ECLI:NL:RBMNE:2017:5817

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
5663696 / LC EXPL 17-275
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de toepassing van de CAO Openbaar Vervoer met betrekking tot onregelmatigheidstoelage en gebroken dienstentoelage voor oudere werknemers

In deze zaak vorderde de eiser, een gepensioneerde buschauffeur, betaling van een onregelmatigheidstoelage en gebroken dienstentoelage van zijn werkgever, Connexxion Openbaar Vervoer N.V. Eiser stelde dat de werkgever ten onrechte de toeslag had gemiddeld, terwijl de CAO Openbaar Vervoer expliciet onderscheid maakt tussen 'toelagen' en 'toeslagen'. Eiser, die 63 jaar oud was en onder de ouderenregeling viel, betoogde dat hij recht had op een vaste toeslag op basis van zijn eigen dienstenpakket, in plaats van een gemiddelde berekening over alle werknemers. De kantonrechter oordeelde dat Connexxion in strijd met de CAO had gehandeld door de toeslag te middelen. De rechter benadrukte dat de CAO enkel de mogelijkheid biedt om met instemming van de ondernemingsraad 'toelagen' te middelen, en niet 'toeslagen'. De rechter verklaarde voor recht dat de middeling van de onregelmatigheidstoelage en gebroken dienstentoelage in strijd met de CAO was en veroordeelde Connexxion tot betaling van het verschuldigde bedrag aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 20 september 2017
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 5663696 / LC EXPL 17-275 van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde CNV Vakmensen,
tegen
de naamloze vennootschap
CONNEXXION OPENBAAR VERVOER N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: Connexxion,
gemachtigde mr. J.G. van der Wal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is vanaf 31 augustus 1987 in dienst van (de rechtsvoorganger van)
Connexxion in de functie van buschauffeur. [eiser] had in 2014 de leeftijd van 63/64 jaar. [eiser] is vanaf 1 november 2016 gepensioneerd en sindsdien niet meer werkzaam bij Connexxion. [eiser] verrichtte zijn werkzaamheden vanaf de standplaats te [plaatsnaam] .
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst was de CAO Openbaar Vervoer van toepassing. De CAO bepaalt onder artikel 33 en 34 dat er een ‘toelage’ wordt betaald voor Onregelmatige Diensten en Gebroken Diensten (OTGD):
Artikel 33 (toelage voor onregelmatige arbeid)
1. Aan de werknemer die is ingedeeld in een loonschaal lager dan 11 en arbeid verricht op de hierna te noemen dagdelen, wordt een onregelmatigheidstoelage toegekend voor arbeidsuren op:
• maandag tot en met vrijdag van 06.00 uur tot 07.30 uur: 15 % van het uurloon;
• maandag tot en met vrijdag van 19.00 uur tot 24.00 uur en van 05.30 uur tot 06.00 uur: 30 % van het uurloon;
• zaterdag van 05.30 uur tot 24.00 uur: 30 % van het uurloon;
• maandag tot en met zaterdag van 00.00 uur tot 05.30 uur: 40 % van het uurloon;
• zon- en feestdagen en de uren van 00.00 uur tot 06.00 uur op werkdagen, indien het een dienst betreft die op een zon- of feestdag is aangevangen: 45 % van het uurloon;
• zon- en feestdagen tussen 00.00 uur en 05.30 uur: 55 % van het uurloon.
2. Het in lid 1 bedoelde uurloon bedraagt (ingaande 1januari 2014 € 14,23, ingaande 1juli 2014 € 14,37 en ingaande 1januari 2015 € 14,51).
Artikel 34 (toelage voor gebroken diensten)
1. Aan de werknemer die een gebroken dienst verricht, wordt een toelage toegekend van (ingaande 31 januari 2014€ 15,61, ingaande 1juli 2014€ 15,77 en ingaande 1 januari 2015 € 15,93).
