Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[curator],
Italiaanse eenmanszaak van [A],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Voor zover de vordering is gegrond op onrechtmatige daad, is de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ( Rome II-Vo) van toepassing, nu de vordering betrekking heeft op een door deze verordening bestreken onderwerp en de gestelde schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden na inwerkingtreding van de verordening (11 januari 2009). Ingevolge artikel 4 Rome II-Vo is het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft de gestelde schade zich in het onderhavige geval voorgedaan in Nederland, zodat op de onderhavige vordering Nederlands recht van toepassing is.
- in reactie op de e-mail van [eiser] van 28 oktober 2014 (productie 2 van [eiser] ), waarin deze vraagt of [curator] bereid is om haar fees te accepteren die zijn vermeld in de bijgevoegde algemene voorwaarden, reageert door mede te delen dat de fees van [eiser] superpreferent zouden zijn (productie B van [curator] );
- in haar e-mail van 5 december 2014 (productie 5 van [eiser] ) aangeeft dat het niet mogelijk is over te gaan tot maandelijkse uitbetaling, maar dat de betalingen volgen op het moment dat de eerste gelden in de zaak binnenkomen, en dat zij garandeerde dat [eiser] niet zou hoeven wachten tot het einde van de gehele procedure om haar geld te krijgen. Verzocht werd om in de tussentijd de facturen naar haar op te sturen zodat “wij een goed beeld hebben van de kosten”. Het bij die mail gevoegde document, dat de garantie zou vormen van de rechter-commissaris dat [eiser] betaald zou worden, is kennelijk de beslissing van de rechter-commissaris van 11 november 2014, strekkende tot het verlenen van toestemming aan de curator om de procedure in Nederland voort te zetten en zich hierbij bij te laten staan door [eiser] . In het bijbehorende verzoek wordt gerept over een uurtarief van € 300,00 en € 280,00 per uur voor 2 advocaten van [eiser] , maar in de beslissing van de rechter-commissaris wordt op geen enkele wijze gerept over de onaanvaardbaarheid van dat tarief.
- nadat de werkzaamheden van [eiser] in de Nederlandse procedure waren voltooid, heeft [curator] zelf aan de rechter-commissaris een verzoek gedaan tot matiging van de aan [eiser] uit te keren vergoeding tot een bedrag van € 8.226,00, en wel vanwege de beperkte aard van de door [eiser] verrichte werkzaamheden, de in Italië geldende tarieven en het feit dat een deel van de facturen zag op de periode dat er nog geen sprake was van een door de rechter vastgesteld faillissement (productie 9 van [curator] ).
625,00(2,5 punten x tarief € 250,00)
5.De beslissing
- een bedrag van € 7.271,85, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van de onderliggende facturen tot de dag van betaling,
- een bedrag van € 738,59 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling,
- de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.250,50, waarin begrepen € 625,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling,
- onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op: