ECLI:NL:RBMNE:2017:5993

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
16/707872-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld in Nieuwegein

Op 30 juli 2015 heeft de verdachte, samen met een mededader, een woningoverval gepleegd in Nieuwegein. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 4 september 2017 uitspraak gedaan in deze strafzaak. De verdachte werd beschuldigd van het samen met een ander plegen van een gewelddadige woningoverval, waarbij de aangeefster, [slachtoffer 1], en haar zesjarige zoontje werden bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader zich als postbezorgers voordeden om toegang te krijgen tot de woning. Eenmaal binnen hebben zij de aangeefster gedwongen om geld en een mobiele telefoon af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen, waaronder die van de ex-vriendin van de verdachte, als geloofwaardig beoordeeld. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/707872-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 september 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1986] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 januari 2017, 3 april 2017, 25 april 2017, 4 juli 2017 en 21 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.M. van Collenburg en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 25 april 2017 nader omschreven. De nadere omschrijving van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 30 juli 2015 te [woonplaats] samen met een ander een woningoverval heeft gepleegd, waarbij geld en een iPhone van [slachtoffer 1] is weggenomen, en/of verdachte toen samen met die ander die [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van dat geld en die iPhone.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat de wijze waarop de overval heeft plaatsgevonden, duidt op vooraf bij de dader(s) aanwezige kennis van het geld in de enveloppen in de woning van aangeefster. Volgens de officier van justitie is deze kennis via de zus van verdachte – die wetenschap had van deze enveloppen met inhoud – bij de verdachte terechtgekomen, hetgeen door getuige [getuige 1] wordt onderschreven. Deze getuige en getuige [getuige 2] herkennen de verdachte bovendien op de camerabeelden van de flat ten tijde van de woningoverval. Daarbij heeft getuige [getuige 1] een belastende verklaring afgelegd, waarin zij zegt dat de verdachte zijn deelname aan de overval aan haar heeft bekend en waarin zij met (dader)informatie komt die op dat moment zelfs bij de politie nog niet bekend was. De officier van justitie acht de inhoud van de belastende verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] geloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Volgens de raadsvouw zijn de (belastende) verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te gebruiken. Beiden zouden een motief hebben om onjuist belastend over de verdachte te verklaren. Vanwege de onbetrouwbaarheid van hun verklaringen dienen deze van het bewijs te worden uitgesloten. Volgens de raadsvouw is bovendien de herkenning van de verdachte op de beelden door deze getuigen onbetrouwbaar, nu de beelden die aan deze herkenning ten grondslag liggen zeer matig van kwaliteit zijn waardoor herkenning aan de hand daarvan onmogelijk is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Op 30 juli 2015 doet [slachtoffer 1] aangifte van een overval in haar woning [2] :
Ik was vandaag in mijn woning, [adres] te [woonplaats] , samen met mijn zoontje van 6 jaar genaamd [slachtoffer 2] . (…) Ik hoorde de deurbel. [3] (…) Ik zag toen een persoon met een TNT jas aan. (…) Ik zag dat een man met de doos naar binnen stapte. Ik voelde dat hij de doos tegen mij aan duwde. Door de doos werd ik de keuken in geloodst. Ik zag dat er nog een man achter de eerste man aan kwam. Ik noem de persoon met de TNT kleding aan [naam] , omdat hij later door zijn maatje zo genoemd werd. (…) Ik kan de tweede persoon omschrijven als veel langer (…). (…) Ik werd door middel van de doos door [naam] de keuken ingeduwd. (…) Het leek alsof de doos mij werd aangereikt en men mij op deze manier, op een dwingende manier de keuken in duwde. (…) In de keuken hoorde ik de lange zeggen: “Jou en je kind overkomt niets als je mee werkt, opschieten want we hebben haast, waar is het geld, waar zijn die enveloppen”(…). Hieruit maakte ik op dat deze overval gepleegd werd door personen die wisten dat ik een kind heb en dat ik geld in enveloppen had. Uit wat de lange man vroeg, weet ik zeker dat deze personen wisten wat ze zochten, namelijk mijn geld wat ik bewaarde in enveloppen. Dit was het geld voor de studie van mijn zoontje. Dit was rond de 10.000 euro. Er zat ook vakantiegeld a 360,-, 100 euro verjaardagsgeld, 170 euro teruggave huurtoeslag en dergelijke bij. (…) De enige mensen die op de hoogte waren dat ik dit geldbedrag in huis had, zijn: mijn opa en oma, aan mijn moeders kant (…) mijn moeder en stiefvader. (…) heb ik mijn ex-vriend genaamd [getuige 3] gevraagd om het geld bij mijn moeder op te halen. [4] (…) Nadat [getuige 3] het geld bij mijn moeder had opgehaald, bracht ik een paar dagen later mijn zoontje bij mijn ex. Zijn vriendin, inmiddels vrouw, heeft de enveloppen toen aan mij gegeven (…). Zoals gezegd was ik in de keuken en stond die lange man bij mij. Ik hoorde die man zeggen: Als je mee werkt, gebeurd jou en je kind niets, waar is het geld, waar zijn de enveloppen.” (…) Ik voelde dat de lange man mij op de stoel had geduwd. Ik voelde dat deze man dit deed door op mijn rechterschouder te duwen. (…) Nadat ik op de stoel werd gedrukt, bleef de lange man aandringen waar de enveloppen waren. (…) Mijn Iphone 4 lag aan de oplader op mijn nachtkastje. Door [naam] (…) werd deze van de oplader afgetrokken.(…) Ik zag dat [naam] de enveloppen, dus de hele inhoud van het geldkistje, pakte. (…) ik hield mijn zoontje vast. (…) Ik zag dat [naam] een rol tape in zijn hand had. (…) Ik voelde dat de lange man tape om mijn polsen deed. Hij deed dit door de tape meerdere malen om mijn beide polsen te rollen en ook tussen de polsen. Een soort achtje. [5] (…) Ik hoorde dat ‘de lange’ tegen mij zei:” Nu moet je even goed luisteren. Je moet vijf minuten wachten. Er staan er nog drie beneden. Je mag ons niet volgen. We maken anders je kind/zoon dood. (…)” (…). (…) Behalve het geld en mijn Iphone werd er verder niets mee genomen. (…) Ik kan de mannen als volgt omschrijven: [6] (…) Dader 2: de lange persoon:
- rond de 25-35 jaar (…);
- hij was ruim een kop groter dan dader 1 (…);
- hij was lang, normaal postuur;
- hij had een lange, vetachtige zwarte jas, tot op zijn dijbenen; (…). [7]
Getuige [getuige 3] verklaart over deze enveloppen met geld [8] :
Vorig jaar heb ik op verzoek van [slachtoffer 1](de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 1] )
geld opgehaald bij haar moeder en haar stiefvader. Het betrof een bedrag van 9600 euro. (…) Het geld zat in enveloppen waar dingen opgeschreven stonden. (…) [slachtoffer 1] het de enveloppen opgehaald bij mijn vrouw. [9]
De vrouw van [getuige 3] , [getuige 4] verklaart hierover het volgende [10] :
V: Wat weet jij over dat geld dat ze hebben meegenomen?
