ECLI:NL:RBMNE:2017:6956

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
16/659106-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak brandstichting, veroordeling bedreiging agenten met zware mishandeling en brandstichting

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1973, die zonder vaste woon- of verblijfplaats was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van brandstichting, ondanks ernstige verdenkingen, omdat het bewijs onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de aanwijzingen in het dossier niet met voldoende zekerheid konden leiden tot de conclusie dat de verdachte de brand had gesticht. De verdachte was wel schuldig aan bedreiging van twee politieagenten met zware mishandeling en brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 30 januari 2017 met een open fles terpentine en een aansteker dreigend had gehandeld richting de agenten, wat hen in een situatie van angst en onveiligheid bracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een klinische behandeling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, de agenten, toegewezen, die immateriële schadevergoeding vorderden van € 260,00 per persoon.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/659106-17; 16/652251-17 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon-/ of verblijfplaats
thans verblijvende in de [verblijfplaats] te [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare
terechtzittingen van 29 augustus 2017 en 26 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.H. Hoogendam en van hetgeen verdachte en mr. F. Visser en mr. T.S. van der Horst, advocaten te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/659106-17
op 30 januari 2017 in Zeist [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd;
parketnummer 16/652251-17
feit 1 op 2 maart 2017 in Zeist brand heeft gesticht in een parkeergarage terwijl daardoor levensgevaar voor personen en gevaar voor goederen werd veroorzaakt, dan wel (subsidiair) meerdere auto’s heeft vernield of beschadigd door brand te stichten;
feit 2 op 14 augustus 2016 in Zeist zonder dat daar een noodzaak voor was, meerdere keren het alarmnummer 112 heeft gebeld;
feit 3 op 2 december 2016 en 3 december 2016 in Zeist zonder dat daar een noodzaak voor was, meerdere keren het alarmnummer 112 heeft gebeld;
feit 4 op 24 januari 2017 in Zeist een winkelverbod heeft overtreden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 VRIJSPRAAK
De rechtbank overweegt dat het dossier verschillende aanwijzingen bevat dat verdachte betrokken is geweest bij het onder feit 1 van parketnummer 16/652251-17 ten laste gelegde. Zo was verdachte aanwezig in de directe omgeving van de brand, had zij zwarte vegen op haar handen en vertoont de wijze waarop de brand was gesticht overeenkomsten met eerdere brandjes waarbij verdachte betrokken was. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank echter van oordeel dat uit deze aanwijzingen in de gegeven omstandigheden niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die de brand heeft gesticht, nu het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten bevat die tot dat oordeel zouden kunnen leiden. Verdachte woonde immers boven de parkeergarage en van de aard van het materiaal van de vegen/sporen op de handen van verdachte is niet vastgesteld of dit wel of geen relatie had met de brandstichting. Voorts is de wijze waarop brand is gesticht niet dusdanig onderscheidend dat daaruit afgeleid kan worden dat verdachte de brand heeft gesticht.
Dit maakt dat het dossier weliswaar voldoende aanwijzingen bevat die een ernstige verdenking tegen verdachte rechtvaardigden, maar onvoldoende om tot wettig bewijs van het onder feit 1 van parketnummer 16/652251-17 ten laste gelegde te komen. De rechtbank zal verdachte hiervan daarom vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder parketnummer 16/659106-17 en het onder 2, 3 en 4 van parketnummer 16/652251-17 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder parketnummer 16/659106-17 ten laste gelegde bedreiging.