2. Aan een werknemer die per jaar meer dan 52 gebroken diensten verricht, wordt uiterlijk in de maand februari over het voorafgaand jaar een extra toelage toegekend. Deze toelage wordt berekend door het aantal gebroken diensten dat de 52 te boven gaat te vermenigvuldigen met een bedrag ter grootte van 50% van het onder lid 1 genoemde bedrag.
3. De werknemer die op medische indicatie gebroken diensten verricht en daarnaast een (gemiddelde) toelage voor onregelmatige arbeid en gebroken diensten ontvangt, heeft geen aanspraak op de extra toelage als bedoeld in lid 2, tenzij het overige personeel in de standplaats waar het werknemer werkzaam is gemiddeld meer dan 52 gebroken diensten per jaar verricht. Als dit laatste het geval is ontvangt de werknemer het gemiddelde van het surplus. Deze toeslag is evenmin van toepassing op de diensten die een werknemer op zijn verzoek heeft geruild met de vestigingsleiding.
4. De halve ATV-dagen uit artikel 35 kunnen niet dienen als rusttijd tussen de dienstdelen van een gebroken dienst.
2.3.
De CAO kent voor ouderen (50 plussers) een aparte voorziening in de vorm van een ‘toeslag’ voor de uitbetaling van OTGD. Artikel 20 lid 3 van de CAO luidt:
Artikel 20 (arbeidstijdenregeling ouderen)
1. Voor de werknemer die in enig jaar de leeftijd van 50 jaar bereikt, geldt met ingang van de nieuwe dienstregeling, doch uiterlijk 1 juni van dat jaar, een werkweek van 36 uur, met behoud van het volle functieloon.(..)”
3. In plaats van het bepaalde in de artikelen 33 en 34 heeft de werknemer van 50 jaar of ouder aan wie
arbeidstijdverkorting is toegestaan recht op een vaste toeslag voor onregelmatige uren en gebroken diensten die gebaseerd is op het actuele dienstenpakket.
Deze toeslag wordt als volgt berekend:
a.
a) Indien het werkpakket van de werknemer van 50 jaar of ouder een afspiegeling is van het werkpakket van een werknemer jonger dan 50 jaar, wordt de toeslag berekend op basis van de gemiddelde toeslag van het totale dienstenpakket;
b) Indien de werknemer van 50 jaar of ouder en de werknemer jonger dan 50 jaar binnen één roulering werkzaam zijn, wordt de toeslag berekend op basis van de gemiddelde toeslag van het eigen dienstenpakket;
c) Indien het werkpakket van de werknemer van 50 jaar of ouder geen afspiegeling is van het werkpakket van een werknemer jonger dan 50 jaar, wordt de toeslag berekend op basis van de gemiddelde toeslag van de werknemer jonger dan 50 jaar (tenzij deze toeslag lager is dan de gemiddelde toeslag van de eigen roulering);
d) Indien een werknemer heeft gekozen voor een 35-urige werkweek als bedoeld in lid 2, wordt de toeslag berekend als vermeld in sub c.
2.4.
Tot 1 januari 2014 werd de OTGD berekend en aan [eiser] betaald op basis van artikel 20 lid 3 van de CAO (de ouderenregeling). De berekening van het uit te keren gemiddelde OTGD vindt volgens onderstaand schema plaats.
2.5.
Connexxion heeft op grond van artikel 29 lid 3 van de CAO eind 2013 een instemmingsverzoek aan haar ondernemingsraad voorgelegd, waarin zij heeft voorgesteld de OTGD per standplaats te middelen. Dit betekent dat alle onregelmatige en gebroken diensturen van alle roosters per vestiging/stalling dan bij elkaar worden geteld en tot een gemiddelde worden gebracht. De (centrale) ondernemingsraad heeft daartoe met werkgever afgesproken dat de OTGD per stalling wordt berekend over alle gereden diensten/roosters per stalling. De ondernemingsraad heeft met het voorstel van Connexxion ingestemd.
2.6.
Artikel 29 van de CAO luidt:
Artikel 29 (wijze van betaling van het inkomen)
1. Maandelijks worden het salaris alsmede eventuele de toeslagen en toelagen betaald, zoals deze overeenkomstig deze CAO berekend worden.
