4.3De voor huisvesting van seizoenarbeiders bedoelde (verrijdbare) caravans passen eveneens niet binnen de agrarische bestemming en kunnen evenmin worden gezien als bedoeld voor recreatief gebruik van kampeermiddelen. Ook hier is de rechtbank daarom van oordeel dat verweerder zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat strijd bestaat met de planvoorschriften.
5. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat bij de opgeslagen materialen, de al dan niet bewoonde en/of verhuurde stacaravans, woonunits en kampeermiddelen, en de verhuur van caravans aan seizoenarbeiders sprake is van strijd met de planvoorschriften. Nu eiser niet beschikt over de benodigde vergunning(en), is sprake van strijd met het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef, a en/of onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Eisers beroepsgronden slagen niet.
6. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
7. Eiser heeft zijn stelling dat hij het ten aanzien van de bewoning van de caravans door derde-partijen niet in zijn macht heeft om aan de overtreding van de planvoorschriften een einde te maken, niet aannemelijk gemaakt. Het ontbreken van mogelijk voor uitvoering van de last benodigde privaatrechtelijke ruimte komt in beginsel voor risico van eiser. Het betoog van eiser dat verweerder niet hem maar alleen de bewoners van de caravans had moeten aanschrijven, kan dan ook niet leiden tot het daarmee beoogde doel.
Concreet zicht op legalisatie
8. Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien verweerder bereid is gebruik te maken van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dat in gevallen waarin het college hiertoe niet bereid is geen concreet zicht op legalisering bestaat. Daarom is de rechterlijke toetsing van dit onderdeel zeer terughoudend (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 4 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2004). 9. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat in deze zaak wel sprake is van concreet zicht op legalisering. Verweerder heeft toegelicht dat hij niet bereid is een omgevingsvergunning te verlenen voor de permanente bewoning van de kampeermiddelen, omdat dit in strijd is met het gemeentelijk, provinciaal en rijksbeleid. Bovendien wil verweerder verrommeling van het buitengebied tegengaan. De rechtbank kan verweerder daarin volgen.
Vertrouwensbeginsel/Onevenredigheid