ECLI:NL:RBMNE:2017:6893

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
C/16/424046 / HA RK 16-228
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van zoekresultaten uit Google op basis van het recht om vergeten te worden

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in een verzoek van een verzoekster om verwijdering van bepaalde zoekresultaten uit de zoekmachine Google. De verzoekster, die een eenmanszaak en een vennootschap naar Amerikaans recht heeft, heeft verzocht om de verwijdering van URL's die haar in verband brengen met vermeende belangenverstrengeling. Dit verzoek is gedaan op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Europese Privacyrichtlijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tegen Google Netherlands B.V. omdat deze niet als verantwoordelijke kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat Google Inc. wel als verantwoordelijke kan worden aangemerkt, maar dat het verzoek van de verzoekster niet voldoet aan de vereisten van de Wbp. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de zoekresultaten niet onjuist, irrelevant of bovenmatig zijn en dat Google het verzoek om verwijdering in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. De verzoekster is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten dragen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/424046 / HA RK 16-228
Beschikking van 24 mei 2017
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. M.H.L. Hemmer te Breda,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOOGLE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de vennootschap naar Amerikaans recht
GOOGLE INC.,
gevestigd te Mountain View, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
verweersters,
advocaten mr. A. Strijbos en mr. R.D. Chavannes te Amsterdam.
Partijen worden hierna als volgt aangeduid: verzoekster als [verzoekster] , verweersters afzonderlijk als Google Inc. en Google NL en gezamenlijk als Google.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 september 2016;
  • het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 april 2017;
  • de brief van mr. Hemmer van 10 april 2017 met een gewijzigd verzoekschrift en aanvullende producties;
  • de pleitaantekeningen namens [verzoekster] en Google;
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] drijft de eenmanszaak [eenmanszaak] en is (middelijk)
(mede-)eigenaar van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ). In de periode van 2004 tot en met 2010 hebben [eenmanszaak] en [bedrijf] opdrachten uitgevoerd voor de [universiteit] (hierna: [universiteit] ). Enkele opdrachten zijn door de [universiteit] verstrekt in de periode dat de echtgenoot van [verzoekster] als decaan werkzaam was bij de [universiteit] .
2.2.
In 2011 heeft PricewaterhouseCoopers B.V. (hierna: PwC) in opdracht van (het College van Bestuur van) de [universiteit] onderzoek verricht naar de gunning van de opdrachten aan [eenmanszaak] en [bedrijf] en onderzocht of daarbij sprake is geweest van belangenverstrengeling.
2.3.
Google Inc. biedt de internetzoekmachine Google Search (hierna: de zoekmachine) aan. De zoekmachine helpt gebruikers om informatie elders op het internet te vinden. Gebruikers kunnen een of meer zoektermen opgeven, waarna de zoekmachine een pagina met zoekresultaten weergeeft. De zoekresultatenpagina toont in eerste instantie een lijst met koppelingen, te weten steeds een combinatie van een titel van een webpagina met daaronder de hyperlink, ofwel Uniform Resource Locator (hierna: URL) naar het betreffende internetadres en een snippet, zijnde een korte samenvatting van de webpagina. De selectie en ordening van de zoekresultaten en de vertoning daarvan aan de gebruiker zijn het dynamisch product van een geautomatiseerd, algoritmisch proces. De zoekmachine indexeert op het internet gepubliceerde of opgeslagen informatie en stelt aan de hand van zoektermen koppelingen in een bepaalde volgorde aan internetgebruikers ter beschikking.
2.4.
Google NL is een vestiging van Google Inc. in Nederland.
2.5.
Als in de zoekmachine de zoekopdracht ‘ [verzoekster] ’ wordt ingevoerd, wordt een zoekresultaat (hierna: het zoekresultaat) weergegeven. Op de eerste pagina van het zoekresultaat verschijnen (ten tijde van het indienen van het verzoekschrift), voor zover relevant, de volgende URL’s:
  • https://www [url] ;
  • http://www. [url] ;
  • http://www. [url] /.
Voornoemde URL’s worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘de URL’s’.
2.6.
[verzoekster] heeft op 8 juni 2016 via een daarvoor bestemd online formulier Google Inc. verzocht om de voornoemde URL’s te verwijderen. Bij brief van 9 juni 2016 heeft [verzoekster] haar verzoek nader toegelicht aan Google.
2.7.
Per e-mail van 23 juni 2016 heeft Google het verzoek van [verzoekster] afgewezen.
2.8.