Verdachte heeft ten aanzien van de bedreiging verklaard dat zij niet de bedoeling had om verbalisanten iets aan te doen, maar dat haar handelen op haarzelf was gericht. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had verbalisanten te bedreigen.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 van parketnummer 16/652251-17 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen parketnummer 16/659106-17 [1]
Op 30 januari 2017 ging verbalisant [verbalisant 1] samen met zijn collega [verbalisant 2] naar het adres [adres] te [woonplaats] , het adres van [verdachte] . Hij zag dat [voornaam van verdachte] naar buiten kwam en even later weer haar woning binnen ging. [2] Hij hoorde dat [voornaam van verdachte] iets riep. Hij zag dat zij naar hen toekwam. In haar ene hand had zij een doorzichtige fles met een doorzichtige vloeistof. De fles was open en voor driekwart gevuld. In haar andere hand had zij een aansteker. Zij klikte met de aansteker en hij zag een vlam. Hij zag dat [voornaam van verdachte] een beweging naar voren maakte. Zij stond nog geen meter van hem af. Hij zag dat [voornaam van verdachte] met beide handen ook een beweging naar voren maakte, in zijn richting. Hij dacht dat zij met deze beweging de vloeistof over hem heen zou gooien. Hij hoorde haar “Woesh” zeggen. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] zag in de woning van verdachte, nadat zij was aangehouden, een fles terpentine staan. Hij herkende de fles als de fles die verdachte daarvoor in haar handen had gehad. Hij zag dat deze fles voor driekwart gevuld was en dat de dop niet op de fles zat. [4]
Verbalisant [verbalisant 2] was op 30 januari 2017 met zijn collega [verbalisant 1] bij de woning van [verdachte] . [5] Hij zag dat [voornaam van verdachte] op hen af kwam lopen. Hij stond op dat moment schuin achter zijn collega [verbalisant 1] . In haar ene hand had zij een doorzichtige fles met een doorzichtige vloeistof. De fles was open en voor driekwart gevuld. In haar andere hand had zij een aansteker. Zij klikte met de aansteker en hij zag een vlam. Hij zag dat [voornaam van verdachte] een beweging naar voren maakte. Zij stond ongeveer 2,5 meter van hem af. Hij zag dat [voornaam van verdachte] met beide handen ook een beweging naar voren maakte, in zijn richting. Hij dacht dat zij met deze beweging de vloeistof over hem heen zou gooien. Hij hoorde haar “Woesh” zeggen. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij met een fles terpentine in haar hand naar haar voordeur en in de richting van de verbalisanten is gelopen. In haar andere hand had zij een aansteker. Zij deed de aansteker aan en zei “Woesh”. [7]
Bewijsoverweging
Voorwaardelijk opzet
Verdachte heeft met een geopende fles terpentine en een ontvlamde aansteker een voorwaartse beweging gemaakt in de richting van de verbalisanten, terwijl zij zich op korte afstand van elkaar bevonden. De verbalisanten hebben verklaard zich daardoor bedreigd te hebben gevoeld. De rechtbank is van oordeel dat uit de voornoemde bewijsmiddelen in ieder geval voorwaardelijk opzet op de bedreiging kan worden afgeleid. De kans dat het handelen van verdachte als een bedreiging op de verbalisanten zou overkomen was, gelet op de licht ontvlambare aard van de vloeistof, in combinatie met de aanwezigheid van open vuur en het maken van een voorwaartse beweging in de richting van de verbalisanten, aanmerkelijk. Uit die voorwaartse beweging leidt de rechtbank tevens af dat verdachte die kans ook bewust heeft aanvaard.
Verdachte heeft in dat verband nog opgemerkt dat haar handelen op haarzelf gericht was. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat dit op enig moment voor verbalisanten duidelijk was. Het handelen van verdachte was naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op de verbalisanten. Bij hen is terecht de redelijke vrees ontstaan dat zij geraakt konden worden door de vloeistof uit de geopende fles en dat deze kon ontbranden.
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling en brandstichting.
