In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 november 2017 uitspraak gedaan over de toepassing van de kostendelersnorm in de Toeslagenwet. Eiseres, die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt en mantelzorg verleent aan haar ouders, heeft bezwaar gemaakt tegen de verlaging van haar toeslag. De rechtbank oordeelt dat de invoering van de kostendelersnorm geen schending van het eigendomsrecht oplevert, ook niet in het geval van mantelzorgers. De rechtbank stelt vast dat de kostendelersnorm, die op 1 juli 2016 is ingevoerd, van toepassing is op eiseres omdat zij in hetzelfde huis woont als haar ouders. De rechtbank overweegt dat de wetgever een ruime beoordelingsmarge heeft en dat de verlaging van de toeslag niet in strijd is met het proportionaliteitsvereiste van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Eiseres betoogt dat de verlaging van haar toeslag in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat de kostendelersnorm niet is ingevoerd in de AOW. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en concludeert dat er geen ongerechtvaardigd onderscheid is tussen de Toeslagenwet en de AOW. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.