Op verzoek van [verzoekster] heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) Google bij brief van 29 juli 2016 verzocht om haar afwijzende beslissing te heroverwegen.
2.9.
Per e-mail van 16 augustus 2016 heeft Google de AP bericht dat zij na het doen van nieuw onderzoek niet tot verwijdering van de zoekresultaten zal overgaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank op grond van artikel 36 en 40 jo. 46 Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Google te bevelen de in het geding zijnde zoekresultaten af te schermen dan wel te verwijderen binnen dertig dagen na het afgeven van de beschikking op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Google hiermee in gebreke blijft, met veroordeling van Google in de proceskosten.
3.2.
[verzoekster] stelt daartoe – samengevat – dat Google in strijd handelt met de Wbp en de Europese richtlijn, nr 95/46/EG, (hierna: de Privacyrichtlijn). Informatievrijheid rechtvaardigt dit niet, nu het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) bij arrest van 13 mei 2014 met zaaknummer C-131/12 inzake Google Spain vs. Costeja (hierna: het Costeja-arrest) (ECLI:EU:C:2014:317) heeft beslist dat personen moeten worden beschermd tegen langdurige achtervolging door berichten die irrelevant, buitensporig of onnodig diffamerend zijn. Volgens [verzoekster] leidt het zoekresultaat ertoe dat haar naam is besmet omdat zij ten onrechte geassocieerd wordt met de vermeende belangenverstrengeling. Het zoekresultaat heeft een negatieve impact op het leven van [verzoekster] , zowel zakelijk als privé. [verzoekster] baseert haar verzoek tevens op het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:316).
3.3.
Google voert verweer met conclusie tot afwijzing van het gevorderde en met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover nodig – nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
[verzoekster] heeft haar verzoek zowel tegen Google Inc. als tegen Google NL gericht. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de rechtbank als volgt.
4.1.1.
Google Inc. kan worden aangemerkt als verantwoordelijke in de zin van artikel 1, aanhef, sub d, Wbp. Het Hof heeft in het Costeja-arrest onder rov. 32 gewezen op de omschrijving van verantwoordelijke in artikel 2, sub d, van de Privacyrichtlijn als ‘de natuurlijke of rechtspersoon, de overheidsinstantie, de dienst of enig ander lichaam die, respectievelijk dat, alleen of tezamen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt’. Onder rov. 33 oordeelt het Hof dat het de exploitant van de zoekmachine is die het doel van en de middelen voor deze activiteit vaststelt en dus van de door hem zelf in dat kader verrichte verwerking van persoonsgegevens, zodat hij krachtens dat artikel 2 sub d, moet worden geacht ‘de verantwoordelijke’ voor deze verwerking te zijn. Google Inc. is derhalve betrokken bij de realisatie en het aanbieden van de zoekdienst, en heeft daadwerkelijke betrokkenheid, feitelijk of juridisch, bij de verwerking van persoonsgegevens die in dat kader plaatsvindt.
4.1.2.
Google NL kan niet als verantwoordelijke in de zin van de Privacyrichtlijn en de Wbp worden aangemerkt, omdat zij niet degene is die het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. Google heeft daartoe aangevoerd, en dit is niet, althans onvoldoende door [verzoekster] betwist, dat Google NL geen betrokkenheid heeft bij het aanbieden van de dienst Google Search waarop het verzoek betrekking heeft. Google NL verwerkt dan ook geen persoonsgegevens en heeft vooral een verkoopondersteunende rol. l Het verweer van Google dat [verzoekster] niet-ontvankelijk is in haar verzoek jegens Google NL slaagt derhalve.
De reikwijdte van het verzoek
4.2.
Tussen partijen is niet in discussie dat het verzoek tot verwijdering alleen ziet op het zoekresultaat, te weten het zoekresultaat bij een zoekopdracht op ‘ [verzoekster] ’. Het verzoek tot verwijdering ziet niet op het volledige zoekresultaat, maar slechts op de URL’s die naar een bronpagina verwijzen.
4.3.
Google heeft gemotiveerd aangevoerd dat en waarom een eventuele verwijdering geen ruimere toepassing moet krijgen dan de Nederlandse versie van Google, te weten google.nl, waarnaar een internetgebruiker automatisch wordt geleid wanneer hij vanuit Nederland google.com invoert.
4.3.1.