2. De salarisspecificatie moet zodanig zijn opgesteld dat de werknemer kan nagaan hoe zijn salaris is opgebouwd.
3. In overleg met de ondernemingsraad kan besloten worden, dat toelagen - voor zover deze zich daarvoor lenen - worden gemiddeld.
2.7.
[eiser] heeft de wijziging van de uitbetaling OTGD en de berekeningswijze bij brief van 26 maart 2016 aan de Vaste Commissie voor Sociale Aangelegenheden (VCSA) voorgelegd. Bij beslissing van 14 juli 2016 is de Commissie tot een afwijzend oordeel gekomen:
Voor werknemers jonger dan 50 jaar dient een individuele toelage voor onregelmatige uren en gebroken diensten te worden toegepast conform artikel 33 en 34 van de CAO Openbaar Vervoer.
Daarentegen dient voor werknemers van 50 jaar en ouder aan wie arbeidstijdverkorting is toegestaan een gemiddelde toeslag voor onregelmatige uren en gebroken diensten — gebaseerd op het actuele dienstenpakket - te worden toegepast. De berekening van deze zogenoemde 50-plustoeslag wordt verder uitgewerkt in sub a tot en met d van artikel 20 lid 3 van de CAO Openbaar Vervoer. Voorts is in artikel 29 lid 3 van de CAO Openbaar Vervoer opgenomen dat in overleg met de ondernemingsraad besloten kan worden dat toelagen - voor zover deze zich daarvoor lenen — kunnen worden gemiddeld.
De kernvraag die u voorlegt is of Connexxion en haar ondernemingsraad bevoegd zijn om naast toelagen ook toeslagen te kunnen middelen op grond van artikel 29 lid 3 van de CAO Openbaar Vervoer. De VCSA is de mening toegedaan dat 0V-bedrijven in samenspraak met hun ondernemingsraad gekwalificeerd zijn om invulling te geven aan zowel het middelen van toelagen als toeslagen. De handelwijze van Connexxion wordt derhalve niet als strijdig met de CAO beoordeeld.
Daarnaast verzoekt u de VCSA tot een uitspraak te komen aangaande het uitbetalen van de door u gestelde verschuldigde toeslag - voor uw cliënt - conform artikel 20 lid 3 sub b van de CAO Openbaar Vervoer. Het is echter niet aan de VCSA om zich te mengen in gemaakte afspraken tussen het 0Vbedrijf en de ondernemingsraad ter beoordeling of een regeling — in dit geval de berekeningswijze van de 50-plustoeslag - al dan niet gunstig uitpakt voor een individuele werknemer. Hierover zal dan ook geen uitspraak volgen van de VCSA.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - te verklaren voor recht dat de door Connexxion toegepaste middeling van de OTGD in strijd met de CAO is gedaan en veroordeling van Connexxion tot betaling van € 1.439.22 bruto te vermeerderen met de wettelijke verhoging over € 719,61, vermeerderd met rente vanaf 1 juni 2015 en veroordeling tot betaling van € 152,25 aan buitengerechtelijke incassokosten en kosten.
3.2.
[eiser] stelt primair dat de OTGD over het jaar 2014 en 2015 niet juist is voldaan. Daaraan legt hij allereerst ten grondslag dat de afspraak tussen werkgever en de Ondernemingsraad om een gemiddelde per stalling te rekenen voor de OTGD ten aanzien van [eiser] geen stand kan houden. Reden daarvoor is gelegen in het bepaalde van artikel 29 derde lid, die stelt dat:
“In overleg met de Ondernemingsraad kan worden besloten dat toelagen — voor zover deze zich daarvoor lenen — worden gemiddeld.”
Enkel ‘toelagen’ kunnen met instemming van de ondernemingsraad door de werkgever worden gemiddeld.
De CAO maakt uitdrukkelijk onderscheid tussen ‘toelagen’ en ‘toeslagen’. De CAO stelt onder de definities dat een ‘toelage’ is:
“Een vergoeding in geld of tijd die verband houdt met de werkomstandigheden waaronder, of met de tijd gedurende welke arbeid wordt verricht.”
