Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
[verzoekster / verweerster in de nevenverzoeken] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde mr. A.A.E. Ferdinandusse,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
1.De procedure
2.De feiten
”voor wat betreft de reintegratie”.[verweerster / verzoekster in de nevenverzoeken] komt op 26 oktober 2016 niet werken.
3.Het verzoek van [verzoekster / verweerster in de nevenverzoeken]
4.Het verweer en de nevenverzoeken
8 september 2016 in zijn geheel heeft gestaakt. De loonstaking is onredelijk. [verzoekster / verweerster in de nevenverzoeken] heeft haar re-integratieverplichtingen geschonden door het tweede spoor niet in te zetten nu er bij haar geen passende werkzaamheden waren. Tot 4 oktober 2016 werd het ziekengeld door het UWV aan [verzoekster / verweerster in de nevenverzoeken] betaald. Vanaf 4 oktober 2016 betaalt het UWV dat geld rechtstreeks aan [verweerster / verzoekster in de nevenverzoeken] . UWV heeft [verweerster / verzoekster in de nevenverzoeken] gekort op haar uitkering wegens het schenden van haar re-integratieverplichtingen. [verweerster / verzoekster in de nevenverzoeken] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Over de periode 8 september 2016 tot 4 oktober 2016 dient [verzoekster / verweerster in de nevenverzoeken] het volledige bedrag aan ziekengeld van € 700,00 te voldoen, vermeerderd met de aanvulling tot het minimumloon van € 222,32. Vanaf 4 oktober 2016 tot 30 november 2016 dient [verzoekster / verweerster in de nevenverzoeken] een bedrag van € 222,32 bruto per maand te voldoen.
31 januari 2017 weer recht zou zijn op uitbetaling van loon. Omdat alleen in de eerste 52 weken van arbeidsongeschiktheid het loon aangevuld dient te worden tot het minimum loon en dit recht op 30 november 2016 is verstreken, heeft [verzoekster / verweerster in de nevenverzoeken] ten aanzien van de aanvulling geen verplichtingen meer jegens [verweerster / verzoekster in de nevenverzoeken] . Het UWV heeft de loonsanctie op verzoek van [verweerster / verzoekster in de nevenverzoeken] overgenomen. Volgens [verzoekster / verweerster in de nevenverzoeken] heeft zij op 19 december 2016 aan het UWV gemeld dat [verweerster / verzoekster in de nevenverzoeken] weer voldoet aan de op haar rustende re-integratieverplichtingen.
5.5. De beoordeling
“In het vijfde lid wordt als eis gesteld dat de werkgever de werknemer eerst schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van de verplichtingen, bedoeld in artikel 7:660a BW, of om die reden de betaling van het loon heeft gestaakt, alsmede dat de werkgever in een dergelijk geval dient te beschikken over een deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 7:629a BW.”(
Kamerstukken II2013/14, 33818, 3, p. 107) en:
“Ten slotte wordt voorgesteld aan artikel 7:671b, vijfde lid, onderdeel b, toe te voegen dat het overleggen van een deskundigenoordeel niet van de werkgever wordt verlangd, als dit in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als het niet mogelijk is om snel een dergelijke verklaring te verkrijgen doordat de werknemer zich onbereikbaar houdt en aldus daaraan geen medewerking verleent. Dit zal mede in het licht van de omstandigheden van het geval moeten worden afgewogen. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 7:629a, tweede lid.”(
Kamerstukken II2014/15, 33988, 3, p. 12).
Kamerstukken II1995/96, 24439,3, p. 24 en ECLI:NL:GHSHE:2016:3994).