A: (…) Het heeft hier ook gelegen, het is tegen de 10.000 aan. (…)
V: Je zegt het geld heeft hier ook gelegen. Hoe zit dat?
A: (…) Toen heeft mijn man het opgehaald bij de ouders van [slachtoffer 1] , (…). Het heeft toen hier gelegen.
V: Hoe was het geld verpakt?
A: In enveloppen. [11]
Getuige [getuige 1] , de ex-vriendin van verdachte, verklaart op 14 januari 2016 het volgende [12] :
V. Hoe zat het met de financiële positie van [verdachte] afgelopen zomer, eind juli - augustus?
A. Rond 15 augustus heb ik het uit gemaakt. (…) Die leuke dingetjes deden we eigenlijk altijd wel, juni, juli augustus. (…) naar Parijs zijn we gegaan (…). Hij heeft dat betaald. Hij heeft een hele kleine uitkering, dus hij had bijna nooit geld. (…)
V. Het geld waarmee hij bijvoorbeeld die reis naar Parijs betaalde?
A. We zijn daar gewoon heen gereden en hebben een hotel gepakt. [13]
De inbeslaggenomen telefoon van getuige [getuige 1] is door verbalisant van [verbalisant 1] nader onderzocht. De verbalisant schrijft hierover het volgende in het proces-verbaal van bevindingen [14] :
Ik (…) zag dat [getuige 1] (…) in de periode van 30 augustus 2016 tot 29 september 2016 veelvuldig contact heeft gehad in een Whatsapp-gesprek met een persoon die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . In de telefoon van [getuige 1] wordt de gebruiker
van dit telefoonnummer ‘ [A] ’ genoemd. (…) Uit de Whatsapp van de telefoon van [getuige 1] , blijkt dat [getuige 1] zichzelf ‘ [getuige 1] ’ noemt.
Datum (…) 30-08-2016
[getuige 1] : [woonplaats] was ook ziek. Ze zusje was de tip gever.
[A] : Is toch pas gelede.
[getuige 1] : Dat meisje is de ex van zijn zusje de vriend/man.
[A] : Hebtie nooit straf voor gehad hoor.
[getuige 1] : Nee was toen die met mij ging maar kwam pas in dec ofzo op tv. Maar dat meisje is dus de ex van die man van dat zusje en dat kind is zijn kind maar die ziet die niet daarom had dat zusje die tip gegeven omdat ze haar niet mocht lag contant geld spaar geld van dat kind.
[A] : Neejo. Maar is die daar nooit voor gepakt .
[getuige 1] : Toen wou dat zusje geld toen het gebeurd was elke keer bellen appen alles hij heeft niks gegeven aan haar dat was dat geld waarvan we na Parijs gingen had die een x wat maar was wel zielig. [15]
[A] : En [naam] met ze post nljas
[getuige 1] : Nee nooit gepakt. Ja PTT post pakken
[A] : [verdachte] niet. Maar [naam] wel.
[getuige 1] : [verdachte] had niks aan. Nee was [B] die was er ook bij (…)
[getuige 1] : Ze waren met ze 3e, ze hebben bij mij thuis nog gedeeld.(…)
[A] : [stuurt volgende afbeelding][de rechtbank ziet dat dit een afbeelding betreft van een printscreen van de camerabeelden in de flat waar de overval heeft plaatsgevonden en waarop de dader met de zwarte jas te zien is]
Deze bedoel ik
[getuige 1] : Ja dat is [verdachte] . Dat is can [woonplaats] (…)
[getuige 1] : Ik heb die kleding nog weggegooid. (…)
[A] : Oke. Even veraden dan.
[getuige 1] : Ik ben daar wel voor opgeroepen. Maar ze hebben denk ik geen genoeg bewijs
[A] : Nee je ziet ook nie 1000 procent dat hij t is [16] (…)
[getuige 1] : Ja wij wel maar hun niet denk ik. (…)
[getuige 1] : Maar heb niks gezefd achteraf echt spijt maar wou ze moeder en zusje er niet bij lappen [17]
De in beslag genomen telefoon van getuige [getuige 3] is door verbalisant [verbalisant 2] nader onderzocht. De verbalisant schrijft hierover het volgende in het proces-verbaal van bevindingen [18] :
Ik zag dat in de telefoongegevens van [getuige 3] een groot aantal Whatsapp gesprekken stond, waaronder veel gesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer] van [getuige 4] . Ik zag dat de volgende gesprekken plaats vonden tussen [getuige 3] en [getuige 4] . Hierbij zijn de uitgaande berichten van [getuige 3] , en de inkomende berichten van [getuige 4] . [19]
In de telefoon van de getuige [getuige 3] ziet de politie het volgende WhatsApp gesprek tussen [getuige 3] en zijn vrouw [getuige 4] [20] :
Whatsapp 3 augustus 2015
Inkomend [verdachte] bedreigt me 3-8-2015 7:51 :17 (….)
Uitgaand Waarmee dreigt hij? 3-8-2015 11:01:47
Inkomend Hij zegt dat wij tipgevers zijn 3-8-2015 11:05:10
terwijl hij wat heeft
opgevangen en is gegaan [21] (…)
Inkomend Hopen dat die gepakt wordt 3-8-2015 11:15:16 [22]
Vervolgens wordt [getuige 4] als verdachte van medeplichtigheid aan de overval door de politie gehoord. Zij verklaart dan over de tip als volgt [23] :
V: Sluit je het uit dat je wat tegen [verdachte] gezegd zou hebben?
A: (…) je gaat toch twijfelen aan jezelf. [24] (…)
Op 6 oktober 2016 verklaart [getuige 1] tegenover de politie het volgende [25] :
• Zij had tot ongeveer 15 augustus 2015 een relatie gehad met [verdachte] .
• [verdachte] noemt zich ook [verdachte] en wordt ook vaker zo genoemd door anderen.
• [verdachte] heeft deze overval gepleegd, hij had oude Adidas schoenen en een Armani jas aangedaan.
• [verdachte] is de lange persoon op de bewakingsbeelden met de zwarte jas.
• Hij had de overval gepleegd met een andere persoon.
• Die ander had de TNT jas geregeld. [26] (…)
• [verdachte] kwam thuis met meerdere enveloppen met geld.