Als gevolg van zijn leeftijd komt [eiser] in aanmerking voor een ‘toeslag’ voor onregelmatige en gebroken diensten ingevolge artikel 20 lid 3, welke bepaalt
dat:
“In plaats van het bepaalde in artikel 33 en 34 heeft de werknemer van 50 jaar en ouder aan wie arbeidstijdverkorting is toegestaan recht op een vaste toeslag voor onregelmatige en gebroken diensten op grond van het actuele dienstenpakket.”
Een ‘toeslag’ wordt in de cao gedefinieerd als:
“Een vaste financiele vergoeding op grond van persoonlijke prestaties of omstandigheden.”
De werkgever heeft dan ook ten onrechte de ‘toeslag’ van [eiser] gemiddeld per stalling. Die afspraak daartoe is in strijd met de CAO tot stand gekomen nu de CAO geen bevoegdheid aan de OR/werkgever toekent voor wat betreft middeling van ‘toeslagen’. Immers op grond van artikel 20 lid 3 is een ‘toeslag’ in de plaats getreden van de ‘toelage’.
3.3.
[eiser] meent dat Connexxion gehouden is de ‘toeslag’ uit te betalen op basis van artikel 20 lid 3 onderdeel b, namelijk door berekening op basis van de gemiddelde toeslag van het eigen dienstrooster. [eiser] is werkzaam in de grote roulering, in het rooster voor fuiltimers. Binnen deze roulering zijn zowel 50+ als 50- werkzaam. Aldus dient de ‘toeslag’ hiernaar berekend te worden, het gemiddelde van dit dienstenpakket, ergo van het grote rooster. Dit gemiddelde van diens eigen roulatie over 32 regels, leidt tot een gemiddelde ‘toeslag’ OTGD van € 331,45 per maand aan onregelmatige diensten en € 51,25 per maand aan gebroken diensten. Connexxion heeft daarentegen slechts € 248,41 en € 49,63 per maand voldaan aan [eiser] . De vordering van [eiser] bedraagt € 1.439,22 bruto, zijnde het verschil tussen voornoemde bedragen over het gehele jaar 2014 en deels 2015 genomen, in totaal 17 maanden (de periode dat [eiser] na de onterechte toepassing van de middeling ex artikel 29 lid 3 van de CAO nog werkzaam is geweest op standplaats [plaatsnaam] ).
3.4.
Daarnaast is [eiser] , subsidair, van mening dat de ‘toelagen’ van de OTGD zich
niet lenen voor een middeling per stalling, omdat veel andere werknemers mee delen in de gemiddelde OTGD, terwijl deze daar niet of nauwelijks onregelmatig voor werken. Zo zijn er veel mensen die nimmer op zondagen werken, nooit op weekenden werken, niet in de avonduren werken, of anderszins afwijkende afspraken hebben met de werkgever op het voor hen geldende (normale) rooster. Er is zelfs een apart 50+ rooster voor bepaalde werknemers in [plaatsnaam] (niet voor [eiser] ). Met andere woorden, voor veel werknemers geldt een uitzondering om uiteenlopende redenen. Gevolg hiervan is dat een relatief kleinere groep werknemers, waaronder [eiser] , meer onregelmatige en gebroken
diensten rijdt dan die betreffende collega’s. [eiser] acht dat niet fair. Om die
reden leent de door Connexxion toegepastte middeling op de ‘toelage’ OTGD per stalling
zich niet daartoe, en kon de OR in alle redelijkheid niet met een dergelijke
middeling instemmen.
3.5.
