ECLI:NL:GHARL:2016:8011

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
200.191.958
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van de executeur en bevel tot boedelbeschrijving in een nalatenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van de executeur van de nalatenschap van de erflaatster, die op [datum] 2014 is overleden. De erflaatster had in haar testament haar dochter [verzoekster 1] en de executeur benoemd als executeurs. De kantonrechter had eerder op 18 februari 2016 bevolen tot het opmaken van een boedelbeschrijving, maar de appellanten, die de erfgenamen zijn, verzochten in hoger beroep om het ontslag van de executeur en de benoeming van een nieuwe executeur of boedelnotaris.

Het hof heeft vastgesteld dat de executeur zijn werkzaamheden inmiddels had voltooid en alle schulden van de nalatenschap had voldaan. Hierdoor was er geen belang meer bij het verzoek tot ontslag van de executeur. Het hof oordeelde dat de appellanten niet-ontvankelijk waren in hun hoger beroep voor zover dat strekte tot vernietiging van het bevel tot boedelbeschrijving, aangezien tegen dit bevel geen hogere voorziening was toegelaten. De grieven van de appellanten konden niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking, en het hof heeft het hoger beroep verworpen. De appellanten zijn in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.191.958
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 4647152)
beschikking van 6 oktober 2016
inzake

1.[verzoekster 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [verzoeker 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

3. [verzoeker 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

4. [verzoekster 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep, verder ook: de appellanten,
advocaat: mr. mr. LJ. Haarsma te Paterswolde, gemeente Tynaarlo,
en
[verweerder 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep, verder ook: de executeur,
advocaat mr. J.G.J. Elslo,
en
mr. [verweerder 2] , notaris
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep, verder ook: de notaris,
advocaat: mr. G. van Atten te Amsterdam.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1. [belanghebbende 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [belanghebbende 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.G.J. Elslo.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht ) van 18 februari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 18 mei 2016;
- het verweerschrift aan de zijde van de executeur met producties;
- het verweerschrift aan de zijde van de notaris met producties;
- een journaalbericht van mr. van Atten van 21 september 2016 met producties;
- een journaalbericht van mr. Elslo van 22 september 2016 met producties;
- een journaalbericht van mr. Haarsma van 23 september 2016 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 26 september 2016 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Ook is verschenen *.
2.3
Het hof slaat geen acht op de stukken die door mr. Van Atten, mr. Elslo en
mr. Haarsma op 21, 22 en 23 september 2016 zijn overgelegd. Deze stukken zijn in een zeer laat stadium voor de mondelinge behandeling overgelegd en ter mondelinge behandeling is gebleken dat in elk geval mr. Elslo deze stukken niet met zijn cliënten heeft kunnen bespreken en zich niet heeft kunnen voorbereiden op een verweer daartegen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Op [datum] 2014 is te [woonplaats] overleden [erflaatster] , verder te noemen de erflaatster, geboren op [geboortedatum] 1930, laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] .
3.2
De erflaatster heeft als enige erfgenamen van haar nalatenschap achtergelaten haar zeven kinderen, te weten de appellanten, de executeur en de hiervoor genoemde overige belanghebbenden.
3.3
In haar testament van 9 januari 2013 heeft erflaatster haar dochter [verzoekster 1] en de executeur samen tot executeur benoemd. Zij hebben deze benoeming aanvaard. De kantonrechter te Utrecht heeft bij beschikking van 18 juli 2014 aan [verzoekster 1] op haar verzoek ontslag als executeur verleend. De executeur heeft ingevolge artikel 4:146 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de notaris aangewezen als boedelnotaris.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 2 december 2015 hebben appellanten verzocht om bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de executeur wegens gewichtige redenen te ontslaan als executeur in de nalatenschap van erflaatster en hem hangende het onderzoek naar de gewichtige redenen met onmiddellijke ingang te schorsen als executeur. Bij aanvullende verzoekschrift hebben de appellanten - kort weergegeven - tevens verzocht primair een nieuwe executeur te benoemen, subsidiair een boedelnotaris te benoemen en de reeds door de executeur benoemde boedelnotaris te vervangen en meer subsidiair op grond van artikel 672 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) een boedelbeschrijving te bevelen door een bij dat bevel aan te wijzen notaris.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 18 februari 2016 heeft de kantonrechter bevolen tot het opmaken van een boedelbeschrijving van de nalatenschap van de erflaatster in de vorm van een notariële akte, de boedelnotaris aangewezen als notaris door wie die boedelbeschrijving dient te geschieden, de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige verzoeken afgewezen.