• Ze had gezien dat ergens iets op geschreven stond zoals: “i-Pad verkocht”.
• [verdachte] had de tip gekregen, die kwam uit zijn omgeving. [27]
Naar aanleiding van dit verhoor vraagt de politie aangeefster [slachtoffer 1] naar de aanwezigheid van teksten op de enveloppen [28] :
Ik hoorde dat ze de volgende dingen benoemde die op de enveloppen stonden: [29] (…)

Tablet of teruggave tablet [30]
Vervolgens wordt getuige [getuige 1] weer gehoord op 18 oktober [31] :
Het enigste wat ik weet is dat hij de overval heeft gepleegd. Dat heeft [verdachte] tegen mij gezegd. (…) Hij zei het gewoon tegen mij. Ik had relatie met [verdachte] tot 15-08-2015. Aan het eind van ons relatie zijn we naar Parijs geweest. [verdachte] had de reis betaald.
V: Wat kun je vertellen over de kleding van [verdachte] tijdens de overval.
A: (…) Hij droeg een Armani zwarte jas. (…) Ik herkende de schoenen en de jas van [verdachte] . (…)
V: Wat kan je vertellen over de buit. Wat heb je gezien.
A: (…) Hij had veel, ik weet niet meer precies hoeveel. Onder de 10.000 duizend, wel
veel. [verdachte] had 8.000 euro. (…)
A: Ik ben zelf naar Parijs geweest. Dat was ook betaald van het geld. Ik heb enveloppen gezien, echter het geld niet. De enveloppen lagen op tafel. Dat was bij mij thuis. (…)
V: Je hebt de vorige keer verteld wat er op de enveloppen stond.
A: Er stond op de enveloppen; Ipad, Oma en opa, gespaard had. Het was geschreven op de
enveloppen, Ik heb zelf een Ipad. Een tablet noem ik een Ipad. (…) Ipad is gewoon Apple tablet. [32]
Op 27 en 29 oktober 2016 heeft getuige [getuige 1] Whatsapp contact met ene [naam] [33] :
In de telefoongegevens zag ik een Whatsapp chatgesprek tussen [getuige 1] met telefoonnummer [telefoonnummer] , en een contact met de naam “ [naam] ” en het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik zag dat dit gesprek had plaatsgevonden tussen 27-10-2016 12:48 uur en 29-10-2016 18:46 uur.
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] [verdachte] die zit vast (…)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] Toen werd die opgepakt 2 dagen later moest ik komen anders werd ik gehaald
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] Toen heb ik dingen gezegd niet veel maar wel waar ik spijt van heb en heb later gebeld dat ik dit grote gemaakt heb en verzonnen heb nu hoop ik dat ik een nieuwe verklaring af kan leggen daarna hebben xe me tel nog in beslag genomen (…)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [naam] Voor wat moest jij een verklaring afleggen?
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [naam] En wat heb je groter gemaakt?
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] Niks
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] Maar dat heb ik later maar gezefd
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] Voor die overval [34] (…)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [naam] Ik zou er niet mee blijven zitten is nou gebeurd en uit
eindelijk is hij de gene die er zelf voor heeft gezorgt dat ie weer vast is komen te zitten
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] Kloot maar ik word er oo aan gekeken en maar lastig gevallen door iedereen had echt rust (…)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [naam] En wat staat er in waarvan jij spijt heb wat je hebt gezegd?
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] Dat ik briefjes en envelopjes gezien heb met geld erin
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] Waar ook op stond van opa oma gehad en iPad verkocht
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] En dat hij vertreld har dat hij het was [35] (…)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] (…) ik denk er elke dag aan en dan die [naam] die moeder en hij zelf die me 100x er over lastig
vallen (…)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] Ik kan toch een nieuwe verklaring af leggen en zeggen dat ik lieg
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [naam] Kan maar heb je alleen je zelf mee en wat jij eerder
hebt gezegd ookal zeg jij dat het niet waar is het komt toch overeen met dat meisje dat is wel heel toevallig dan
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] Ik zeg dat ik dat gehoord heb dan
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] En niet zelf gezien heb [36]
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [naam] Maar wel snel al die oproep
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] Jaa he
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [naam] Als je vorige week die verklaring hebt afgelegd en nou al die zaak voor moet komen kwa getuigen dan is het snel [37]
Op 28 oktober 2016 vindt er een WhatsApp gesprek plaats tussen [getuige 1] en [C] [38]
[telefoonnummer] .whatsapp.net [getuige 1] 28-10-2016 15:2003(UTC+2)
Hij probeert dat ik iets er tegen gaat doen dat ik zeg maar gelogen heb [39] (…)
[telefoonnummer] @s.whataapp.net [A] 28-10-2016 15:29:45(UTC+2)
En nu? Je gaat t niet intrekken toch? Ja hij heb mij ook gebeld vanmorgen (…)
[telefoonnummer] @a.whatsapp.net [getuige 1] 28-10-2016 16:30:19(UTC+2)
Jaa dat wel hij heeft het zelf gedaan hoor [40] (…)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [A] 26-10-2016 1656j 5(UTC+2)
En hij moet niet lopen doen of het jouw schuld is want op die video zie je toch overduidelijk dat hij het is even serieus
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [getuige 1] 28-10-2016 17:38:06(UTC2)
(…) ja iedereen zag toen die op tv kwam ook gelijk dat hij het was je ziet het precies [41]
Tot slot verklaart de getuige [getuige 1] op 10 januari 2017 bij de rechter-commissaris [42] :
Het klopt dat ik eerder heb verklaard dat [verdachte] betrokken is geweest bij een overval en dat is ook zo. Dat weet ik van hem. Hij heeft mij gezegd dat hij dat heeft gedaan. Hij heeft gezegd dat hij die overval heeft gepleegd in [woonplaats] , dat was op dat meisje. [43] (…) Ik heb die beelden van Bureau Hengeveld gezien en ik heb hem daarop ook herkend. [44] (…) Over het buitgemaakte geld zeg ik dat hij had gezegd dat hij contant geld had. (…) Ik dacht dat het rond de 8 of 10 duizend euro was. Dat vertellen over dat geld was voor dat ik die beelden had gezien. Het geld kwam uit enveloppen uit de woning. Die heb ik gezien. Op bepaalde enveloppen stond geschreven iets als dat een tablet of Ipad was verkocht (…). [45] Hij heeft mij één keer verteld dat hij die overval gedaan had. (…) Dat was in de zomer van 2015. (…) Hij had toen ook gezegd dat het op een meisje was uit [woonplaats] . [46] (…) Ik herkende inderdaad de zwarte Armani jas. Ik heb die herkend aan het model. Ik heb deze jas vaker bij hem gezien. [47]
Uit een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] [48] volgt dat verbalisant [verbalisant 2] getuige het volgende voorhoudt:
Op 12 januari 2016 (…) belde je de tiplijn van de politie. Jij had in het programma
Hengeveld de bewakingsbeelden gezien van een woningoverval op 30 juli 2015 op het
[adres] in [woonplaats] . Op die beelden had je één van de daders herkend (…)
Getuige [getuige 2] verklaart dan:
Dat klopt, ik heb gebeld met die tip. Ik herken de man met de zwarte jas als [verdachte]