Connexxion voert verweer. [eiser] stelt dat de OTGD op grond van de tekst van artikel 20 lid 3 geen ‘toelage’ is, maar een vaste ‘toeslag’ is. Daarbij gaat [eiser] voorbij aan de verwijzing naar artikel 33 en 34 in artikel 20 lid 3 van de CAO. In artikel 33 en 34 van de CAO wordt nadrukkelijk het begrip ‘toelage’ voor onregelmatige arbeid en ‘toelage’ voor gebroken diensten genoemd. [eiser] gaat in de dagvaarding ook geheel voorbij aan de bepalingen in artikel 20 lid 3 onder a, b en c. Connexxion heeft bovendien op basis van artikel 20 lid 3 onder a de OTGD van [eiser] berekend op basis van de gemiddelde ‘toeslag’ van het totale dienstenpakket van de stalling. Connexxion heeft terecht toepassing gegeven aan artikel 29 lid 3 van de CAO en is de uitwerking hiervan in het geval van [eiser] niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Connexxion is van mening dat zij bevoegd is op grond van artikel 29 lid 3 afspraken te maken over het middelen van ‘toelagen’ en ‘toeslagen’, waaronder de OTGD. Dit standpunt van Connexxion wordt onderschreven door de VCSA in haar brief d.d. 14 juli 2016.
3.6.
Weliswaar wordt de OTGD in beginsel op persoonlijke basis toegekend, maar met de mogelijkheid van middeling op grond van artikel 29 lid 3 van de CAO gaat nu juist samen, dat ‘toelagen’ niet meer persoonlijk worden vastgesteld, maar op basis van een gemiddelde van (in het onderhavige geval) de gehele standplaats. Het is juist die keuzemogelijkheid — een persoonlijke versus een gemiddelde ‘toelage’ — die door artikel 29 lid 3 van de CAO voor de werkgever in het leven wordt geroepen. Het is niet juist dat middeling niet mogelijk is wanneer de individuele 50 plus chauffeur minder dreigt te verdienen dan waar hij op basis van eigen werkzaamheden recht heeft. Inherent aan een besluit tot middeling van de OTGD is, dat sommige werknemers erop vooruit gaan en andere werknemers erop achteruit gaan. Het enkele feit dat werknemers erop achteruit gaan, neemt niet weg dat het belang van Connexxion bij middeling van de OTGD zwaarder moet wegen dan het belang van de werknemers die door dit besluit in financieel opzicht worden benadeeld. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen, dat juist omdat de onderhavige systeemwijziging over de gehele breedte van de organisatie is toegepast, de belangenafweging ook in een breder perspectief dient plaats te vinden.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.2.
De eerste kwestie die partijen verdeeld houdt heeft betrekking op de uitleg van het bepaalde in artikel 29 lid 3 van de CAO.
4.3.
Bij de uitleg van de bepalingen van een CAO zijn de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslag- gevende betekenis. Dit betekent echter niet - de woorden 'in beginsel' duiden daarop - dat bij het bepalen van inhoud en strekking van een CAO-bepaling onder alle omstandigheden alleen gelet mag worden op de letterlijke (grammaticale) betekenis van de bewoordingen. Een uitleg naar objectieve maatstaven houdt tevens in dat acht mag worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Indien de bedoeling van de partijen bij de CAO naar objectieve maatstaven volgt uit de CAO-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend (vergelijk HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427).
4.4.
Uitgangspunt is dat in artikel 33/34 van de CAO aan de werknemer die een gebroken dienst of onregelmatige arbeid verricht een ‘toelage’ wordt toegekend. Overeengekomen is in artikel 29 lid 3 van de CAO dat in overleg met de ondernemingsraad kan worden besloten, dat ‘toelagen’ – voor zover deze zich daarvoor lenen – worden gemiddeld. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat het hier om een keuzebeding. De werkgever heeft aldus op grond van de CAO de keuze tussen het uitbetalen van OTDG ‘toelage’ conform het bepaalde in artikel 33 en 34 van de CAO op basis van het eigen dienstrooster, dan wel, in afwijking daarvan en met voorafgaande instemming van de ondernemingsraad, conform artikel 29 lid 3 CAO op basis van de gemiddelde OTDG ‘toelage’ van het totale dienstenpakket van de stalling.
4.5.