Bewijsmiddelen parketnummer 16/652251-17, feit 2, 3 en 4
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 2, 3 en 4 van parketnummer 16/652251-17 ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
feit 2 [8]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2017;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [A] en [B] , pagina 3;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [A] , pagina 6;
feit 3 [9]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2017;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [C] en [D] , pagina 6 en 7;
  • een geschrift, te weten een emailbericht van 3 december 2016, afkomstig van [E] , Politie Landelijke Eenheid, dienst landelijk operationeel centrum, pagina 10;
feit 4 [10]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2017;
  • een proces-verbaal van aangifte van [F] , pagina 4 en 5;
  • een geschrift, te weten een winkelontzegging ten name van [verdachte] van 21 oktober 2016, pagina 7.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/659106-17
op 30 januari 2017 te Zeist, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met zware mishandeling en brandstichting, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend gehandeld als volgt:
- verdachte is naar die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] toegelopen met in haar ene hand een open fles (voor de helft gevuld met) terpentine en in haar andere hand een aansteker en
- vervolgens heeft verdachte die aansteker aangeklikt waardoor er een vlam ontstond en
- vervolgens heeft verdachte met haar, verdachtes, handen een voorwaartse beweging gemaakt in de richting van die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en
- vervolgens heeft verdachte daarbij gezegd: "Woesh!";
parketnummer 16/652251-17
2
op 14 augustus 2016 te Zeist, telkens opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, meerdere malen, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
3
op 02 december 2016 en 03 december 2016 te Zeist, telkens opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, meerdere malen, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
4
op 24 januari 2017 te [vestigingsplaats] , in een besloten lokaal gelegen aan de [adres] en in gebruik bij de [naam supermarkt] , wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was haar, verdachte, met ingang van 21 oktober 2016 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van één jaar;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder parketnummer 16/659106-17 en hetgeen onder 2, 3 en 4 van parketnummer 16/652251-17 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16/659106-17
bedreiging met zwaar lichamelijk letsel en brandstichting, meermalen gepleegd.
parketnummer 16/652251-17
feit 2 en feit 3
telkens: het opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd;
feit 4
het in een besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een rapport van 18 mei 2017, opgemaakt door N. Erdmann, psychiater;
  • een rapport van 29 april 2017, opgemaakt door J.P.M. van der Leeuw, psycholoog.
Uit de voornoemde rapportages volgt onder meer dat verdachte – ook ten tijde van het ten laste gelegde - lijdende is aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van misbruik van verschillende middelen en een borderline persoonlijkheidsstoornis.
Uit het rapport van J.P.M. van der Leeuw volgt voorts dat verdachte zich in de periode voorafgaand aan de ten laste gelegde bedreiging op 30 januari 2017 emotioneel en psychisch extra belast voelde vanwege de moeilijkheden en problemen met en van haar kinderen. Vanwege haar persoonlijkheidstoerusting hield zij gepaste hulp deels af en zij kon niet adequaat omgaan met het feit dat zij werd aangesproken op haar gedrag. Negatieve gedachten en gevoelens zette zij om in negatief gedrag. Verdachte is voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Uit het rapport van N. Erdmann volgt voorts dat de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van de bedreiging op 30 januari 2017 nadelig beïnvloed werden door het gebruik van speed, voornamelijk in interactie met de dynamiek passend bij de borderline persoonlijkheidsstoornis waarbij afwijzing resulteert in pogingen om de aandacht vast te houden. Geadviseerd wordt om dit feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank ziet voldoende aanknopingspunten waaruit afgeleid kan worden dat de bij verdachte vastgestelde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ook aanwezig waren ten tijde van de onder 2, 3 en 4 van parketnummer 16/652251-17 ten laste gelegde feiten en op die momenten van invloed waren op het handelen van verdachte. De rechtbank zal verdachte, gelet op voornoemde rapportages en conclusies, haar persoon, persoonlijkheidsproblematiek en de aard van de feiten, ook voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar achten.
De rechtbank is gelet op de conclusies van de deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid geheel uitsluit.

9 OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 52 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en plaatsing in de [verblijfplaats] , of enig andere FPK, voor de duur van maximaal 12 maanden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, ook indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van de bedreiging komt, er geen ruimte is voor een straf die de tijd die verdachte inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te boven gaat.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft op 30 januari 2017 twee politieagenten bedreigd zoals bewezen verklaard.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat haar handelen was gericht tegen twee politieagenten die bezig waren met de uitvoering van hun taak. Een situatie als deze behoort niet tot het dagelijks werk van verbalisanten en zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte zeer vaak en onnodig het alarmnummer 112 gebeld. Zij heeft hiermee een kostbaar beslag gelegd op publieke middelen die ten dienste van het algemeen belang staan, waarbij bovendien het risico ontstaat dat het alarmnummer niet of moeilijker bereikbaar is voor daadwerkelijke noodsituaties. Ook heeft verdachte een haar opgelegd winkelverbod overtreden.