, hij noemt zichzelf ook [bijnaam] . [49] (…) ik herken hem 100%. Daar ben ik helemaal zeker van. Ik herken hem aan zijn haar, kapsel, zijn postuur, zijn kleding en ook aan zijn loopje, dat is goed te zien in het filmpje. [verdachte] heeft mij in mijn woning overvallen op tweede kerstdag 2015. Ik had een afspraak met hem, ik zou zijn haar knippen. Ik let in het dagelijks leven op kapsels, dat vind ik leuk. Daardoor herken ik [verdachte] ook aan zijn haat en kapsel. [50]
Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 2] een jaar later in overeenstemming met zijn verklaring als getuige bij de politie [51] :
Ik ken [verdachte] (…). [52] (…) Ik heb die beelden thuis gezien op het programma bureau Hengeveld. (…) Ik dacht hem dus te herkennen en dat was aan zijn kleding en loopje. (…) [53] U (…) houdt mij voor, pagina 194-195 waar staat “ik heb die beelden toen bekeken en ik herken hem 100%. Daar ben ik helemaal zeker van”. Als ik dat toen zo gezegd heb, dan is dat de waarheid. Op dat moment had ik dat filmpje namelijk net gezien. [54]
Uit het uittreksel justitiële documentatie van de verdachte blijkt dat hij de afgelopen vijf jaar eerder tot een gevangenisstraf voor diefstal is veroordeeld. [55]
Volledig afgedane zaken betreffende misdrijven
Datum beslissing: 16 april 2012 Meervoudige strafkamer Utrecht
Kwalificatie: Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Status: Onherroepelijk 01 mei 2012
Beslissing: 5 maanden gevangenisstraf
Datum beslissing: 17 juni 2013 Gerechtshof Arnhem
Kwalificatie: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Status: Onherroepelijk 9 september 2014
Beslissing: 4 maanden gevangenisstraf
Datum beslissing: 26 februari 2013 Gerechtshof Arnhem
Kwalificatie: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Status: Onherroepelijk 26 november 2013
Beslissing: 4 maanden gevangenisstraf
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte één van de daders van de gewelddadige woningoverval op 30 juli 2015 is geweest.
4.3.2.1 Geloofwaardigheid (belastende) getuigenverklaringen
De raadsvrouw heeft betoogd dat de belastende verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet betrouwbaar zijn. De rechtbank begrijpt deze stelling van de raadsvrouw zo, dat zij de geloofwaardigheid van de verklaringen ter discussie stelt. De rechtbank zal hieronder bespreken waarom zij de inhoud van deze belastende verklaringen geloofwaardig acht.
De getuige [getuige 1]
In haar eerste verklaring bij de politie op 14 januari 2016 verklaart [getuige 1] niet belastend in de richting van de verdachte. Zij vertelt tijdens dit verhoor dat ze een relatie had met verdachte tot ongeveer 15 augustus 2015 en dat ze kort voordat het uitging samen naar Parijs zijn geweest. Zij verklaart dat de verdachte bijna nooit geld had maar dat hij dit reisje had betaald.
Op 6 oktober 2016 wordt [getuige 1] voor de tweede maal gehoord. De politie schrijft in het proces-verbaal van dit verhoor dat zij de indruk had dat de getuige uit angst niet durfde te verklaren op 14 januari 2016. Tijdens dit verhoor verklaart de getuige dat de verdachte de overval heeft gepleegd en dat zij had gezien dat hij thuiskwam met meerdere enveloppen met geld. Op één van deze enveloppen stond de tekst “iPad verkocht”. Ook verklaart ze in dit verhoor dat de verdachte de tip had gekregen van iemand uit zijn omgeving en dat de verdachte degene was met de zwarte jas op de camerabeelden. Twee weken later, op 18 oktober 2016, wordt [getuige 1] voor de derde maal gehoord. In dit verhoor bevestigt zij kort gezegd haar verklaring van 6 oktober 2016. Na het verhoor op 6 oktober 2016 wordt de telefoon van [getuige 1] in beslag genomen en hierop ziet de politie een WhatsApp-gesprek dat plaatsvond op 30 augustus 2016 tussen [getuige 1] en [C] . In dit gesprek spreken [getuige 1] en [C] over de overval in [woonplaats] en zegt [getuige 1] dat de zus van de verdachte de tipgever was en dat er contant spaargeld voor het kind van aangeefster in het huis lag. Ze bevestigt in dit gesprek dat de verdachte daar nooit voor is gepakt en dat ze met het geld naar Parijs zijn gegaan. Als [C] een afbeelding stuurt van de camerabeelden van de flat waar de overval heeft plaatsgevonden en waarop de dader met de zwarte jas te zien is, zegt [getuige 1] “Ja dat is [verdachte] . Dat is can
[de rechtbank begrijpt: van][woonplaats] ”. Voorts zegt ze in dit gesprek dat ze is opgeroepen en dat ze denkt dat er niet genoeg bewijs is. Ze voegt hieraan toe dat zij en [C] weliswaar zien dat het de verdachte is op de beelden, maar dat ze denkt dat “hun” dat niet zien. Tot slot zegt [getuige 1] dat ze achteraf spijt heeft dat ze niks heeft gezegd, maar dat ze zijn moeder en zusje er niet bij wilde lappen. Op het moment dat dit WhatsApp-gesprek plaatsvindt, is de verdachte nog niet aangehouden en heeft [getuige 1] nog geen belastende verklaring afgelegd bij de politie. In het WhatsApp-gesprek zegt [getuige 1] dat zij is opgeroepen hetgeen overeenstemt met het feit dat zij kort daarna op 6 oktober 2016 als getuige door de politie is gehoord. Hetgeen zij dan verklaart, stemt overeen met hetgeen zij aan [C] via WhatsApp heeft bericht. Bovendien bevat haar verklaring informatie die op dat moment ook bij de politie nog niet bekend was, te weten dat op de enveloppen die waren weggenomen teksten stonden die de herkomst van het geld omschreven. Aangeefster verklaart dat op één van de enveloppen inderdaad iets in de trant van “Tablet” of ‘Teruggave tablet” stond geschreven en daar naar gevraagd verklaarde [getuige 1] dat zij een tablet een iPad noemt. Ook doet de politie onderzoek naar de herkomst van de tip. Aangeefster heeft verklaard dat de daders wisten dat zij enveloppen met geld bewaarde in haar woning, omdat de daders daar expliciet naar vroegen. Al in een vroeg stadium was bekend dat de kring van personen die kennis had van het geld in de enveloppen in het huis van aangeefster niet heel groot was. Twee van hen, de ex-man van aangeefster, [getuige 3] , en zijn vrouw [getuige 4] , tevens de zus van verdachte – zijn hierover door de politie al vroeg in het onderzoek gehoord. Zij hebben toen verklaard dat zij weet hadden van het geld in de enveloppen, maar dat zij niemand hebben getipt over de aanwezigheid van het geld in de woning van aangeefster. Naar aanleiding van de uitlating van [getuige 1] dat de zus van de verdachte de tipgeefster is geweest, onderzoekt de politie op 30 augustus 2016 de telefoon van [getuige 3] . Op deze telefoon wordt een WhatsApp-gesprek tussen [getuige 3] en [getuige 4] aangetroffen van 3 augustus 2015, welk gesprek dus vier dagen na de overval plaatsvond. In dit gesprek geeft [getuige 4] aan dat haar broer (“ [verdachte] ”) haar bedreigt en dat haar broer zegt dat zij de “tipgevers zijn terwijl hij wat heeft opgevangen en is gegaan”. De rechtbank leidt uit het moment van deze Whatsapp-gesprekken, zo kort na de overval, en uit de omstandigheid dat de daders van de overval weet hadden van de aanwezigheid van enveloppen met geld, af dat dit Whatsapp-gesprek is gevoerd naar aanleiding van de overval en niet – zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard – over een conflict over sieraden tussen hem en zijn zus [getuige 4] jaren eerder.