In artikel 20 lid 3 van de CAO is verder bepaald dat in plaats van het bepaalde in de artikelen 33 en 34 de werknemer van 50 jaar of ouder aan wie arbeidstijdverkorting is toegestaan recht heeft op een ‘vaste toeslag’ voor onregelmatige uren en gebroken diensten die gebaseerd is op het actuele dienstenpakket, en die wordt berekend zoals nader onder a t/m d is aangegeven.
4.6.
Connexxion gaat er ten onrechte aan voorbij dat een werknemer van 50 jaar of ouder aan wie arbeidstijdverkorting is toegestaan ingevolge artikel 20 lid 3 van de CAO recht heeft op een ‘vaste toeslag’ voor onregelmatige arbeid en gebroken diensten in plaats van de ‘toelage’ als bedoeld in artikel 33/34. De in artikel 20 lid 3 van de CAO voorkomende woorden ‘in plaats van’, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, laten geen andere uitleg toe dan dat voor werknemers van 50 jaar of ouder het bepaalde in artikel 20 van de CAO in de plaats treedt van artikel 33/ 34 CAO. Nu de CAO expliciet onderscheid maakt tussen het begrip ‘toelage’ (
een vergoeding in geld of tijd die verband houdt met de werkomstandigheden waaronder, of met de tijd gedurende welke arbeid wordt verricht) en het begrip ‘toeslag’ (
een vaste financiële vergoeding op grond van persoonlijke prestaties of omstandigheden) geldt het hierboven geformuleerde keuzebeding niet voor de in artikel 20 lid 3 genoemde ouderenregeling. De beslissing van de Vaste Commissie voor Sociale Aangelegenheden van 26 maart 2016 miskent dat de bedoeling van de partijen bij de CAO naar objectieve maatstaven volgt uit de CAO-bepalingen in die zin dat de CAO enkel de mogelijkheid biedt om met instemming van de ondernemingsraad op grond van artikel 29 lid 3 van de CAO de ‘toelagen’, en niet de ‘toeslagen’, te middelen. Dit klemt temeer nu ook in hetzelfde artikel 29 onder lid 1 van de CAO expliciet een onderscheid wordt gemaakt tussen ‘toelagen’ en ‘toeslagen’, terwijl lid 3 van dit artikel zich nu juist beperkt tot ‘toelagen’. De onder artikel 20 lid 3 verwoorde ouderenregeling zou bij het door Connexxion voorgestane toepassingsbereik van artikel 29 lid 3 CAO zinledig zijn. Dat lijkt, zonder nadere onderbouwing, niet aannemelijk de bedoeling te zijn geweest van de contractspartijen. Bovendien is voor [eiser] , als individuele werknemer, die niet bij de totstandkoming van de (CAO) overeenkomst betrokken is geweest een bedoeling, zoals door Connexxion bepleit, niet kenbaar geweest noch behoefde [eiser] dit gelet op de tekst van de CAO en de toelichting te verwachten. Het standpunt van [eiser] , dat Connexxion in zijn geval ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 29 lid 3 van de CAO, treft dan ook doel.
4.7.
Het beroep van Connexxion op het vonnis van de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland van 22 maart 2017, zaaknummer/rolnummer 5439872/MC EXPL 16-11604, overgelegd als productie 3 bij conclusie van dupliek maakt dat niet anders. Voor zover uit bedoelde uitspraak al zou kunnen worden afgeleid dat Connexxion bevoegd is om over de ‘toeslag’ als bedoeld in artikel 20 lid 3 CAO een afspraak te maken met de ondernemingsraad om deze te middelen deelt de kantonrechter dit oordeel gelet op het hiervoor overwogene niet.
4.8.