Een bedreiging als bewezen verklaard is niet voorzien in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. De rechtbank zoekt daarom, gelet op de aard en de ernst van de bedreiging, aansluiting bij de oriëntatiepunten voor een bedreiging waarbij sprake is van het tonen van enig wapen, die, afhankelijk van de aard van het wapen, variëren van 40 uur taakstraf tot 4 maanden gevangenisstraf. Indien het feit is begaan tegen een politieagent kan de betreffende straf worden verhoogd met 33% tot 100%.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de stukken die betrekking hebben op de persoon van verdachte.
Uit een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 juli 2017, volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Uit de voornoemde rapportages van N. Erdmann en J.P.M. van der Leeuw volgt dat, indien de problematiek van verdachte onbehandeld blijft, de kans op herhaling groot is.
N. Erdmann adviseert een opname van verdachte op een FPA in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf.
J.P.M. van der Leeuw adviseert verdachte, in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel, verplicht te laten behandelen en begeleiden door een Forensisch ACT team.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages van de Reclassering Nederland van 6 juli 2017 en 15 augustus 2017. De heer [G] , reclasseringswerker, heeft ter terechtzitting voornoemde rapportages toegelicht. Verdachte is op 5 mei 2017 geschorst uit de voorlopige hechtenis. Het toezicht verliep moeizaam en er werd getwijfeld aan de openheid en medewerking van verdachte. Ook waren de meldingen van overlast veroorzaakt door verdachte toegenomen. De bestaande hulpverlening was onvoldoende, waarna verdachte voor een klinische opname bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling [naam afdeling] is aangemeld. Deze opname van verdachte werd door de FPA [naam afdeling] medio augustus 2017 beëindigd omdat zij diverse verdovende middelen gebruikte en was weggelopen.
De heer [G] heeft verklaard dat verdachte de dag voor de zitting is geaccepteerd door de [verblijfplaats] en daar op 27 september 2017 opgenomen kan worden. Deze kliniek zal eerst de nadruk leggen op detoxificatie en het op orde brengen van de medicatie van verdachte. De duur van de klinische behandeling is mede afhankelijk van de inschatting door de FPK, het verloop van de detoxificatie, de houding en problematiek van verdachte en het opstellen van een passende behandelaanpak.
Een FPK zoals [verblijfplaats] heeft een hoger beveiligingsniveau dan een FPA zoals de afdeling [naam afdeling] .
De reclassering adviseert een klinische opname van verdachte in de FPK [verblijfplaats] , of een vergelijkbare FPK, in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 31 maart 2017 een strafbeschikking van € 140,00 opgelegd heeft gekregen. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de persoon en persoonlijkheid van verdachte en om de kans op herhaling zoveel mogelijk te beperken, begeleiding en behandeling van verdachte noodzakelijk is. Opname in een FPA en/of begeleiding en behandeling van verdachte door een FACT-team, zijn geen optie nu zowel de ambulante begeleiding als een opname in de FPA [naam afdeling] van verdachte voortijdig en zonder enig resultaat zijn beëindigd.
Verdachte is voor behandeling inmiddels opgenomen in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) [verblijfplaats] . Het is daarom niet gewenst dat verdachte opnieuw gedetineerd komt te zitten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank zal een deel daarvan, groot 51 dagen, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar en zal daarbij reclasseringstoezicht opleggen en als bijzondere voorwaarde een klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden in de FPK [verblijfplaats] , of een soortgelijke FPK.

10.BESLAG

De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte in beslag genomen iPhone 4 verbeurd te verklaren.
De verdediging heeft bepleit de iPhone 4 aan verdachte terug te geven. Verbeurdverklaring van de telefoon is, gelet op de waarde van de telefoon, onevenredig. Voorts is de telefoon niet specifiek gebruikt voor het betreffende delict.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen iPhone die aan verdachte toebehoort. Hoewel op zichzelf vatbaar voor verbeurdverklaring, dient de telefoon aan verdachte te worden teruggegeven, nu verdachte, gelet op haar persoonlijke omstandigheden, onevenredig zwaar zou worden getroffen door een verbeurdverklaring.

11.BENADEELDE PARTIJ

11.1
[verbalisant 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 260,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/659106-17 ten laste gelegde feit.
11.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
11.1.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
11.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 16/659106-17 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 260,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 januari 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
11.2
[verbalisant 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 260,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/659106-17 ten laste gelegde feit.