Gelet op deze bevindingen acht de rechtbank de verklaringen van getuige [getuige 1] op 6 en 18 oktober 2016 en op 10 januari 2017 geloofwaardig.
Dat getuige [getuige 1] vervolgens op 2 november 2016 tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris de betrokkenheid van de verdachte bij de overval ontkent en daar diezelfde dag – nadat zij is aangehouden op verdenking van meineed – weer van terugkomt, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de geloofwaardigheid van haar eerdere verklaringen. De rechtbank beziet dit terugkomen van haar eerdere verklaring namelijk in het licht van de volgende gebeurtenissen.
Na haar belastende verklaringen op 6 en 18 oktober 2016 wordt [getuige 1] geconfronteerd met de gevolgen van haar handelen. In het dossier zijn aanwijzingen te vinden dat [getuige 1] na het afleggen van de belastende verklaringen door diverse personen wordt lastig gevallen en onder druk wordt gezet om haar verklaring in te trekken. Dat zulks het geval is en dat zij in tweestrijd verkeert, blijkt bijvoorbeeld uit het WhatsApp-gesprek dat zij voert met [naam] daags na het afleggen van haar belastende verklaring. In dit gesprek geeft [getuige 1] aan dat ze voortdurend wordt lastig gevallen, omdat ze belastend heeft verklaard en dat ze die verklaring nu wil intrekken. Ze benoemt dat ze kan zeggen dat ze het heeft verzonnen, of dat ze het niet zelf heeft gezien maar heeft gehoord van anderen. In dit gesprek zegt ze ook dat ze niets groter heeft gemaakt en dat ze een oproep heeft gekregen. Naar het oordeel van de rechtbank geeft de (meinedige) verklaring bij de rechter-commissaris op 2 november 2016 aan dat de getuige, nadat zij werd geconfronteerd met de gevolgen van haar verklaring dusdanig is geschrokken van wat anderen haar verweten, dat zij om die reden heeft besloten eieren voor haar geld te kiezen en heeft verklaard dat zij eerder niet de waarheid sprak.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
De getuige [getuige 2]
De rechtbank ziet anders dan de verdediging niet in waarom de verklaring van deze getuige als ongeloofwaardig moet worden aangemerkt. [getuige 2] verklaart op 26 januari 2016 dat hij op de bewakingsbeelden van de camera die de daders van de overval filmden, de verdachte heeft herkend als de dader met de zwarte jas. De getuige herkende de verdachte aan zijn haar en kapsel, zijn postuur, zijn kleding en zijn loopje. De rechtbank hecht waarde aan het feit dat de getuige de verdachte persoonlijk kent en dat hij op 26 december 2015 een afspraak met hem had om het haar van verdachte te knippen. Omdat de getuige in het dagelijks leven let op kapsels, herkende hij de verdachte aan zijn haar en kapsel op de beelden. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris bevestigt de getuige onder ede zijn eerdere verklaring. De herkenning, mede op basis van het kapsel van de dader, maken naar het oordeel van de rechtbank de herkenning van de dader als zijnde de verdachte juist betrouwbaar, nu deze herkenning is gebaseerd op een typerend en onderscheidend persoonskenmerk. Dat deze getuige, zoals de verdediging heeft gesuggereerd, uit rancune valselijk verdachte als de dader heeft herkend, is niet aannemelijk geworden. Het dossier bevat daartoe geen aanknopingspunten. Bovendien heeft de verdachte op de terechtzitting verklaard dat de getuige en hij geen vrienden zijn, maar ook geen vijanden en dat ieder een eigen weg is ingeslagen.
Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
4.3.2.2 Herkenning van verdachte op de beelden
De verdediging heeft gesteld dat herkenning van de verdachte op de beelden onmogelijk is nu deze beelden zeer matig van kwaliteit zijn. Uit het dossier blijkt echter dat de dader met de zwarte jas door verschillende personen wordt herkend als zijnde verdachte. Zo zegt [C] in een WhatsApp-gesprek met [getuige 1] dat op de video toch overduidelijk te zien is dat hij het is, waarop [getuige 1] antwoordt: “ja iedereen zag toen die op tv kwam ook gelijk dat hij het was je ziet het precies”. Ook getuige [getuige 5] verklaart “dat als je de beelden had gezien dat je dan nogal makkelijk [verdachte] daar in herkende als je hem kent.” [56]
Deze [getuige 5] ontvangt een berichtje van een persoon genaamd [naam] waarin [naam] schrijft: “Op de foto’s te zien ken ik die jonge
[de rechtbank begrijpt: jongen]goed. Zijn naam is [bijnaam] .” [57] Ook ontvangt [getuige 5] berichten van een persoon waarin deze persoon aangeeft [bijnaam] op de beelden te herkennen. [58] Tot slot verklaart de getuige [getuige 6] dat [naam] de lange man met de zwarte jas op de beelden had herkend. [59]
De rechtbank leidt uit bovenstaande bevindingen af dat de kwaliteit van de beelden zodanig is dat bekenden van de dader de verdachte hierop kunnen herkennen. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
4.3.3
De opgeroepen maar niet verschenen getuige [getuige 1]
Voorafgaand aan de zitting van 21 augustus 2017 heeft de voorzitter – zonder daartoe door procespartijen te zijn verzocht – op grond van artikel 263 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de oproeping van de getuige [getuige 1] ter terechtzitting bevolen. De officier van justitie heeft gehoor gegeven aan dit bevel en heeft de getuige opgeroepen ter terechtzitting te verschijnen. Op de terechtzitting is de getuige – met bericht van verhindering – niet verschenen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij deze getuige afdoende heeft gehoord en dat het aan de rechtbank is om de verklaringen van deze getuige te beoordelen op hun betrouwbaarheid. De raadsvrouw heeft enerzijds te kennen gegeven dat haar cliënt gebaat is bij een snelle afwikkeling van zijn zaak en dat het (hernieuwd) horen van deze getuige voor vertraging zal zorgen. Anderzijds heeft de verdediging niet expliciet afstand gedaan van het horen van de getuige nu de verdachte zich ter terechtzitting op het standpunt stelde dat de getuige op de terechtzitting van 21 augustus 2017 gehoord diende te worden, en als dat niet mogelijk was, de verdachte in afwachting van het horen van deze getuige in vrijheid gesteld wilde worden.
De rechtbank dient zich zodoende uit te spreken over de vraag of zij – gelet op de beslissing van de voorzitter de getuige [getuige 1] op te laten roepen en gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging – de getuige [getuige 1] al dan niet hernieuwd moet worden opgeroepen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De beslissing van de voorzitter als bedoeld in artikel 263 lid 4 Sv moet worden aangemerkt als een beslissing die slechts strekt ter voorbereiding van de terechtzitting, waartegen geen rechtsmiddel is opengesteld en waarmee is beoogd nodeloos verlies van zittingscapaciteit tegen te gaan, zonder de voorzitter daarbij aan een bepaalde beoordelingsmaatstaf te binden. [60] De beslissing van de voorzitter om de getuige [getuige 1] op te laten roepen moet in deze context gezien worden: het betrof een regiebeslissing teneinde een efficiënte behandeling van de zaak te bevorderen. De voorzitter heeft met deze beslissing destijds geenszins een inhoudelijk oordeel gegeven over de noodzakelijkheid van het horen van deze getuige. Nu deze getuige niet op verzoek van de verdediging of op instigatie van het Openbaar Ministerie is opgeroepen, is het naar analogie van artikel 288 lid 1 onder c en lid 3 Sv mogelijk dat het voltallige college – indien de opgeroepen getuige niet is verschenen – besluit dat van het horen van de getuige wordt afgezien. Hoewel de verdediging de getuige in een eerder stadium bij de rechter-commissaris heeft ondervraagd en niet om het horen van deze getuige ter terechtzitting heeft verzocht, doet zij thans niet nadrukkelijk afstand van het horen van deze getuige. De rechtbank zal om die reden gemotiveerd uiteenzetten waarom zij afziet van het horen van de getuige [getuige 1] .
De rechtbank ziet af van het horen van de getuige nu redelijkerwijs valt aan te nemen dat de verdachte daardoor niet in zijn verdediging wordt geschaad. De verdediging heeft de mogelijkheid gehad – en heeft deze ook benut – om de getuige bij de rechter-commissaris te (doen) ondervragen. Dit betekent dat aan het in artikel 6 EVRM gewaarborgde ondervragingsrecht tegemoet is gekomen. Van een schending van dit artikel is dan ook geen sprake. Bovendien is de bewezenverklaring niet enkel of in beslissende mate gebaseerd op de verklaring van deze getuige. De verklaringen van [getuige 1] worden in voldoende mate en op wezenlijke onderdelen ondersteund door de verklaringen van aangeefster en de getuige [getuige 2] , en de WhatsApp-gesprekken tussen [C] en [getuige 1] en tussen [getuige 3] en [getuige 4] .
4.3.4
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsvrouw van de verdachte heeft bij pleidooi verzocht om aan een deskundige opdracht te geven te rapporteren over de geloofwaardigheid van de belastende verklaringen van [getuige 1] in het geval de rechtbank de verklaringen van [getuige 1] voldoende geloofwaardig acht. Voorts heeft zij verzocht opdracht te geven aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) om middels beeldonderzoek te rapporteren of herkenning op basis van de beschikbare beelden mogelijk is indien de rechtbank tot de conclusie komt dat de beelden geschikt zijn voor herkenning van een individu.
De aan de verzoeken verbonden voorwaarden zijn vervuld. De rechtbank wijst beide verzoeken van de raadsvrouw af en overweegt daartoe als volgt.
4.3.4.1 Het voorwaardelijk verzoek een deskundige te laten rapporteren over de geloofwaardigheid van de verklaringen van [getuige 1]
Het eerste verzoek ziet op een beoordeling van de geloofwaardigheid van de getuige [getuige 1] . Tijdens het onderzoek ter terechtzitting hebben de officier van justitie en de verdediging zich kunnen uitlaten over de geloofwaardigheid van de (belastende) verklaringen van deze getuige. De rechtbank heeft in haar oordeel over de geloofwaardigheid van de verklaringen niet alleen deze standpunten meegenomen, maar heeft de geloofwaardigheid ook beoordeeld aan de hand van de overige zich in het dossier bevindende stukken. Zodoende acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht en geïnformeerd om op dit punt een oordeel te kunnen geven. In het licht van hetgeen hiervoor en in paragraaf 4.3.2.1 over deze verklaringen is overwogen, ziet de rechtbank geen noodzaak om een deskundige te benoemen.
4.3.4.2 Het voorwaardelijk verzoek tot beeldonderzoek door het NFI
Het tweede verzoek ziet op de (on)mogelijkheid om op basis van de bewuste beelden de dader te herkennen. In rechtsoverweging 4.3.2.2 heeft de rechtbank overwogen waarom zij de beelden bruikbaar acht voor het bewijs. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en geïnformeerd om daarover een oordeel te kunnen geven. Het verzoek tot het benoemen van een deskundige wordt afgewezen nu de noodzaak daartoe ontbreekt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 30 juli 2015 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan het [adres] heeft weggenomen enveloppen met daarin (in totaal) circa 10.000 euro aan contant geld en een mobiele telefoon (merk: Apple, type: iPhone 4), toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 1]en haar (zesjarig) zoontje, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
hebbenverschaft of het weg te nemen goed onder
hunbereik
hebbengebracht door middel van een vals kostuum, te weten gekleed gaande als postbezorger, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader,
- de woning van die
[slachtoffer 1]zijn binnengedrongen en
- ( vervolgens) die
[slachtoffer 1]de keuken hebben ingeduwd en
- ( vervolgens) die
[slachtoffer 1]op een stoel hebben gezet en
- ( vervolgens) de polsen van die
[slachtoffer 1]met tape hebben vastgebonden en
- ( vervolgens) een of meermalen (telkens) tegen die
[slachtoffer 1]hebben gezegd
"jou en je kind overkomt niets als je meewerkt, opschieten want we hebben haast, waar
is het geld, waar zijn die enveloppen" en "nu moet je even goed luisteren.
