1.4Op 19 juli 2016 heeft [naam adviesbureau] een definitief advies uitgebracht met de conclusie dat eisers in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in planschade vanwege het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 1] ’, omdat dit plan een uitbreiding van de woonbebouwing mogelijk maakt op het terrein. Volgens [naam adviesbureau] heeft de uitbreidingsmogelijkheid een waarde verminderend effect van € 8.500,00 op de woning van eisers. Met aftrek van een normaal maatschappelijk risico forfait van 2% van de vrije verkoopwaarde van eisers woning, te weten € 4.900,00, dienen eisers volgens [naam adviesbureau] daarom in aanmerking te worden gebracht voor een tegemoetkoming van € 3.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor een tegemoetkoming in planschade vanwege het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 2] ’ bestaat volgens [naam adviesbureau] geen aanleiding. Verweerder heeft dit advies overgenomen. Dit heeft geleid tot de hiervoor onder ‘Procesverloop’ beschreven besluitvorming.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de toekenning van een tegemoetkoming in de planschade aan eisers van € 3.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente, gehandhaafd. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van 7 november 2016 van de Commissie van advies voor de Bezwaarschriften van de gemeente Wijk bij Duurstede (bezwaarcommissie).
3. Niet in geschil is, en de rechtbank stelt ook vast, dat de planologische wijzigingen niet voorzienbaar waren voor eisers toen zij hun perceel in eigendom kregen.
4. De peildatum voor de planvergelijking tussen de bestemmingsplannen ‘ [bestemmingsplan 3] ’ en ‘ [bestemmingsplan 1] ’ is 2 juni 2011. De peildatum voor de planvergelijking tussen de bestemmingsplannen ‘ [bestemmingsplan 1] ’ en ‘ [bestemmingsplan 2] ’ is 31 mei 2012. Op deze datums zijn de nieuwe plannen onherroepelijk geworden.
5. Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van de Wro kent het bestuursorgaan degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een bepaling van een bestemmingsplan, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
6. Voor de beoordeling van een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade dient te worden onderzocht of de aanvrager als gevolg van de desbetreffende wijziging van het planologische regime in een nadeliger positie is komen te verkeren en ten gevolge daarvan schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient de desbetreffende wijziging, waarvan gesteld wordt dat deze planschade heeft veroorzaakt, te worden vergeleken met het oude planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, maar hetgeen maximaal op grond van het oude planologische regime kon worden gerealiseerd, ongeacht of verwezenlijking heeft plaatsgevonden. De rechtbank verwijst hiervoor naar vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), bijvoorbeeld de uitspraak van 29 februari 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BV7254). 7. Eisers voeren aan dat het onderzoek van [naam adviesbureau] onzorgvuldig is geweest en dat er onjuistheden in de adviezen van [naam adviesbureau] staan. Verweerder had zich daarom niet op het definitieve advies mogen baseren.