Dit betekent dat uitvoering dient te worden gegeven aan artikel 20 lid 3 van de CAO. De kwestie die partijen vervolgens verdeeld houdt heeft betrekking op de uitvoering en uitleg van het bepaalde in artikel 20 lid 3 van de CAO, zoals nader uitgewerkt in de onderdelen a), b) c) en d). Daarbij stelt [eiser] zich op het standpunt dat de ‘toeslag’ voor het verrichten van onregelmatige en gebroken diensten op grond van het bepaalde in artikel 20, lid 3 onder b dient te worden berekend op basis van de gemiddelde ‘toeslag’ van het eigen dienstenpakket, en niet, zoals door Connexxion kennelijk beoogd, op grond van artikel 20 lid 3 onder a dient te worden berekend op basis van de gemiddelde ‘toeslag’ van het totale dienstenpakket. [eiser] was werkzaam binnen de standplaats [plaatsnaam] op het rooster 1 (het grote rooster) waar 50-min en 50-plus chauffeurs werkzaam zijn. Nu [eiser] onder de ouderenregeling van de CAO valt bepaalt artikel 20 lid 3 van de CAO op welke wijze, afhankelijk van de situatie de toeslag voor de gemiddelde OTGD dient te worden berekend. Daarbij is van belang of het werkpakket van [eiser] wel of geen afspiegeling is van het werkpakket van de 50 min chauffeurs. Het resultaat van toepassing van artikel 20 lid 3 onder a is volgens Connexxion (nagenoeg) gelijk aan de door Connexxion toegepaste middeling na instemming van de ondernemingsraad op grond van artikel 29 lid 3 CAO, zodat ook op deze grond de vordering van [eiser] dient te worden afgewezen.
4.9.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [eiser] meent dat van afspiegeling niet kan worden gesproken omdat het werkpakket van de 50-minner over vijf verschillende roosters en rouleringen voor de vestiging [plaatsnaam] is verdeeld. Nu [eiser] uitsluitend werkzaam was in het grote rooster met overigens ook 50-minners dient de ‘toeslag’ berekend te worden naar het gemiddelde van het (eigen) dienstenpakket, derhalve het grote rooster, aldus [eiser] . Connexxion volstaat slechts met de opmerking dat wel sprake is van afspiegeling vanwege het enkele feit dat [eiser] werkzaam was in de grote roulering samen met andere 50-plus en 50-min chauffeurs. De kantonrechter is van oordeel dat het standpunt van [eiser] meer voor de hand ligt dan het standpunt van Connexxion, omdat het standpunt van Connexxion ertoe leidt dat volstrekt onduidelijk blijft wanneer de situatie van artikel 20 lid 3 onder b zich dan zou kunnen voordoen. Connexxion heeft aldus onvoldoende inzicht verschaft in de wijze waarop zij tot het standpunt heeft kunnen komen dat in het onderhavig geval sprake is van afspiegeling in de zin van artikel 20 lid 3 onder a van de CAO. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat Connexxion op basis van artikel 20 lid 3 onder b de OTGD dient te berekenen en uit te betalen.
4.10.
[eiser] heeft een berekening overgelegd van de gemiddelde ‘toeslag’ OTGD die aan hem had moeten worden uitgekeerd. Te weten € 331,45 per maand aan onregelmatige diensten en € 51,25 per maand aan gebroken diensten. Volgens de door [eiser] overgelegde salarisstroken is door Connexxion een bedrag van € 248,41 en € 49,63 voldaan. [eiser] vordert vanaf het moment van invoering van de nieuwe regeling per 1 januari 2014 tot aan zijn pensioen het verschil over 17 maanden berekend op totaal € 1.439,22 bruto. Connexxion heeft weliswaar in algemene zin de berekening van [eiser] bestreden, maar geenszins concreet onderbouwd wat er mis is aan de berekening van [eiser] . Dit heeft tot gevolg dat de gevorderde hoofdsom, als onvoldoende weersproken, zal worden toegewezen.
4.11.
De overige door partijen opgeworpen standpunten behoeven thans geen verdere bespreking.
4.12.
De gevorderde wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten zullen eveneens, als onweersproken, worden toegewezen.
4.13.
Connexxion zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat Connexxion de toegepaste middeling van de onregelmatigheidstoe
slag en gebroken dienstentoe
slag in strijd met de CAO heeft gedaan;
veroordeelt Connexxion om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.158,83 bruto (loon € 1.439,22 en wettelijke verhoging € 719,61) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2015 tot de voldoening;
veroordeelt Connexxion tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 626,10, waarin begrepen € 300,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2017.