Je moet vijf minuten wachten. Er staan er nog drie beneden. Je mag ons niet
volgen. We maken anders je kind/zoon dood.", zulks terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Deze verbeteringen zijn vet en cursief gedrukt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat bij een strafoplegging in acht moet worden genomen dat er geen geweld is toegepast, dat er geen letsel is ontstaan en dat er geen wapen is gebruikt. De verdediging verzoekt aansluiting te zoeken bij de LOVS-richtlijnen en acht een deels voorwaardelijke straf een passende sanctie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de sanctie en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval. Samen met zijn mededader heeft de verdachte aangeefster en haar zesjarige zoontje in de vroege ochtend overvallen. Verdachte en zijn mededader hadden weet van een groot contant geldbedrag in de woning van aangeefster en zij wisten ook dat aangeefster daar samen met haar zoontje woonde. Verdachte en zijn mededader hebben zich voorgedaan als postbezorgers – de mededader was gekleed in een TNT-jas – waarop aangeefster de voordeur opende, omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat haar pakketje werd bezorgd. Eenmaal binnengelaten in de woning hebben verdachte en zijn mededader aangeefster naar de keuken geduwd. Nadat het geld dat aangeefster in enveloppen in haar woning bewaarde door de verdachte en zijn mededader was weggenomen, werden haar polsen door de verdachte met tape aan elkaar geplakt, in het bijzijn van haar zoontje van pas zes jaar oud. De verdachte heeft toen tegen aangeefster gezegd dat ze haar kind zouden doodmaken als ze hen zou achtervolgen. Ook daar was de zoon van aangeefster bij aanwezig. Vervolgens hebben verdachte en zijn mededader de woning verlaten met in ieder geval 10.000 euro aan contact geld en een iPhone.
De rechtbank acht het zeer kwalijk dat aangeefster en haar zoontje bewust als slachtoffer zijn uitgekozen. De verdachte en zijn mededader hebben door zich voor te doen als postbezorgers op slinkse en lafhartige wijze aangeefster en haar zoontje als gemakkelijke prooi gezien en hebben daarmee hun vertrouwen geschaad. Slachtoffers van misdrijven als het onderhavige kunnen nog lang last houden van de psychische gevolgen daarvan, hetgeen ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Bovendien draagt het handelen van verdachte en zijn mededader bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving als geheel. Tevens neemt de rechtbank in beschouwing dat de strafbare feiten bij aangeefster en haar zoontje thuis hebben plaatsgevonden, waardoor hun gevoelens van veiligheid in en rond hun huis ernstig zijn geschaad. Verdachte en zijn mededader hebben zich bij hun handelen enkel laten leiden door geldelijk gewin en er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de woning, de eigendommen en de lichamelijke en psychische integriteit van anderen.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 augustus 2017 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. De documentatie van verdachte toont met name veroordelingen voor (gekwalificeerde) diefstallen. Van de afgelopen tien jaren heeft de verdachte er negen in detentie doorgebracht. De laatste veroordeling van verdachte was in juni 2016, waarbij hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk voor een diefstal en verduisteringen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland van 14 februari 2017. Uit dit rapport blijkt dat verdachte op diverse leefgebieden kampt met problemen. De reclassering acht begeleiding van de reclassering noodzakelijk om een delictvrij bestaan mogelijk te maken. Indien betrokkene een langdurige gevangenisstraf krijgt opgelegd, kan hij via detentiefasering worden geresocialiseerd, onder meer door Elektronische Controle.
De rechtbank neemt de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt voor een woningoverval met licht geweld/bedreiging is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Strafvermeerderende factoren in deze zaak zijn de kwetsbaarheid van de slachtoffers, de omvang van de schade, de aard van de bedreiging en het samenwerkingsverband en de handelswijze van de overvallers. Ook betrekt de rechtbank bij de bepaling van de duur van de straf dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren meerdere malen is veroordeeld voor (gekwalificeerde) diefstallen tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, die hem evenwel niet hebben weerhouden van het opnieuw plegen van een dergelijk ingrijpend strafbaar feit.
Gelet op de ernst van het feit en het hiervoor overwogene kan niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. Alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van vijf jaren passend en geboden.

9.BESLAG

In het dossier bevindt zich een beslaglijst, gedateerd 17 juli 2017.
De officier van justitie en de verdediging hebben ten aanzien van het openstaande beslag geen standpunt ingenomen.
Op de beslaglijst staan de volgende in beslag genomen voorwerpen genoemd:
- 1 telefoon, kleur zwart, Zanco Fly;
- 3 stuks papier.
Deze voorwerpen zijn in beslag genomen onder de verdachte in het kader van de verdenking van het beïnvloeden van getuigen. De behandeling van dit deel van de strafzaak is aangehouden tot de terechtzitting van 21 december 2017. De rechtbank zal om die reden thans geen beslissing nemen op het openstaande beslag.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 22.877,85. Dit bedrag bestaat uit € 20.377,85 materiele schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering bepleit vanwege de bepleite vrijspraak voor het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de verdediging bepleit het deel van de vordering dat ziet op het weggenomen geldbedrag bij aangeefster toe te wijzen tot een bedrag van € 10.000,-.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten:
  • iPhone en beschermhoes (€ 303,20 + € 16,00);
  • alarm en imitatie beveiligingscamera (€ 9,36);
  • medische kosten (€ 15,26 + € 25,50);
  • reiskosten (€5,54 + € 2,99);
  • immateriële schade (€ 2.500,-)
komt voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de post die ziet op de schade die is ontstaan vanwege het weggenomen geldbedrag overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals blijkt uit de bewijsmiddelen zat er in de enveloppen die zijn weggenomen in ieder geval een bedrag van € 9.600,- aan contanten. In haar aangifte spreekt [slachtoffer 1] over nog eens € 360,- aan vakantiegeld, € 100,- aan verjaardagsgeld en € 170,- aan teruggave huurtoeslag. De rechtbank wijst dit deel van de vordering daarom toe tot een bedrag van € 10.230,-. Het overige deel van deze post levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 13.107,85 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juli 2015 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 5,54. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze als hieronder bij de beslissing is omschreven.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 13.107,85 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juli 2015 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 100 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 43a, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar.
