ECLI:NL:RBMNE:2018:1002

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
6366838 AT VERZ 17-617
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag van de executeur en veroordeling in proceskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de executeur van de nalatenschap van een overleden erflaatster. Verzoekster, een erfgenaam, verzocht om ontslag van de executeur omdat deze zou weigeren de door erflaatster gedane schenkingen te erkennen en omdat er nog geen deugdelijke boedelbeschrijving zou zijn opgesteld. De executeur, verweerder, stelde echter dat zijn taken als executeur waren voltooid, aangezien hij een boedelbeschrijving had opgemaakt, de schulden van de nalatenschap had voldaan en aangifte erfbelasting had gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de executeur zijn verplichtingen had nagekomen en dat de executele was geëindigd. De verzoeken van verzoekster werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Toezicht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6366838 AT VERZ 17-617
Beschikking d.d. 9 maart 2018
Inzake het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. E.W.J. Ebben,
verder te noemen verzoekster,
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen verweerder of executeur,
gemachtigde: mr. P.J. Hentenaar-Polderman.
Verzoekster heeft het verzoek gedaan in haar hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap van:
[erflater] ,geboren te [geboorteplaats] op [1923] , overleden te [overlijdensplaats] op [2010] , laatst gewoond hebbende te [woonplaats] , verder te noemen erflaatster.
Belanghebbenden in deze zaak zijn:
[erfgenaam 1] ,erfgenaam,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen [erfgenaam 1] ,
en
[erfgenaam 2] ,erfgenaam en echtgenote van executeur,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen [erfgenaam 2] .

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift ingekomen op 3 oktober 2017, aangevuld met het testament van erflaatster van 4 december 2007;
  • het verweerschrift ingekomen op 15 februari 2018.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 22 februari 2018. Hierbij zijn verschenen: verzoekster met haar gemachtigde, verweerder met zijn gemachtigde en de belanghebbenden. Voorts was aanwezig mevrouw M.A.J. Emmerzaal, doventolk voor [erfgenaam 2] .

2.De vaststaande feiten

Volgens de verklaring van erfrecht(executele) van 2 september 2010 heeft erflaatster op
4 december 2007 voor het laatst over haar nalatenschap beschikt.
In dat testament heeft zij verweerder tot executeur benoemd. Hij heeft deze benoeming aanvaard.
Verzoekster en de belanghebbenden zijn de drie kinderen van erflaatster. Zij zijn gezamenlijk en voor gelijke delen erfgenaam.
De erfgenamen hebben de nalatenschap allen zuiver aanvaard.

3.De overwegingen van de kantonrechter

3.1.
Verzoekster verzoekt om verweerder op grond van artikel 4:149 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) als executeur te ontslaan. Hiertoe wordt aangevoerd dat de executeur weigert om de door erflaatster gedane schenkingen te erkennen. Ter onderbouwing van haar stelling dat het schenkingen betreft, heeft verzoekster ter terechtzitting een brief van een tante overgelegd. Ter terechtzitting heeft verzoekster betwist dat de executele is geëindigd. Er moet namelijk nog een deugdelijke boedelbeschrijving worden opgesteld en rekening en verantwoording worden afgelegd. Verzoekster vraagt om een opvolgend (professionele) executeur te benoemen die een deugdelijke boedelbeschrijving opmaakt, althans die een notaris aanwijst om een notariële boedelbeschrijving op te maken. Ook wordt verzocht om verweerder te veroordelen rekening en verantwoording af te leggen en het beheer van de nalatenschap over te dragen aan de erfgenamen.
3.2.
Verweerder verzoekt verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek danwel om haar verzoek af te wijzen en haar te veroordelen in de kosten van dit geding. Hij stelt zich op het standpunt dat de executele is geëindigd omdat hij zijn taken als executeur heeft voltooid. Er is namelijk een boedelbeschrijving opgemaakt, de schulden van de nalatenschap zijn voldaan, de aangifte erfbelasting is gedaan en de opgelegde aanslag is betaald. Tot slot is er rekening en verantwoording afgelegd en deze is overgelegd als productie bij het verweerschrift, aldus verweerder. In de boedelbeschrijving heeft verweerder de schenkingen van erflaatster aan verzoekster en [erfgenaam 2] opgenomen als vorderingen van de nalatenschap. Verweerder meent namelijk dat dit geen schenkingen zijn, maar voorschotten op de nalatenschap. Dat verzoekster het niet eens is met de door verweerder opgestelde boedelbeschrijving betekent niet dat hij als executeur niet aan zijn verplichting heeft voldaan om een boedelbeschrijving op te maken. Verweerder stelt dat in geschil tussen partijen is hoe de overboeking van € 100.000,-- per persoon aan verzoekster en [erfgenaam 2] moet worden gekwalificeerd. Dit geschil kan worden voorgelegd aan de rechtbank in een dagvaardingsprocedure over de verdeling van de nalatenschap, en niet in deze procedure. Daarom stelt verweerder dat de kosten voor deze procedure nodeloos zijn gemaakt en verzoekt hij om verzoekster te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Belanghebbenden zijn met verweerder van mening dat de executele is geëindigd.
3.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. De taak van de executeur eindigt op grond van artikel 4:149 lid 1 sub a BW wanneer hij zijn werkzaamheden als zodanig heeft uitgevoerd. Vaststaat dat verweerder de schulden van de nalatenschap heeft voldaan. Vaststaat ook dat verweerder een boedelbeschrijving heeft opgemaakt. Met de inhoud daarvan is verzoekster het echter niet eens. De taak van de executeur om een boedelbeschrijving op te maken is beschreven in artikel 4:146 lid 2 BW. Daaruit blijkt niet dat de executeur tot taak heeft een boedelbeschrijving op te maken waarmee alle erfgenamen het eens zijn. Voorts staat vast dat verweerder aangifte erfbelasting heeft gedaan en dat de aanslag erfbelasting is betaald. Het opstellen van een dergelijke aangifte erfbelasting kan gelden als een voldoende adequate boedelbeschrijving, aldus een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 oktober 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:8011). De kantonrechter oordeelt daarom dat verweerder heeft voldaan aan zijn verplichting om een boedelbeschrijving te maken. De stelling van verzoekster dat geen rekening en verantwoording is afgelegd door verweerder, wordt door hem betwist. Ter onderbouwing daarvan legt verweerder de door hem opgemaakte rekening en verantwoording over. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat verweerder aan deze verplichting heeft voldaan. Dat betekent dat de verweerder als executeur zijn werkzaamheden als zodanig heeft uitgevoerd en dat daarmee de executele is geëindigd. Om die reden zijn de verzoeken van verzoekster tot ontslag althans schorsing van de executeur; benoeming van een andere (professionele) executeur (die een notaris aanwijst om een notariële boedelbeschrijving op te laten maken); hem te veroordelen tot het afleggen van rekening en verantwoording en het beheer van de nalatenschap over te dragen niet meer aan de orde. De kantonrechter zal deze verzoeken daarom afwijzen.
3.5.
Verweerder vraagt om verzoekster te veroordelen in de proceskosten. De kantonrechter overweegt dat verzoekster in het ongelijk wordt gesteld. Voorts is de kantonrechter uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat de eigenlijke kern van het geschil tussen partijen is of er door erflaatster -wilsbekwaam- is geschonken of niet. Over dit geschil kan de kantonrechter in deze procedure niet oordelen. Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om verzoekster te veroordelen in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt verzoekster in de kosten, begroot op € 904,- exclusief BTW;
wijst het met meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Smit, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier, mr. R.H.M. den Ouden, in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2018.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.