11.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
11.2.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
11.3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 16/659106-17 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 260,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 januari 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 63, 138, 142 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 van parketnummer 16/652251-17 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/659106-17 en het onder 2, 3 en 4 van parketnummer 16/652251-17 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder parketnummer 16/659106-17 en het onder 2, 3 en 4 van parketnummer 16/652251-17 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16/659106-17 en het onder 2, 3 en 4 van parketnummer 16/652251-17 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 150 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (99 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 51 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte:
* zich zal laten opnemen en mee zal werken aan een klinische behandeling in de [verblijfplaats] te [woonplaats] , althans een soortgelijke FPK, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling aan verdachte zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt dat verdachte mee zal werken aan detoxificatie. De opname duurt maximaal 12 maanden of zoveel korter als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering dit wenselijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorlopige hechtenis
- heft op het onder parketnummer 16/659106-17 geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
- heft op het onder parketnummer 16/652251-17 geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
benadeelde partijen
[verbalisant 2]
- wijst de vordering van [verbalisant 2] toe tot een bedrag van € 260,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 2] aan de Staat € 260,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[verbalisant 1]
- wijst de vordering van [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 260,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat
€ 260,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 iPhone 4, kleur zwart (PL0900-2016250251 – 1771786).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. de Stigter, voorzitter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en J.W.B. Snijders Blok, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2017.
Bijlage: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/652251-17
1. Primair
zij op of omstreeks 02 maart 2017 te Zeist, opzettelijk brand heeft gesticht in een parkeergarage aan de [adres] en/of aan de [straatnaam] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een stapel folders en/of kranten rondom aldaar geparkeerde voertuig(en) (te weten een Volkswagen met kenteken [kenteken] en/of een Opel Astra met kenteken [kenteken] en/of een Toyota Aygo met kenteken [kenteken] ) in aanraking gebracht met een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk in aanraking gebracht met (open) vuur, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die/dat voertuig(en) (te weten een Volkswagen met kenteken [kenteken] en/of een Opel Astra met kenteken [kenteken] en/of een Toyota Aygo met kenteken [kenteken] ) geheel en/of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in de parkeergarage aanwezige voertuigen en/of voor de boven de parkeergarage gelegen (inboedel(s) van) woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoner(s) van de boven de parkeergarage gelegen woning(en), in elk geval levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
zij op of omstreeks 02 maart 2017 te Zeist, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere voertuigen (te weten een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] en/of een Toyota Aygo met kenteken [kenteken] en/of een Opel Astra met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (door deze voertuigen door middel van (open) vuur in brand te steken);
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 14 augustus 2016 te Zeist, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, één of meerdere malen gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
art 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op of omstreeks 02 december 2016 en/of 03 december 2016 te Zeist, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, één of meerdere malen, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
art 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
zij op of omstreeks 24 januari 2017 te Zeist, althans in Nederland, in een besloten lokaal gelegen aan de [adres] en in gebruik bij de [naam supermarkt] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was haar, verdachte, met ingang van 21 oktober 2016 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van één jaar;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16/659106-17
zij op of omstreeks 30 januari 2017 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend gehandeld als volgt:
- verdachte is naar die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] toegelopen met in haar ene hand een (open) fles (voor de helft gevuld met) terpentine en/of een fles met een doorzichtige vloeistof en in haar andere hand een aansteker en/of
- ( vervolgens) heeft verdachte die aansteker aangeklikt waardoor er een vlam ontstond en/of
- ( vervolgens) heeft verdachte met haar, verdachtes, handen een voorwaartse beweging gemaakt in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of
- ( vervolgens) heeft verdachte daarbij gezegd: "Woesh!" en/of (een) woord(en) van gelijke strekking en/of aard;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 februari 2017, genummerd PL0900-2017031838, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1] , pagina 21.
3.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1] , pagina 22.
4.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 31.
5.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 2] , pagina 72.
6.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 2] , pagina 73.
7.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2017.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Eenheid Midden-Nederland van 22 oktober 2017, genummerd PL0900-2016250251. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Eenheid Midden-Nederland van 4 december 2016, genummerd PL0900-2016373745. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Eenheid Midden-Nederland van 24 januari 2017, genummerd PL0900-2017024752. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.