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 jaren.
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- wijst de
vordering van [slachtoffer 1]toe tot een bedrag van
€ 13.107,85;
- veroordeelt verdachte
hoofdelijktot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2015 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 5,54, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 13.107,85 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2015 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 100 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. V. Van Dam en E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Pagano Mirani, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 september 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 juli 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning
gelegen aan het [adres] heeft weggenomen enveloppen met daarin
(in totaal) circa 10.000 euro aan contant geld, althans enig geldbedrag en/of een mobiele telefoon (merk: Apple, type: iPhone 4), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en haar
(zesjarig) zoontje, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van een vals kostuum, te weten gekleed gaande als postbezorger, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s),
- de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen en/of
- ( vervolgens) (terwijl haar, [slachtoffer 1] ', zesjarig zoontje tegenwoordig was)
die [slachtoffer 1] de keuken heeft/hebben ingeduwd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] op een stoel heeft/hebben gezet en/of
- ( vervolgens) de polsen van die [slachtoffer 1] met tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- ( vervolgens) een of meermalen (telkens) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd
"jou en je kind overkomt niets als je meewerkt, opschieten want we hebben haast, waar
is het geld, waar zijn die enveloppen" en/of "nu moet je even goed luisteren.
Je moet vijf minuten wachten. Er staan er nog drie beneden. Je mag ons niet
volgen. We maken anders je kind/zoon dood.", althans vergelijkbare woorden van
een dergelijke (dreigende) aard en/of strekking, zulks terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan
en
hij op of omstreeks 30 juli 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en of/bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (in haar woning gelegen
aan het [adres] ) [slachtoffer 1] en/of haar zesjarig zoontje heeft
gedwongen tot de afgifte van enveloppen met daarin (in totaal) circa 10.000 euro aan
contant geld, althans enig geldbedrag en/of een mobiele telefoon (merk: Apple, type:
iPhone 4), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s),
- de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen en/of
- ( vervolgens) (terwijl haar, [slachtoffer 1] ', zesjarig zoontje tegenwoordig was) die [slachtoffer 1] de keuken heeft/hebben ingeduwd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] op een stoel heeft/hebben gezet en/of
- ( vervolgens) de polsen van die [slachtoffer 1] met tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- ( vervolgens) een of meermalen (telkens) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd
"jou en je kind overkomt niets als je meewerkt, opschieten want we hebben haast, waar
is het geld, waar zijn die enveloppen" en/of "nu moet je even goed luisteren.
Je moet vijf minuten wachten. Er staan er nog drie beneden. Je mag ons niet volgen.
We maken anders je kind/zoon dood.", althans vergelijkbare woorden van een
dergelijke (dreigende) aard en/of strekking, zulks terwijl tijdens het plegen van het
misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 oktober 2016 en de aanvullingen hierop, genummerd 2015232794, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 836. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , 30 juli 2015, pagina 41 t/m 46
3.proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , 30 juli 2015, pagina 41
4.proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , 30 juli 2015, pagina 42
5.proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , 30 juli 2015, pagina 43
6.proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , 30 juli 2015, pagina 44
7.proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , 30 juli 2015, pagina 45
8.een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , 10 augustus 2015, pagina 149 t/m 153
9.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , 10 augustus 2015, pagina 151
10.een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , 17 december 2015, pagina 181 t/m 183
11.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , 17 december 2015, pagina 181
12.een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , 14 januari 2016, pagina 188 t/m 192
13.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , 14 januari 2016, pagina 189
14.een proces-verbaal van bevindingen, 26 oktober 2016, pagina 680 t/m 689
15.proces-verbaal van bevindingen, 26 oktober 2016, pagina 680
16.proces-verbaal van bevindingen, 26 oktober 2016, pagina 681
17.proces-verbaal van bevindingen, 26 oktober 2016, pagina 682
18.een proces-verbaal van bevindingen, 3 oktober 2016, pagina 482 t/m 487
19.proces-verbaal van bevindingen, 3 oktober 2016, pagina 483
20.een proces-verbaal van bevindingen, 3 oktober 2016, pagina 484 t/m 485
21.proces-verbaal van bevindingen, 3 oktober 2016, pagina 484
22.proces-verbaal van bevindingen, 3 oktober 2016, pagina 485
23.een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 4] , 21 november 2016, pagina 350 t/m 364
24.proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 4] , 21 november 2016, pagina 357
25.een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , 6 oktober 2016, pagina 262 t/m 263
26.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , 6 oktober 2016, pagina 262
27.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , 6 oktober 2016, pagina 263
28.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , 6 oktober 2016, pagina 264 t/m 265
29.proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , 6 oktober 2016, pagina 264
30.proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , 6 oktober 2016, pagina 265
31.een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , 18 oktober 2016, pagina 266 t/m 269
32.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , 18 oktober 2016, pagina 267
33.een proces-verbaal van bevindingen, 26 oktober 2016, pagina 405 t/m 418
34.proces-verbaal van bevindingen, 26 oktober 2016, pagina 406
35.proces-verbaal van bevindingen, 26 oktober 2016, pagina 407
36.proces-verbaal van bevindingen, 26 oktober 2016, pagina 408
37.proces-verbaal van bevindingen, 26 oktober 2016, pagina 409
38.een proces-verbaal van bevindingen, 6 november 2016, pagina 421 t/m 429
39.proces-verbaal van bevindingen, 6 november 2016, pagina 421
40.proces-verbaal van bevindingen, 6 november 2016, pagina 422
41.proces-verbaal van bevindingen, 6 november 2016, pagina 423
42.een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, 10 januari 2017, pagina 1 t/m 7
43.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, 10 januari 2017, pagina 1
44.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, 10 januari 2017, pagina 2
45.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, 10 januari 2017, pagina 3
46.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, 10 januari 2017, pagina 4
47.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, 10 januari 2017, pagina 5
48.een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , 26 januari 2016, pagina 194 t/m 196
49.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , 26 januari 2016, pagina 194
50.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , 26 januari 2016, pagina 195
51.een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris, 10 januari 2017, pagina 1 t/m 4
52.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris, 10 januari 2017, pagina 1
53.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris, 10 januari 2017, pagina 2
54.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris, 10 januari 2017, pagina 3
55.een geschrift, te weten het uittreksel justitiële documentatie van 12 augustus 2017. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub vijf, van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen
56.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , 28 januari 2016, pagina 198
57.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , 28 januari 2016, pagina 198
58.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , 28 januari 2016, pagina 198
59.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] van 4 oktober 2016, pagina 256
60.HR 05-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1412, m.nt. T.M. Schalken