachtoffer 2] (met - zeer veel - kracht) in/tegen diens gezicht, althans
zijn hoofd, heeft geslagen/gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2]
bewusteloos raakte en/of (met zijn hoofd) (hard) op de straat/grond terecht
kwam, althans op de grond/straat viel, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (met - zeer veel -
kracht) in/tegen diens gezicht, althans zijn hoofd, heeft geslagen/gestompt,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] bewusteloos raakte en/of (met zijn hoofd)
(hard) op de straat/grond terecht kwam, althans op de grond/straat viel,
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden,
terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een (dubbele) kaakbreuk
en/of een schedelbasisfractuur, voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Utrecht, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, op of aan de openbare weg, te weten de
Steenweg en/of Bakkerstraat, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam
en/of het (met kracht) duwen van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 november 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk
mishandelend [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal,
(met kracht) heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt in/op/tegen het
hoofd en/of het lichaam en/of (met kracht) die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft
geduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] letsel heeft/hebben
bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 19 november 2017 en 2 december 2017, genummerd PL0900-2017349985, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 152. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 58.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 102.
4.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 83.
5.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 83.
6.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 84.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 124.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 125.
9.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 78.
10.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 79.
11.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 136.
12.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 137.
13.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 79.
14.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 80.
15.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 81.
16.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 144.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 119.
18.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 maart 2018.