4.De omvang van het geschil

De appellanten zijn met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 18 februari 2016. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De appellanten verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
de executeur onmiddellijk te ontslaan;
te bepalen dat [verzoekster 1] vanaf het moment van dat ontslag als executeur zal optreden in de nalatenschap van de erflaatster;
de boedelnotaris te ontslaan als notaris door wie de boedelbeschrijving dient te geschieden, een andere notaris te benoemen en te bevelen dat deze binnen één maand na de te geven beschikking de boedelbeschrijving opmaakt in de vorm van een notariële akte;
de executeur in persoon te veroordelen in de kosten van deze procedure.
De executeur en de notaris hebben ieder voor zich verweer gevoerd en verzoeken ieder de verzoeken in hoger beroep af te wijzen met veroordeling van de appellanten in de proceskosten, waarbij de executeur veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten vraagt.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De executeur heeft ingevolge artikel 4:144 lid 1 BW de taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen, die tijdens zijn beheer uit die goederen behoren te worden voldaan. De executeur moet met bekwame spoed een boedelbeschrijving opmaken (artikel 4:146 lid 2 BW) en aan de erfgenamen alle door hen gewenste inlichtingen geven over de uitoefening van zijn taak (artikel 4:148 BW). De erflaatster heeft geen testamentaire lasten aan de executeur opgelegd en geen beschikkingen gemaakt die hiervan afwijken.
5.2
De taak van de executeur eindigt onder meer wanneer hij zijn werkzaamheden als zodanig heeft voltooid en door ontslag dat de kantonrechter hem met ingang van een bepaalde dag verleent (artikel 4:149 lid 1 aanhef en onder a en f BW). Het ontslag wordt hem verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij om gewichtige redenen, zulks op verzoek van een mede-executeur, een erfgenaam of het openbaar ministerie, dan wel ambtshalve. Hangende het onderzoek kan de kantonrechter voorlopige voorzieningen treffen en de executeur schorsen (artikel 4:149 lid 2 BW).
5.3
Ter mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de executeur inmiddels zijn werkzaamheden als zodanig heeft voltooid. Hij heeft alle schulden van de nalatenschap, waaronder de legaten voldaan. Geen van de appellanten of andere belanghebbenden heeft dat weersproken. Nu daardoor zijn taak is geëindigd hebben appellanten geen belang meer bij hun verzoek tot ontslag van de executeur. Het hof merkt daarbij op dat de executeur al eerder heeft voldaan aan zijn verplichting een boedelbeschrijving te (doen) maken. Alleen al het opstellen van de aangifte voor de erfbelasting waarin de goederen en schulden die tot de nalatenschap behoren zijn vermeld kan gelden als een in dit verband voldoende adequate boedelbeschrijving. Dat de appellanten het op onderdelen niet eens zijn met deze boedelbeschrijving betekent niet dat een dergelijke boedelbeschrijving niet is gemaakt. Bovendien valt niet in te zien welk belang appellanten nog hebben bij een boedelbeschrijving door de executeur, nu op hun verzoek de kantonrechter op de voet van artikel 672 Rv een bevel tot boedelbeschrijving heeft gegeven en daartoe een notaris heeft aangewezen.
5.4
De appellanten zijn niet-ontvankelijk in hun hoger beroep voor zover dat strekt tot vernietiging van het bevel van de kantonrechter tot boedelbeschrijving door de bij dat bevel aangewezen notaris. Tegen dat bevel is op grond van artikel 672 lid 1 tweede zin Rv geen hogere voorziening toegelaten. Gesteld noch gebleken is van gronden die doorbreking van die uitsluiting van een hogere voorziening rechtvaardigen.
5.5
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, kunnen de grieven niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking en toewijzing van de verzoeken van appellanten. Het hof zal het hoger beroep verwerpen
5.5
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof appellanten in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de executeur en de notaris veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de executeur zullen worden vastgesteld op € 314,- aan griffierecht en € 1.788,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (tariefgroep II, 2 punten). Het hof ziet alleen al door het ontbreken van een gespecificeerde opgave daarvan geen aanleiding voor een veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de notaris zullen worden vastgesteld op € 314,- aan griffierecht en € 1.788,-voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (tariefgroep II, 2 punten).

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep;
veroordeelt appellanten in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de executeur vastgesteld op € 314,- voor verschotten en op € 1.788,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en aan de zijde van de notaris vastgesteld op € 314,- voor verschotten en op € 1.788 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, R.A. Dozy en M.L. van der Bel en is op 6 oktober 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.