[verzoekster] heeft hiertegen aangevoerd, hetgeen door Google onvoldoende is betwist, dat het automatisch doorsturen naar de locatie van de gebruiker van Google Search afhankelijk is, althans kan zijn van de instelling die de gebruiker hanteert. Dit kan ertoe leiden dat de gebruiker van Google Search niet automatisch zal worden doorgestuurd naar google.nl. Het verzoek van [verzoekster] zal om die reden niet worden beperkt tot enkel de Nederlandse versie van Google Search, te weten google.nl.
4.3.2.
Google heeft gesteld dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om een uitspraak te doen over een verzoek tot verwijdering van informatie van buitenlandse versies van Google Search, omdat die informatie onder de rechtsmacht van de buitenlandse rechter valt. Nu het op zich mogelijk is dat een gebruiker van Google Search ook in Nederland gebruik maakt van google.com en de Wbp in een dergelijke situatie ook van toepassing is nu de verantwoordelijke gebruik maakt van zich in Nederland bevindende geautomatiseerde middelen, wordt dit verweer gepasseerd.
Het verwijderingsverzoek
4.4.
Het verzoek aan de rechtbank betreft een verzoek op grond van artikel 46 Wbp, ertoe strekkende Google te bevelen het door [verzoekster] op grond van artikel 36 en 40 Wbp ingediende verzoek tot verwijdering of afscherming van het zoekresultaat toe te wijzen. Beoordeeld moet worden of aan de eisen van artikel 36 en 40 Wbp is voldaan.
4.5.
Een gegevensverwerking als de onderhavige vindt haar grondslag in artikel 8 sub f Wbp, dat voorschrijft dat persoonsgegevens slechts mogen worden verwerkt indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zich daartegen verzet.
4.6.
Bij beoordeling van een verzoek als het onderhavige zal, met inachtneming van het Costeja-arrest en het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2014, het volgende tot uitgangspunt worden genomen:
- in beginsel kan een exploitant van een zoekmachine zich op de legitiem-belang-bepaling (artikel 8 sub f Wbp) beroepen voor de verwerking van persoonsgegevens op bronpagina’s van derden. De exploitant van de zoekmachine heeft op grond van deze bepaling geen toestemming nodig van de betrokkene wiens persoonsgegevens worden vermeld op webpagina’s die door een exploitant van een zoekmachine worden geïndexeerd en verder worden verwerkt;
- de betrokkene heeft het recht tot verkrijging van rectificatie, uitwissing of afscherming van persoonsgegevens indien sprake is van een verwerking van persoonsgegevens die onverenigbaar is met de Privacyrichtlijn. Een dergelijke onverenigbaarheid kan in de zin van artikel 6, lid 1, sub c, d en e van de Privacyrichtlijn (artikel 36, lid 1 Wbp) niet enkel het gevolg zijn van onnauwkeurigheid van de persoonsgegevens maar ook omdat zij, gelet op het geheel van de omstandigheden van het geval, ontoereikend, niet ter zake dienend of bovenmatig zijn voor de doeleinden van de verwerking, omdat zij niet zijn bijgewerkt of omdat zij langer worden bewaard dan noodzakelijk is. Voorts kan een dergelijke onverenigbaarheid in de zin van artikel 14 sub a van de Privacyrichtlijn (artikel 40 Wbp) worden vastgesteld als er sprake is van zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen die verband houden met de bijzondere situatie van betrokkene en zich ertegen verzetten dat de desbetreffende persoonsgegevens worden verwerkt;
- de betrokkene kan op basis van zijn door de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgde grondrechten verlangen dat de op hem betrekking hebbende informatie niet via de opneming in de resultatenlijst van de zoekmachine door de exploitant van de zoekmachine ter beschikking wordt gesteld van het grote publiek;
- het belang van de betrokkene krijgt daarbij in beginsel voorrang niet enkel op het economische belang van de exploitant van de zoekmachine, maar ook op het belang van het publiek om deze informatie te vinden wanneer op de naam van de betrokkene wordt gezocht;
- dit kan in bijzondere gevallen anders zijn, afhankelijk van de aard van de betrokken informatie en de gevoeligheid ervan voor het privéleven van de betrokkene en van het belang dat het publiek erbij heeft om over deze informatie te beschikken, wat met name wordt bepaald door de rol die deze persoon in het openbare leven speelt.
4.7.
