ECLI:NL:RBMNE:2017:6253

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
6239566 UC EXPL 17-10972
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten en de afwijzing daarvan wegens gebrek aan rechtsgrond

In deze zaak vordert eiser, handelende onder de naam [handelsnaam], betaling van € 658,76 met rente en kosten van de naamloze vennootschap ASR Schadeverzekering N.V., tevens handelend onder de naam Ditzo Zorgverzekering. Eiser stelt dat deze betaling betrekking heeft op zorg verleend aan een verzekerde van Ditzo. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord en een conclusie van repliek. Ditzo heeft de gelegenheid gekregen om te reageren op de repliek, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De kantonrechter heeft het verweer van Ditzo beoordeeld, waarin werd gesteld dat er geen contractuele relatie bestaat tussen Ditzo en eiser. De rechter oordeelt dat dit verweer niet sterk genoeg is, omdat er ook andere gronden voor een betalingsverplichting kunnen zijn, zoals een cessie van de vordering door de verzekerde aan eiser. Echter, eiser heeft niet gesteld dat er een cessie heeft plaatsgevonden en de akte van cessie die bij de conclusie van repliek is overgelegd, noemt eiser niet als partij. De rechter mag niet zelf op zoek gaan naar aanvullende informatie in de stukken, wat betekent dat de vordering van eiser niet kan worden toegewezen.

Uiteindelijk concludeert de kantonrechter dat eiser niet kan aantonen dat hij een vordering heeft op Ditzo. Daarom wordt de vordering afgewezen en wordt eiser veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Ditzo op nihil worden begroot. Het vonnis is uitgesproken op 20 december 2017 door mr. J.O. Zuurmond, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6239566 UC EXPL 17-10972 nig/1449
Vonnis van 20 december 2017
inzake
[eiser] ,
handelende onder de naam [handelsnaam] ,
wonend en kantoorhoudend in [woon-/vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: MediCas B.V.,
tegen:
de naamloze vennootschap
ASR Schadeverzekering N.V.
tevens handelend onder de naam Ditzo Zorgverzekering,
gevestigd in Utrecht,
verder ook te noemen Ditzo,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek.
1.2.
Ditzo heeft de gelegenheid gekregen om daarop nog te reageren. Zij heeft dat niet gedaan.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[eiser] vordert van Ditzo betaling van € 658,76 met rente en kosten vanwege zorg verleend aan een verzekerde van Ditzo.
2.2.
Ditzo voert als verweer onder meer aan dat er geen contractuele relatie bestaat tussen haar en [eiser] . Dat is geen sterk argument, omdat er ook andere gronden voor een betalingsverplichting kunnen zijn. Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat de verzekerde zijn vordering op Ditzo aan [eiser] gecedeerd heeft. [eiser] stelt dat echter niet. Hij stelt niets waaruit zou kunnen worden afgeleid waarom hij (in plaats van zijn patiënt) een vordering heeft op Ditzo.
2.3.
Bij de conclusie van repliek zit wel een akte van cessie, maar de rechter mag niet zelf in de stukken gaan zoeken naar aanvullende informatie. “Het staat de rechter niet vrij zijn beslissing te baseren op rechtsgronden of verweren die weliswaar zouden kunnen worden afgeleid uit in het geding gebleken feiten en omstandigheden, maar die door de desbetreffende partij niet aan haar vordering of verweer ten grondslag zijn gelegd. Daardoor wordt de wederpartij tekortgedaan in haar recht zich daartegen naar behoren te kunnen verdedigen” (onder meer in Hoge Raad 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:663).
2.4.
Als dat anders zo zijn, dan zou [eiser] daar nog niets aan hebben, omdat hij in die akte van cessie niet genoemd wordt. Daar wordt een vordering gecedeerd aan een andere zorgverlener.
2.5.
Uit de stellingen van [eiser] kan dus niet worden afgeleid dat hij een vordering heeft op Ditzo. Daarom moet de vordering worden afgewezen. De overige aspecten van de zaak hoeven daarom niet te worden besproken.
2.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ditzo worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Ditzo, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 december 2017.