Bij de belangenafweging op grond van artikel 36 en 40 Wbp zijn dus twee fundamentele rechten in het geding, te weten enerzijds het recht op privacy en op eerbiediging van persoonsgegevens van [verzoekster] (artikel 7 en 8 van het Handvest) en anderzijds het recht op informatievrijheid (artikel 11 van het Handvest) van niet alleen Google, maar ook van (alle) internetgebruikers, webmasters en auteurs/aanbieders van informatie op het internet. Indien aan de criteria van artikel 36 en 40 Wbp is voldaan, zal vervolgens het belang van [verzoekster] , dat de URL’s niet meer kunnen worden gevonden/ worden getoond, worden afgezet tegen de belangen van Google om middels haar zoekmachine een betrouwbaar zoekresultaat te produceren en van het publiek om via de zoekmachine relevante informatie te vinden.
Artikel 36 en 40 Wbp
4.8.
[verzoekster] heeft in dit verband aangevoerd dat het zoekresultaat links naar artikelen bevat waarvan de inhoud onjuist en verouderd is. PwC heeft na onafhankelijk feitenonderzoek geconcludeerd dat er geen sprake is geweest van belangenverstrengeling en er niet in strijd met gemaakte afspraken is gehandeld. Voorts zijn de artikelen achter de URL’s verouderd en niet ter zake dienend, onder meer omdat de artikelen niet de later beschikbare informatie bevatten die [verzoekster] (en haar echtgenoot) vrijpleit(en). [verzoekster] wordt in haar zakelijke en privéleven ernstig benadeeld door de onjuiste en verouderde informatie die wordt getoond in het zoekresultaat, waardoor er sprake is van zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen die zich tegen verwerking verzetten. Een eventuele belangenafweging dient in het voordeel van [verzoekster] uit te vallen omdat de negatieve impact die [verzoekster] ondervindt, disproportioneel is in verhouding tot het belang van het (te informeren) publiek.
4.9.
Google zich op het standpunt gesteld dat het verzoek niet voldoet aan de criteria van artikel 36 en 40 Wbp. Het doel van de verwerking van de persoonsgegevens van [verzoekster] is het voorzien van de zoeker van een nuttig en volledig overzicht van de informatie die op het internet over [verzoekster] beschikbaar is. De (artikelen achter de) URL’s waar het onderhavige verzoek betrekking op heeft zijn juist en relevant en niet bovenmatig. Voorts is er geen sprake van zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen aan de zijde van [verzoekster] die verwijdering of onderdrukking van het zoekresultaat rechtvaardigen. Een eventuele belangenafweging dient niet in het voordeel van [verzoekster] , maar in het voordeel van het publiek (internetgebruikers, webmasters en auteurs/aanbieders van informatie op het internet) en Google, om middels haar zoekmachine een betrouwbaar zoekresultaat te produceren, uit te vallen.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek niet voldoet aan de vereisten van artikel 36 Wbp en reeds daarom dient te stranden. Het is de rechtbank niet gebleken dat het zoekresultaat onjuist, irrelevant of bovenmatig is. De zoekresultaten verwijzen naar een artikel van [krant] , een publicatie van [universiteit] en een publicatie op [website] . De artikelen achter de URL’s berichten (onder andere) over [verzoekster] en haar professionele handelingen als (mede-)eigenaar van [eenmanszaak] en [bedrijf] . Gebleken is dat [verzoekster] en voornoemde ondernemingen een rol hebben gespeeld in, althans (actief) betrokken waren bij de kwestie(s) waarover de artikelen achter de URL’s berichten. Dat het rapport van PwC het tegendeel zou aantonen, acht de rechtbank onjuist. De inhoud van het rapport draagt de conclusie, dat er geen sprake zou zijn geweest van belangenverstrengeling, niet. Uit het rapport blijkt (onder meer) dat er geen specifieke regels op de verstrekking van opdrachten van toepassing waren en de echtgenoot van [verzoekster] initiatiefnemer was van projecten in het kader waarvan de bedrijven van [verzoekster] werden ingeschakeld. De auteurs van de artikelen achter de URL’s hebben het nieuwswaardig geacht om in de artikelen ook de naam van [verzoekster] te noemen, hetgeen de rechtbank niet onbegrijpelijk voorkomt.
4.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat Google het verzoek van [verzoekster] om de betreffende URL’s te verwijderen of af te schermen in redelijkheid heeft kunnen afwijzen.
4.12.
[verzoekster] zal als in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure aan de zijde van Google moeten dragen. Die kosten worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris €
904,00
Totaal € 1.522,00
4.13.
De kostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek voor zover het betreft Google Netherlands B.V.;
5.2.
wijst het verzoek voor het overige af;
5.3.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten aan de zijde van Google tot op heden begroot op € 1.522,00;
5.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017. [1]

Voetnoten

1.type: MK/4850